Parketnummers : 05/900082-10 en 05/702992-10 (ttz.gev.)
Data zittingen : 27 april 2010, 20 juli 2010, 12 oktober 2010, 4 januari 2011 en
: 11 januari 2011
Datum uitspraak : 25 januari 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : 19 april 1967 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, HvB Demersluis, H.J.E. Wenckebachweg 48
Amsterdam.
Raadsvrouw : mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen
Officier van justitie : mr. A. Zuil
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/900082-10:
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te Bennekom, gemeente Ede, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] een of meerdere malen met een
mes, althans met een scherp voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken
en/of gesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te Bennekom, gemeente Ede, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes, althans met een scherp voorwerp, in
het lichaam hebben/heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand
december 2009 tot en met 20 januari 2010 te Wageningen en/of te Bergen en/of
te Barneveld en/of te Nijmegen en/of (elders) in Nederland,
- [moeder van verdachte] (moeder van verdachte)
- [advocaat van moeder verdachte] (advocaat van [moeder van verdachte])
- [werknemer bij moeder verdachte] (in dienstbetrekking werkzaam bij [moeder van verdachte]),
(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte (telkens) opzettelijk
- die [moeder verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom naar je toe en kom
je strot doorsnijden", en/of -om zijn woorden kracht bij te zetten- meerdere
sms-berichtjes van/met een dreigende/intimiderende en/of beledigende aard
en/of strekking heeft gestuurd naar die [moeder verdachte] (en/of haar familie)en/of
- [receptionist advocatenkantoor] (receptioniste op kantoor [advocatenkantoor])
dreigend de woorden heeft toegevoegd (bestemd voor en ter kennis gekomen van
die [advocaat moeder verdachte]): "wilt U doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten"?
en/of "zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten" en/of
- die [werknemer moeder verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom jou met een
aantal mensen verbouwen",
althans voornoemd(e) perso(o)n(en) (telkens) woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking heeft toegevoegd;
3.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 31 december
2009 tot en met 8 januari 2010 te Wageningen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- een ruit van een woning aan de [adres] (31 december
2009) en/of
- een of meer ruiten van een woning aan de [adres] en/of
een of meer ruiten van een auto met kenteken [x] (8 januari 2010),
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [moeder verdachte], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt,
- door toen (31 december 2009) aldaar een steen, althans enig voorwerp, door
die ruit te gooien en/of
- door toen (8 januari 2010) aldaar die ruiten met een moker, althans met
enig voorwerp, kapot te slaan, althans die ruiten (met enig voorwerp) te
forceren;
4.
hij in of omstreeks de periode van de maand oktober 2009 tot en met 20 januari
2010 te Wageningen, Bergen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van [moeder van verdachte] (moeder van verdachte), in elk geval van een ander, met het
oogmerk die [moeder verdachte], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door (telkens) personen uit de
familie-/kennissenkring van die [moeder verdachte] te benaderen om hem, verdachte, in
contact te brengen met die [moeder verdachte] (welke benaderingen die [moeder verdachte] -telkens- ter
kennis zijn gekomen) en/of door (telkens) die [moeder verdachte] te bellen en/of
sms-berichtjes naar die [moeder verdachte] te sturen en/of zich tijdens/in die gesprekken
en/of sms-berichtjes beledigend en/of bedreigend en/of intimiderend te uiten
en/of door (telkens) vernielingen te plegen,
onder meer hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- een aantal personen, onder wie [slachtoffer], [echtgenoot slachtoffer], [broer verdachte],[notaris moeder verdachte], [vriend familie], [betrokkene2] en/of [vriend moeder verdachte], hebben/heeft benaderd
- meerdere sms-berichtjes naar die [moeder verdachte] hebben/heeft gestuurd, waaronder
sms-berichtjes met de volgende inhoud/strekking:
# "ik hoorde dat je ruiten van de week zijn ingegooid. Is [X.] zo boos?xxx
(1 januari 2010)
# "Zouden jullie wat harder willen praten? Onze richtmicrofoons doen het
niet zo goed" (1 januari 2010)
# "Geile stem, eerlijk is eerlijk" (1 januari 2010)
# "Waar zit U toch? Steentje dan maar bij Ome [echtgenoot slachtoffer]"? (2 januari 2010)
# "Belachelijk zoals je doet, ik hoop dat je trots bent op je zelf, [naam verdachte]
(3 januari 2010)
# "[echtgenoot slachtoffer] met zijn dikke pik krijgt bezoek. Groetjes uit Amsterdam"
(3 januari 2010)
# "[echtgenoot slachtoffer] is een flikker, hij heeft nieuwe vijanden..." (3 januari 2010)
# "Heb je weer visite? Bekend gezicht! Gabbertjes" (3 januari 2010)
# "Ha..haha wat ben je toch een stom wijf! Zullen Ede even inlichten...
gabbertjes" (7 januari 2010)
# "Hoerige stem. Tot vanavond" (7 januari 2010)
# "Heb je [X.] nog gepijpt toen [X.] in het ziekenhuis lag"?
(7 januari 2010),
- die [moeder verdachte] aanhoudend hebben/heeft gebeld, onder meer op 7 en/of
8 januari 2010,
- die [moeder verdachte] op 27 dec 2009 verbaal/telefonisch hebben/heeft bedreigd ("ik kom
naar je toe en kom je strot doorsnijden"),
- een steen/voorwerp door een ruit van de woning (aan de [adres]) van
die [moeder verdachte] hebben/heeft gegooid op 31 december 2009,
- meerdere ruiten van de woning ([adres]) en/of een aantal ruiten van
een auto van die [moeder verdachte] met een moker/voorwerp kapot hebben/heeft geslagen op
8 januari 2010;
Ten aanzien van parketnummer 05/702992-10:
hij op of omstreeks 17 juni 2010, in het arrondissement Amsterdam en/of in
het Arrondissement Utrecht, althans in Nederland (snelweg A10, route
Amsterdam-Utrecht) [aangever1], [aangever2] en/of [aange[aangever3] (-allen- werkzaam
bij Dienst Vervoer en Ondersteuning) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat
verdachte opzettelijk dreigend -gezeten, samen met die [aangever1], die [aangever2]
en/of die [aangever3], in een (rijdende) auto (Mercedes Viano)- met kracht een ruit
van die auto kapot/eruit heeft getrapt en/of zijn, verdachtes,
veiligheidsgordel kapot heeft getrokken en/of zich op die [aangever1] heeft
geworpen, althans (daarbij) op die [aangever1] is beland, en/of (vervolgens) heeft
gegraaid naar het dienstwapen van die [aangever1] (die zich in een benarde positie
bevond) en/of heeft getracht dat dienstwapen te pakken en/of (daarbij) een of
meerdere malen dreigend de woorden heeft geroepen/gezegd: "Ik pak je wapen"
en/of "ik wil het wapen hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 11 januari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte (in tegenstelling tot eerdere zittingen) niet verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen, die namens hem het woord ter verdediging heeft gevoerd.
Ter terechtzitting van 12 oktober 2010 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A. Zuil.
De raadsvrouw van verdachte heeft namens hem het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/900082-10:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende dat niet ter discussie heeft gestaan, vastge-steld.
1. Op 20 januari 2010 wordt [slachtoffer],
geboren 17 november 1937, in de woning gelegen aan de [adres], gemeente Ede, in de woonkamer, nabij de ingang naar de keuken, op haar rug liggend, levenloos aangetroffen door [echtgenoot slachtoffer], haar echtgenoot.
2. Haar lichaam vertoonde (merendeels) bij leven toegebrachte verwondingen, te weten een zwelling aan de linkerzijde van het gezicht, een gebroken jukbeen, een kneuzing op het achterhoofd (mogelijk door een val op de grond), een breuk van het strottenhoofd-hoorntje, én 12 à 13 scherprandige wonden die veroorzaakt zijn door een éénsnijdig voorwerp, in de hals, de rug met een doorsteek naar de linkerlong, borst met perforatie naar de linkerlong, hartzakje, hartkamer en linkerbuikwand.
3. De doodsoorzaak is bloedverlies en belemmering van de hartfunctie door meervoudig steekletsel.
4. Sporenonderzoek in en rondom de woning heeft uitgewezen dat het lichaam van het slachtoffer niet is verplaatst; zij is verwond en overleden op de plaats waar ze gevonden is. In de woning zijn geen sporen van braak aangetroffen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie komt op basis van een aantal elementen, te weten de bevindingen op de plaats delict, de resultaten van het DNA- onderzoek naar ter plaatse aangetroffen sporen, een betoog dat verdachte redenen had om het slachtoffer te bezoeken en daartoe tijd en gelegenheid heeft gehad, de stelling dat verdachte leugenachtige verklaringen heeft afgelegd over zijn aanwezigheid ter plaatse, over zijn telefoon en over de door hem gedragen kleding en ten slotte de stelling dat verdachte zwijgt over de vraag waar de door hem gedragen kleding is gebleven, terwijl hij daarover dient te verklaren, tot het oordeel dat verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht, gezien de uiterlijke verschijningsvorm van de verwondingen.
Namens verdachte is betoogd dat bewijs ontbreekt dat verdachte de dader was; hij had ook geen motief. Voorts wordt betoogd dat het onderzoek niet volledig is geweest. Andere scenario’s zouden niet uitputtend zijn onderzocht.
De door de rechtbank vastgestelde feiten houden in dat [slachtoffer] op 20 januari 2010 in haar eigen woning gestorven is door een niet-natuurlijke doodsoorzaak: zij is op 20 januari 2010 in die woning om het leven gebracht door een ander, die haar dodelijk verwond heeft met een scherprandig voorwerp. Dit is opzettelijk gebeurd, gezien de aard en de hoeveelheid verwondingen.
De rechtbank dient twee vragen te beantwoorden. Heeft verdachte [slachtoffer] om het leven gebracht en zo ja, heeft hij dit met voorbedachte raad gedaan?
1. Tijdstip overlijden slachtoffer
De patholoog-anatoom heeft vastgesteld dat het slachtoffer rond 15.45 uur is overleden met een 95 % marge van 13.00 tot 18.00 uur.
De echtgenoot van het slachtoffer, [echtgenoot slachtoffer], heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 zijn woning samen met de getuige [getuige1] omstreeks 15.00 uur heeft verlaten; het slachtoffer bleef alleen in de woning achter. [getuige1] heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 rond 15.05 uur met zijn auto, een blauwe Jaguar naar de woning van [echtgenoot slachtoffer] is gegaan. Nadat hij even binnen was geweest en met het slachtoffer had gepraat, is hij samen met [echtgenoot slachtoffer] in diens auto vertrokken.
[dochter slachtoffer] - een dochter van [echtgenoot slachtoffer] en het slachtoffer - heeft verklaard dat zij op 20 januari 2010 omstreeks 16.30-16.45 uur met een bos tulpen bij de woning van haar ouders is gearriveerd. De achterdeur was dicht en op haar aanbellen werd niet opengedaan. Uit de omstandigheid dat het lampje in de woonkamer dat beweging registreert gewoon groen bleef, leidde zij af dat haar moeder niet thuis was.
En ten slotte heeft [getuige2] verklaard dat hij op 20 januari 2010 omstreeks 15.30 uur het slachtoffer heeft zien lopen voor haar woning.
Op grond van een en ander stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer rond 15.45 uur is overleden, met een marge van 15.30 tot 16.30 uur.
3. Biologisch contactspoor
Van de bemonstering (AABJ4503NL#3) van materiaal van de trui van het slachtoffer rondom de steekverwonding E is een autosomaal DNA mengprofiel verkregen met daarin autosomale DNA kenmerken van minimaal 2 personen waarvan minimaal één een man is. Het hoofdprofiel kan van het slachtoffer zijn ; de additionele autosomale DNA kenmerken kunnen van verdachte zijn. Er kunnen geen statistische berekeningen worden gemaakt, dat wil zeggen dat niet gezegd kan worden hoe groot de kans is dat het materiaal afkomstig is van een ander dan verdachte. De match tussen de additionele autosomale DNA kenmerken van de bemonstering en het autosomale DNA profiel van verdachte vindt bevestiging in een Y-chromosomaal DNA mengprofiel dat van de bemonstering is verkregen, omdat dit overeenkomt met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte. Er kan echter niet worden uitgesloten dat het in de bemonstering gevonden Y-chromosomale DNA mengprofiel van [broer verdachte] is. De getuige-deskundige van het NFI heeft daarover bij de rechter-commissaris verklaard dat het gevonden Y-chromosomale DNA profiel, gelet op de overeenkomstige allelen, sterker naar verdachte wijst (conclusie C) dan naa[broer verdachte] (conclusie D). Bij verdachte zijn alle kenmerken op één na reproduceerbaar in het DNA-spoor terug te zien.
De rechtbank oordeelt dat het verkregen spoor een daderspoor kan zijn gezien de plek waar bemonsterd is, en dat verdachte de donor van dit spoor kan zijn.
5. Verblijfplaats verdachte op 20 januari 2010 tussen 14.42 uur en 00.15 uur.
Op beelden van camera’s opgesteld bij de shop en de uitrit van het Shellstation aan de A2 te Breukelen van 20 januari 2010 is te zien dat verdachte om 14.36 uur de shop inging en deze om 14.39 uur verliet en dat om 14.42 uur de auto waarin verdachte die middag reed , een Peugeot 407 met kenteken [x], de autobaan opdraait. Vanaf dit Shellstation naar de [adres] rijdend volgens de route die verdachte heeft geschetst te hebben gereden duurt 59 minuten.
Historische printgegevens van de telefoon van verdachte met nummer [x] houden in dat de laatste zendmast waarmee de telefoon van verdachte en het voornoemde 06-nummer contact hebben gehad, gelegen is aan de [adres], ongeveer 3 km van de [adres] en dat er daarna niet meer met en naar deze telefoon en het nummer [x] gebeld is.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 met zijn auto op de [adres] heeft gereden. Dit evenwel pas nadat hij geconfronteerd was met de historische printgegevens van zijn telefoon. Eerder had hij verklaard dat hij die middag in Amsterdam was geweest. Over het tijdstip dat hij op de [adres] reed heeft hij verklaard dat hij om 12.35 uur met de auto van zijn vrouw van huis in [woonplaats] is vertrokken en rond 14.00-14.30 uur in Ede was gearriveerd, waarna het ongeveer 5 a 10 minuten heeft geduurd voordat hij op de [adres] arriveerde. Geconfronteerd met het feit dat hij om 13.24 uur vanaf zijn vaste huisaansluiting 12 minuten en 34 seconden getelefoneerd heeft met het slachtoffer , verklaart verdachte dat hij dus een uur later moet zijn vertrokken. Eenmaal bekend met het dossier -waaronder bovenstaande camerabeelden - verklaart verdachte dat hij rond 15.36/15.42 uur op de [adres] gereden moet hebben.
Op een en ander doorgevraagd te zijn, verklaart verdachte tijdens verschillende verhoren dat hij rond vijven naar Amsterdam is gereden en daar tot negen uur is gebleven. Hij heeft mensen ontmoet, is in een andere auto overgestapt, en hij heeft gegeten. Bij wie hij was en waar hij heeft gegeten wil hij niet zeggen en gegevens over de auto, anders dan dat het een auto van een Duits merk is, wil hij niet verschaffen. Het gaat om mensen met criminele antecedenten; het leven van zijn gezin en hemzelf zou in gevaar komen als hij nadere gegevens prijsgeeft.
Voorts verklaart verdachte voor het eerst in een van de laatste verhoren - het 19e - dat hij rond half vier bij iemand in Ede kort op bezoek is geweest; wie dat was wil hij niet zeggen, het gaat ook hier om een persoon met antecedenten.
Tevens verklaart verdachte dat hij na zijn bezoek aan Amsterdam naar Hoorn is gereden, naar de McDonald's aldaar om wat te eten, en vervolgens naar huis in [woonplaats]. Op 21 januari 2010 werd hij om 00.15 uur door een OT-team gezien toen hij bij zijn huis arriveerde.
Op beelden van de camera’s geplaatst bij de McDonald's te Hoorn van 20 januari 2010 om 21.45 uur tot 21 januari 2010 om 00.30 uur zijn verdachte en/of de Peugeot 407, kenteken [x], evenwel niet te zien.
6. Verdachte in de woning [adres] op 20 januari 2010?
Verklaringen van verdachte , zijn moeder en getuigen houden – samengevat - in dat verdachte meende dat hij recht had op een deel van het vermogen van zijn familie en dat hij in 2009 op dwangmatige wijze heeft geprobeerd dat te bewerkstelligen en voorts dat hij in januari 2010 in acute geldnood verkeerde: verdachte had geen geld meer op de bank, hij en zijn vrouw hadden geen vaste inkomsten, de maandelijkse financiële ondersteuning in 2009 door zijn moeder was per 31-12-1009 ten einde gekomen en hij diende die maand de borg te betalen ter zekerheidstelling van de aankoop van een woning te Ede voor 2,5 miljoen euro.
Op 19 en 20 januari 2010 telefoneert verdachte langdurig met het slachtoffer over zijn problemen, zijn geldnood en zijn behoefte dat door bemiddeling van haar het contact tussen zijn moeder en hem hersteld zou worden.
Op 20 januari 2010 belt het slachtoffer om 12.04 uur met verdachte - dat had zij op 19 januari 2010 beloofd - en om 13.24 uur belt verdachte met haar, een “wanhoopsdaad” volgens verdachte. Tijdens deze telefoongesprekken komen onder meer aan bod: het afgeven van papieren aan het slachtoffer, iets wat wordt afgeraden door het slachtoffer, dit kan ook per post en verdachte bespaart zich zo een dure autorit, en dat een betaling van 500 euro aan verdachte even ‘genoeg” was; dat hij daarmee “geholpen” zou zijn.
Verdachte rijdt toch naar de [adres]. Naar eigen zeggen passeert hij deze weg om op de [adres] te komen, waaraan het huis van zijn moeder ligt omdat hij de schade ten gevolge van de op 8 januari 2010 ingeslagen ruiten wilde bekijken. Wat daarvan zij, in het licht van bovenstaande nood van verdachte en zijn dwangmatige optreden in 2009 acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte de woning van het slachtoffer is gepasseerd zonder nogmaals bij haar te proberen aan geld te komen.
Dat verdachte zeer waarschijnlijk een bezoek aan het slachtoffer heeft gebracht op 20 januari 2010 rond 15.42 uur vindt steun in het navolgende, dat kan uitwijzen dat het slachtoffer geen vreemde heeft binnengelaten.
Onderzoek in en rondom de woning heeft geen sporen van braak opgeleverd ; ook zijn geen waardevolle spullen verdwenen.
Getuigen [echtgenoot slachtoffer] , [dochter slachtoffer] , [broer verdachte] en [getuige3] verklaren allen dat het slachtoffer nooit de deur open zou doen voor iemand die ze niet kende, een vreemde dus.
Op de plaats delict is op een bijzettafeltje naast de bank een omgevallen koffiekopje aangetroffen waar koffie in heeft gezeten, immers er zaten koffieplekken op de zijkant van de linkerleuning van de bank en er is koffie op het tapijt gestroomd. Tevens stond er in de keuken een schone koffiemok klaar onder het nespressoautomaat en op het aanrecht lag een volle nespressocapsule klaar.
Getuige [dochter slachtoffer] heeft verklaard dat het slachtoffer altijd in de linker rode stoel zat en nimmer op de bank; daar liet zij het bezoek plaatsnemen.
Een en ander wijst uit dat het slachtoffer voorafgaande aan de aanval op haar een bekende heeft binnengelaten en van koffie heeft voorzien, waarna het de bedoeling was dat zij ook voor zichzelf nog een kopje nespresso zou gaan maken. Verdachte is een bekende van het slachtoffer.
Op grond van het bovenstaande onder 5 en 6 stelt de rechtbank vast dat verdachte op 20 januari 2010 rond 15.35 uur over de [adres] reed en dat verdachte zowel plaats als tijdstip aanvankelijk heeft verbloemd om - zo zonder meer - kennelijk geen andere reden dan dat hij toen en daar niet gelokaliseerd wilde worden. Tevens stelt de rechtbank vast dat verdachte geen sluitende, kloppende verklaring heeft gegeven, die na te trekken valt, over waar hij was en wat hij gedaan heeft tussen 20 januari 2010, 14.42 uur (vertrek Shellstation) en 21 januari 2010, 00.15 uur (tijdstip aankomst verdachte bij zijn woning in [woonplaats]). Een en ander kan hem aangerekend worden. Dit gezien zijn vaststaande aanwezigheid op de [adres] rond het tijdstip van overlijden, gezien het aangetroffen biologische contactspoor (vaststelling onder punt 4) en gezien de omstandigheid dat het waarschijnlijk is dat hij niet de woning is voorbijgereden maar bij het slachtoffer op visite is gegaan.
8. De kleding die verdachte droeg
Verdachte heeft meerdere malen verklaard dat hij op 20 januari 2010 een zwarte joggingbroek met een wit T-shirt en daaroverheen een beige fleecejas droeg en aan zijn voeten witte Nike hardloopschoenen met blauwe strepen.
Op de camerabeelden van het Shellstation aan de A2 te Breukelen is evenwel te zien dat verdachte op 20 januari 2010 een halflange zwarte jas droeg, een nette, zwarte broek en nette, zwarte schoenen. Eerst nadat verdachte daarmee wordt geconfronteerd, erkent hij dat hij wellicht andere kleding droeg.
De jas, de schoenen en de broek zijn niet teruggevonden.
Verdachte verklaart wisselend over waar - met name - de jas is en laatstelijk dat de jas met daarin de telefoon in Amsterdam is achtergebleven in de auto met het Duitse merk en dat deze auto met jas zich in Marokko bevindt. Over bij wie en waar wil verdachte niet verklaren; hij vreest voor het leven van zijn gezin en hemzelf; het betreffen personen met antecedenten.
De rechtbank oordeelt dat verdachte had moeten verklaren waar de jas (en overige kleding) te vinden is. Dit gezien de vaststellingen hiervoor onder 7. Nu rest geen andere conclusie dan dat verdachte bevreesd is voor forensisch onderzoek naar sporen die op de jas (en overige kleding) kunnen worden aangetroffen en die verdachte in verband brengen met het overlijden van het slachtoffer en de manier waarop.
10. De mobiele telefoon van verdachte met het nummer [x]
De mobiele telefoon met het nummer [x] is niet teruggevonden, noch bij verdachte noch in zijn huis te [woonplaats].
Verdachte heeft over de plaats waar zijn telefoon kon zijn wisselend verklaard: de telefoon is in Amsterdam , in de jaszak van zijn kostuumjasje , in zijn jas die in Amsterdam is achtergebleven en het niet te weten.
Op grond van het bovenstaande onder 8 en 10 in het licht bezien van het vermelde onder 3 en 5 oordeelt de rechtbank dat verdachte belang had bij het laten verdwijnen van zijn telefoon. Onderzoek kon immers uitwijzen - en dat is ook gebeurd - dat verdachte op 20 januari 2010 in Ede was en voordien telefonisch contact had met het slachtoffer, zaken die verdachte wilde verbloemen gezien zijn eerste verklaringen dat hij niet in Bennekom/Ede is geweest die dag maar in Amsterdam. Daarna ophelderen waar de telefoon is, kan kennelijk niet want houdt in verifieerbaar verklaren waar de jas (en overige kleding) is gebleven, en dat wil verdachte kennelijk niet.
12. Alternatieve scenario’s
De verdediging heeft naar voren gebracht dat geen volledig onderzoek is gedaan naar mogelijke andere daders. De rechtbank oordeelt anders. De argumenten aangedragen door de verdediging over mogelijk andere daders overtuigen niet. In het bijzonder wordt het alibi van [broer verdachte] van belang geacht en dat van zijn lijfwacht. Van[broer verdachte] omdat hij een niet uit te sluiten donor is van het gevonden biologische contactspoor en omdat verdachte specifiek naar hem verwijst en dat van zijn lijfwacht omdat het laatste ook voor hem opgaat. Over deze scenario’s wordt het volgende overwogen.
De politie heeft, naast het scenario dat verdachte schuldig is aan het overlijden van [slachtoffer], ook andere scenario's onderzocht. In scenario 8 wordt de mogelijkheid van strafbare betrokkenheid van verdachtes broer, [broer verdachte], tegen het licht gehouden.
In zijn 8e verhoor op 3 februari 2010 heeft verdachte verklaard dat hij in de donkere BMW, waarover getuige [getuige4] heeft verklaard, de auto van [broer verdachte] herkent en dat de bijbehorende man [broer verdachte] lijfwacht zou kunnen zijn. Hij heeft deze BMW echter nooit gezien. In het 19e verhoor op 24 juni 2010 heeft verdachte verklaard dat hij op 20 januari 2010, toen hij over de [adres] voor de woning van de familie [familienaam] reed, zijn broer (broer verdachte) uit de woning heeft zien komen, tezamen met man met een zwarte baard.
[broer verdachte] heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 van 13.00 uur tot 14.45 uur op kantoor is geweest in (vestigingsplaats). Daarna is in zijn zwarte BMW 530 hij naar huis gegaan voor het verjaardagsfeest van zijn dochter. Omstreeks 15.00 uur kwam er een clown voor het feest, die hij heeft geholpen met het uitladen. Om 16.30 uur heeft hij de clown weer geholpen met inladen van de spullen. Om 17.08 uur is hij terug gegaan naar kantoor en om 17.15 is hij naar een poffertjesrestaurant, De Oude Herberg in Oosterbeek, gegaan om poffertjes te halen voor het kinderfeest. De girale betaling van de poffertjes heeft plaatsgevonden om 17.20 uur. Om 17.39 uur was hij weer thuis. De clown stond toen op het punt te vertrekken. Deze tijden heeft hij afgeleid van de opnamen van de beveiligingscamera's. Hij heeft die dag op zijn computer thuis gewerkt en hij heeft alleen de telefoon met nummer [x] gebruikt.
De bewuste clown, getuige [getuige5], heeft verklaard dat zij op deze dag tussen 14.45 uur en 17.15 uur in de woning van [broer verdachte] was. Daar heeft zij af en toe de vader van het gezin gezien, die echter veelal aan het telefoneren was. Op het moment dat zij vertrok, kwam de vader met eten.
Vervolgens zijn de historische telefoongegevens van [broer verdachte] op 20 januari 2010 on-derzocht. Daarbij is vastgesteld dat met de bij [broer verdachte] in gebruik zijnde telefoon met nummer [x] op 20 januari 2010 is gebeld op de tijdstippen 15.16 uur, 15.33 uur, 15.38 uur, waarbij telkens de zendmast Utrechtseweg te Oosterbeek wordt aangestraald. Om 16.45 en om 18.44 uur wordt gebeld waarbij de zendmast Gen. Urquhartweg te Oosterbeek wordt aangestraald. Het kantoor en de woning van [broer verdachte] worden bestreken door respectievelijk de zendmasten aan de Utrechtseweg en Gen. Urquhartlaan in Oosterbeek.
Voorts is de computer van [broer verdachte] onderzocht. Daarin zijn aangetroffen opnames van de beveiligingscamera's, foto's van het kinderfeestje op 20 januari 2010 en e-mailverkeer. Op de camerabeelden is onder meer te zien dat om 14.46 uur de BMW van [broer verdachte] de oprit oprijdt. Om 14.52 uur arriveert de getuige [getuige5] en om 17.33 uur rijdt de BMW weer de oprit op. Van enkele tijdsintervallen die middag zijn geen beelden voorhanden, onder meer van de periode 16.09 uur tot en met 17.22 uur.
Er zijn in die bewuste middag twee tijdsblokken van enige substantiële duur waarin er geen aanknopingspunten zijn voor de verblijfplaats van [broer verdachte], te weten van 16.11 uur tot 16.45 uur (33 minuten) en van 16.45 uur tot 17.20 uur (34 minuten). In deze periodes is het echter niet reëel te veronderstellen dat [broer verdachte] van zijn kantoor in (vestigingsplaats) naar de woning van het slachtoffer zou kunnen rijden, het feit plegen, vervolgens naar het restaurant rijden, poffertjes bestellen, afwachten en betalen (om 17.20 uur). In het bijzonder wijst de rechtbank nog op de verklaring van getuige [dochter slachtoffer] die heeft verklaard dat zij op 20 januari 2010 tussen 16.30 uur en 16.45 bij de woning van haar ouders is gearriveerd en rond en in de woning niemand heeft opgemerkt. Haar bezoek bestrijkt beide voornoemde blokken.
(beveiliger familie verdachte], in dienst bij een particulier beveiligingsbureau, was sinds 18 januari 2010 werkzaam als beveiliger van [broer verdachte] en diens moeder [moeder verdachte]. Hij heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 van 12.00 uur en 14.30 uur in Nijmegen is geweest en van 14.30 uur tot 17.15 uur bij zijn schoonouders in [woonplaats]. Om ongeveer 17.35 uur was hij weer thuis in [woonplaats]. Zijn echtgenote heeft bevestigd dat [beveiliger familie verdachte] en zij op 20 januari 2010 's middags bij haar ouders in [woonplaats] waren, waar zij tussen 17.00 uur en 18.00 uur zijn vertrokken.
De conclusie is dat het scenario, dat [broer verdachte] de mogelijke dader is, niet aannemelijk en geloofwaardig is.
Omdat een roofoverval door een vreemde onwaarschijnlijk is en omdat vaststaat dat verdachte rond het tijdstip van het overlijden van [slachtoffer] op de [adres] reed en omdat het onaannemelijk is dat verdachte, gezien zijn behoefte aan geld en de reddingsboei waarvoor hij haar aanzag, haar huis zonder een bezoek is voorbijgereden en omdat het biologische contactspoor dat is aangetroffen bij een steekverwonding op het lichaam van het slachtoffer van verdachte afkomstig kan zijn (en [broer verdachte] een sluitend alibi heeft) en omdat verdachte verklaringen aflegt over waar zijn jas en telefoon zijn gebleven, die niet vallen na te trekken, dit na eerst “gelogen” te hebben over de kleding die hij die dag droeg, een en ander dus kennelijk om forensisch sporenonderzoek onmogelijk te maken en omdat verdachte aanvankelijk heeft willen verhullen ten eerste dat hij op 20 januari 2010 op de [adres] was en ten tweede dat dit rond 15.35 uur was en omdat verdachte geen sluitende verklaringen - die deels ook niet kloppen - geeft die kunnen worden geverifieerd waar hij was op 20 januari 2010 tussen 14.42 uur en 00.15 uur, komt de rechtbank - dit alles bij elkaar opgeteld en beschouwd in onderlinge samenhang- tot het oordeel dat het verdachte is die op 20 januari 2010 [slachtoffer], echtgenote [echtgenoot slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
1. Uiterlijke verschijningsvorm
Het slachtoffer had meerdere verwondingen en 12 à 13 steekletsels, op verschillende plaatsen in het lichaam, verspreid over de voorzijde en achterzijde. De verwondingen zijn (merendeels) bij leven toebracht op min of meer dezelfde plaats in de woonkamer. Er zijn immers geen sporen van een worsteling en verplaatsing gedurende de aanval en er is nauwelijks afweerletsel, namelijk alleen een verwonding aan de duim van het slachtoffer.
Er is geslagen: het gebroken jukbeen en wellicht de breuk van het strottenhoofdhoorntje en op enig moment is een scherprandig voorwerp gepakt, al in het bezit van verdachte of ergens gepakt. Het was niet mogelijk om de volgorde van de toegebrachte letsels vast te stellen.
Het slachtoffer was een 72-jarige vrouw.
2. Betekenis uiterlijke verschijningsvorm
Het is mogelijk dat verdachte - hij verklaart daar niet over want hij ontkent - in een allesbeheersende vlaag van emotie heeft gehandeld. Zulks neemt niet weg dat hij, zeker toen hij met het scherprandig voorwerp aan de gang ging en was waardoor een reeks aan verwondingen zijn ontstaan die tot de dood geleid hebben, tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden op wat hij aan het doen was en zich daar rekenschap van te geven (HR 27 juni 2000 LJN AA6308; HR 11 juni 2002 LJN AE1743).
De rechtbank is van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de aanval door verdachte op het slachtoffer voorbedachte raad in zich bergt.
Al de hiervoor opgesomde redengevende feiten en omstandigheden en al hetgeen hiervoor is overwogen, houdt in dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het bij parketnummer 05/900082-10 onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te Bennekom, gemeente Ede, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] een of meerdere malen met een
mes, althans met een scherp voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken
en/of gesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Ten aanzien van feit 2, 3 en 4 van parketnummer 05/900082-10:
Gelet op de samenhang tussen de bij parketnummer 05/900082-10 onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
Vrijspraak vernieling gepleegd op 31 december 2009
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde vernieling op 31 december 2010 heeft gepleegd. Afgezien van de aangifte van [moeder van verdachte] bevat het dossier geen aanvullende bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit kan blijken. De opmerking van verdachte ten overstaan van een arrestantenverzorger “ik heb alleen een ruitje ingegooid, belachelijk” is, mede gezien de omstandigheid dat verdachte ook vernieling van ruiten op 8 januari 2010 is tenlastegelegd, onvoldoende specifiek om als bewijs ten aanzien van dit feit te dienen. De rechtbank zal verdachte derhalve hiervan vrijspreken.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 2 en 4
Op 27 december 2009 is [moeder van verdachte] door verdachte gebeld op haar vaste telefoonaansluiting in [woonplaats] met nummer x. Verdachte heeft toen gebeld met zijn mobiele telefoon met nummer [x].
Op 8 januari 2010 is [receptionist advocaat moeder verdachte], de receptioniste van [advocaat van moeder verdachte], de advocaat van [moeder van verdachte], op het kantoor van [advocatenkantoor] te Nijmegen, gebeld door een persoon vanaf een telefoon met nummer [x], die in gebruik is bij verdachte. Deze persoon zei tegen de receptioniste: “met [verdachte], had ik u net ook aan de lijn? Wilt u iets doorgeven aan dhr. [advocaat moeder verdachte]. Wilt u doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten? Zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten.” De receptioniste heeft dit direct vastgelegd in een mail.
Ten aanzien van feit 3 en 4
Op 8 januari 2010 zijn tussen 18.00 uur en 21.15 uur meerdere ruiten van de woning van [moeder van verdachte], gelegen aan de [adres], alsmede ruiten van haar bij deze woning geparkeerd staande auto met kenteken [x], kapotgeslagen met een moker.
[moeder van verdachte], de moeder van verdachte, woonachtig in [woonplaats] , is in de periode van 22 september 2009 tot en met 18 januari 2010 84 keer gebeld door verdachte op haar mobiele telefoon en 67 keer op haar vaste telefoonaansluitingen. Verdachte belde haar meestal met zijn mobiele telefoon met nummer [x]. Verdachte heeft ook een aantal malen gebeld met zijn vaste telefoonaansluiting in [woonplaats] met nummer (x). [moeder van verdachte] is onder meer gebeld door verdachte op 7 en 8 januari 2010.
Vanaf oktober 2009 zijn er regelmatig sms-berichten naar [moeder van verdachte] gestuurd met de mobiele telefoon met nummer [x], in gebruik bij verdachte, waaronder sms-berichten met de volgende inhoud:
- “Ik hoorde dat je ruiten van de week zijn ingegooid. Is [X.] zo boos?xxx” (1 januari 2010);
- “Zouden jullie wat harder willen praten? Onze richtmicrofoons doen het niet zo goed” (1 januari 2010);
- “Geile stem, eerlijk is eerlijk” (1 januari 2010);
- “Waar zit u toch? Steentje dan maar bij Ome [echtgenoot slachtoffer]?” (2 januari 2010);
- “Belachelijk zoals je doet, ik hoop dat je trots bent op je zelf, [naam verdachte]” (3 januari 2010);
- “[echtgenoot slachtoffer] met zijn dikke pik krijgt bezoek. Groetjes uit Amsterdam” (3 januari 2010);
- “[echtgenoot slachtoffer] is een flikker, hij heeft nieuwe vijanden…” (3 januari 2010);
- “Heb je weer visite? Bekend gezicht! Gabbertjes” (3 januari 2010);
- “Ha..haha wat ben je toch een stom wijf! Zullen Ede even inlichten… gabbertjes” (7 ja-nuari 2010);
- “Hoerige stem. Tot vanavond” (7 januari 2010);
- “Heb je [X.] nog gepijpt toen [X.] in het ziekenhuis lag?” (7 januari 2010).
Verdachte is in december 2009 bij [slachtoffer] en [echtgenoot slachtoffer]. op bezoek geweest in hun woning te [woonplaats] en heeft hen verzocht om te bemiddelen tussen hem en zijn moeder, [moeder van verdachte]. Op 20 januari 2010 heeft verdachte gebeld met [slachtoffer]. Verdachte wilde dat [slachtoffer] een brief zou doorsturen naar zijn moeder in verband met het aanvragen van een uitkering, dan wel een brief van de notaris over de nalatenschap.
Vanaf eind september 2009 heeft [notaris moeder verdachte], de notaris van [moeder van verdachte], vele e-mailberichten van verdachte ontvangen. Zo heeft hij op 27 november 2009 een mail ontvangen met ideeën van verdachte om de vennootschap van [moeder van verdachte] over te nemen. Verdachte drong er bij [notaris moeder verdachte] op aan een afspraak te maken met [moeder van verdachte] om de verschillende overnames te bespreken. In december 2009 werden de mailberichten steeds dwingender. Verdachte verlangde dat [notaris moeder verdachte] een afspraak tussen hem en zijn moeder, [moeder van verdachte] arrangeerde. Ook heeft verdachte vele malen naar het kantoor van [notaris moeder verdachte] gebeld en op 15 januari 2010 is verdachte ook op zijn kantoor in (vestigingsplaats) geweest. [notaris moeder verdachte] heeft verdachte toen 50 euro gegeven.
Op 18 januari 2010 heeft verdachte een bezoek gebracht aan [vriend familie], een vriend van de familie [familienaam], bij diens woning te [woonplaats]. Verdachte vroeg aan [vriend familie] om te bemiddelen tussen hem en zijn moeder, [moeder van verdachte]. De volgende dag heeft verdachte [vriend familie] nog teruggebeld hierover.
Tussen 31 december 2009 en 18 januari 2010 heeft verdachte meerdere keren telefonisch contact opgenomen met (betrokkene1) op hun vaste telefoonaansluiting in hun woning te (woonplaats). Verdachte heeft zowel met zijn mobiele telefoon met nummer [x] als met zijn vaste telefoonaansluiting met nummer [x] in [woonplaats] gebeld. De eerste keer belde hij met het verzoek om te bemiddelen tussen hem en zijn moeder, [moeder van verdachte]. Een paar dagen later heeft verdachte weer gebeld om te vragen wat er was gebeurd. Daarna heeft verdachte nogmaals gebeld met de mededeling: “Met [naam verdachte] uit Amsterdam, vanavond laat ik door iemand bij jullie een steen door de ruit gooien. Het weekend bel ik terug”. Op maandag 18 januari 2010 heeft verdachte teruggebeld om zijn excuses aan te bieden.
[vriend moeder verdachte], een vriend van [moeder van verdachte], is op zijn vaste telefoonaansluiting thuis in (woonplaats) gebeld door verdachte met het verzoek of [vriend moeder verdachte] contact op wilde nemen met zijn moeder, [moeder van verdachte] om met haar te praten. Op 19 januari 2010 heeft verdachte nog tweemaal gebeld.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 2 tot en met 4 tenlastegelegde feiten gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten wegens – kort gezegd - gebrek aan bewijs.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Bedreiging [moeder van verdachte] (heeft tevens betrekking op feit 4)
Aangeefster [moeder van verdachte] heeft verklaard dat zij op 27 december 2009 omstreeks 10.00 uur werd gebeld door verdachte. Verdachte zei tegen haar: “ik kom nu naar je toe en kom je strot doorsnijden”. Na dit telefoontje heeft [moeder van verdachte] uit angst haar woning verlaten.
Diezelfde dag heeft [moeder van verdachte] om 10.07 uur ook een sms-bericht ontvangen van een telefoon met nummer [x], in gebruik bij [vrouw verdachte] , de vrouw van verdachte, met de tekst “[naam verdachte] is naar u toe, hij is woedend, maak dat u weg komt maar laat in godsnaam niet weten dat ik ge-sms’t heb”. Op 28 december 2009 heeft [moeder van verdachte] nog een sms-bericht van [vrouw verdachte] ontvangen met de tekst “beste [moeder verdachte], ze gaan u vermoorden. Ik wil hier niets mee te maken hebben, ik kies voor de kinderen. [vrouw verdachte]”.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 december 2009 met zijn moeder heeft gebeld en onaardige dingen heeft gezegd.
Gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 27 december 2009 zijn moeder, [moeder van verdachte], heeft bedreigd met de woorden “ik kom nu naar je toe en kom je strot doorsnijden”. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer. De stelling van verdachte dat hij wel eens zijn telefoon aan een ander (een kennis uit het criminele circuit) heeft gegeven met het verzoek zijn moeder en/of anderen te bellen om bij hen de nodige onrust te veroorzaken, maar dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van die gesprekken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor deze - op zichzelf onaannemelijke - handelwijze. Bovendien, indien deze stelling al waar is, dan nog moet verdachte verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van deze gesprekken nu hij in dat geval de beller heeft geïnstrueerd.
Bedreiging [advocaat van moeder verdachte]
Verdachte ontkent niet dat [advocaat van moeder verdachte] is bedreigd, maar heeft hieromtrent verklaard dat hij niet zelf heeft gebeld, maar dat hij iemand anders heeft gevraagd om [advocaat moeder verdachte] ‘te laten schrikken’ en dat het heel goed kan zijn dat zijn telefoon daarvoor gebruikt is. De rechtbank overweegt hieromtrent dat zij deze verklaring van verdachte geloofwaardig noch aannemelijk acht. Ver-dachte wil de naam van deze persoon niet noemen en het is ook alleen verdachte die heeft verklaard dat hij zijn telefoon wel eens ‘uitleent’ aan een ander of anderen. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat verdachte zelf heeft gebeld. De rechtbank verwerpt het verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [advocaat van moeder verdachte] heeft bedreigd met de woorden “wilt u doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten”? en “zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten”.
Bedreiging [werknemer bij moeder verdachte]
[werknemer bij moeder verdachte], de tuinman/klusjesman van [moeder van verdachte], en woonachtig te [woonplaats], heeft verklaard dat begin december 2009 toen hij bij [moeder van verdachte] was, verdachte daar aankwam. [werknemer moeder verdachte] heeft toen de deur van de bijkeuken op slot gedraaid en is naar verdachte toegelopen. Op vragen van verdachte zei [werknemer moeder verdachte] dat [moeder van verdachte] niet thuis was, omdat hij niet wilde dat verdachte binnenkwam, zoals was afgesproken. Half december werd [werknemer moeder verdachte] door verdachte gebeld. [werknemer moeder verdachte] hoorde direct dat het verdachte was. Verdachte zei dat hij de zaak niet moest flessen, door te zeggen dat zijn moeder niet thuis was toen hij daar kwam, terwijl zij wel thuis was. Hij zou [werknemer moeder verdachte] met een aantal mensen komen verbouwen. [werknemer moeder verdachte] voelde zich bedreigd door wat verdachte zei. Verdachte had hem die avond wel zes keer gebeld. Ze hebben toen de stekker uit het stopcontact getrokken.
Volgens de historische printgegevens is [werknemer bij moeder verdachte] in december 2009 en januari 2010 meerdere malen gebeld door een persoon met een telefoon met nummer [x], die in gebruik is bij verdachte.
Gelet hierop, alsmede de overige bewijsmiddelen die worden gehanteerd ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat ook de bedreiging van
[werknemer bij moeder verdachte] met de woorden “ik kom jou met een aantal mensen verbouwen” wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Ten aanzien van feit 3 (heeft tevens betrekking op feit 4)
[moeder van verdachte] heeft verklaard dat zij op 8 januari 2010 omstreeks 13.30 uur een telefoongesprek heeft gevoerd met verdachte. Dit gesprek was heel dwingend. Verdachte wilde een afspraak voor een gesprek. Verdachte had die dag een brief van de familieadvocaat gekregen om te stoppen met het lastigvallen van haar en de andere familieleden. Als hij dat niet deed, dan zou ze een kort geding tegen hem aanspannen. Het laatste dat verdachte in het telefoongesprek ook had gevraagd was of ze die procedure verder ging volgen. Toen [moeder van verdachte] hierop bevestigend had geantwoord, had hij de hoorn op de haak gegooid.
Als op 8 januari 2010, nadat de ruiten zijn ingeslagen, verbalisanten ter plaatse komen treffen zij in de hal van de woning een moker aan met daarop rode vegen, lijkend op bloedsporen. De mo-ker is daarop overgedragen aan de Technische Recherche , die het spoor hebben veiligge-steld. Nader onderzoek uitgevoerd door het NFI heeft een match opgeleverd met het dna-profiel van verdachte.
Rondom de woning van [moeder van verdachte] hangt een cameraregistratiesysteem. Verbalisanten hebben de beelden bekeken. Ze zagen dat er omstreeks 19.02 uur een grote zwarte stationcar voor het hekwerk van de oprit stopte. Er stapte een man aan bestuurderszijde uit, die op de bel naast het hekwerk van de oprit drukte. Vervolgens liep de man weer terug naar de auto. Op dat moment stapte er aan de passagierszijde een man uit, die iets uit de kofferbak pakte. Vervolgens klom de man over het hek. De man droeg iets in zijn rechterhand, lijkend op de aangetroffen moker. Na ongeveer 3 minuten liep de man via de rechterzijde van de woning weer terug richting de genoemde stationcar. De man stapte in en de auto reed weg.
Gelet op vorenstaande en hetgeen ten aanzien van dit feit onder de feiten is vastgesteld in onderling verband en samenhang bezien, waarbij met name het bloed op de moker, waarvan kan worden aangenomen dat het van verdachte afkomstig is, zwaar meeweegt, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander ruiten van de woning van [moeder van verdachte], alsmede van haar auto, heeft vernield door deze ruiten kapot te slaan met een moker. Het verweer van de verdediging dat de ruiten mogelijk op een ander tijdstip zijn ingeslagen en de moker daar door een ander is neergelegd acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
De rechtbank acht, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang bezien, het onder 4 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft op deze wijze wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn moeder, [moeder van verdachte], met het oogmerk om haar te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/900082-10 onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij, op tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand
december 2009 tot en met 20 januari 2010 te Wageningen en te Bergen en
te Barneveld en te Nijmegen en/of elders in Nederland,
- [moeder van verdachte] (moeder van verdachte)
- [advocaat van moeder verdachte] (advocaat van [moeder van verdachte])
- [werknemer bij moeder verdachte] (in dienstbetrekking werkzaam bij [moeder van verdachte]),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
- die [moeder verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom naar je toe en kom
je strot doorsnijdenen
- [receptionist advocatenkantoor] (receptioniste op kantoor [advocatenkantoor])
dreigend de woorden heeft toegevoegd (bestemd voor en ter kennis gekomen van
die [advocaat moeder verdachte]): "wilt U doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten"?
en/of "zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten" en
- die [werknemer moeder verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom jou met een
aantal mensen verbouwen",
3.
hij, op 8 januari 2010 te Wageningen tezamen en in vereniging met een
ander opzettelijk en wederrechtelijk
-ruiten van een woning aan de [adres] en ruiten van een auto met kenteken [x] (8 januari 2010),
Telkens geheel of ten dele toebehorende aan [moeder verdachte] heeft
- door toen (8 januari 2010) aldaar die ruiten met een moker kapot te slaan
4.
hij in de periode van de maand oktober 2009 tot en met 20 januari
2010 te Wageningen, Bergen en/of elders in Nederland,wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van [moeder van verdachte] (moeder van verdachte), met het
oogmerk die [moeder verdachte], te dwingen iets te doen vrees aan te jagen, door telkens personen uit de
familie-/kennissenkring van die [moeder verdachte] te benaderen om hem, verdachte, in
contact te brengen met die en door telkens die [moeder verdachte] te bellen en
sms-berichtjes naar die [moeder verdachte] te sturen en zich tijdens/in die gesprekken
en sms-berichtjes beledigend en bedreigend en intimiderend te uiten
en door vernielingen te plegen,
onder meer hierin bestaande dat verdachte - een aantal personen, onder wie [slachtoffer], [echtgenoot slachtoffer], [notaris moeder verdachte], [vriend familie], [betrokkene2] en [vriend moeder verdachte], heeft benaderd
- meerdere sms-berichtjes naar die [moeder verdachte] heeft gestuurd, waaronder
sms-berichtjes met de volgende inhoud/strekking:
# "ik hoorde dat je ruiten van de week zijn ingegooid. Is [X.] zo boos?xxx
(1 januari 2010)
# "Zouden jullie wat harder willen praten? Onze richtmicrofoons doen het
niet zo goed" (1 januari 2010)
# "Geile stem, eerlijk is eerlijk" (1 januari 2010)
# "Waar zit U toch? Steentje dan maar bij Ome [echtgenoot slachtoffer]"? (2 januari 2010)
# "Belachelijk zoals je doet, ik hoop dat je trots bent op je zelf, [naam verdachte]
(3 januari 2010)
# "[echtgenoot slachtoffer] met zijn dikke pik krijgt bezoek. Groetjes uit Amsterdam"
(3 januari 2010)
# "[echtgenoot slachtoffer] is een flikker, hij heeft nieuwe vijanden..." (3 januari 2010)
# "Heb je weer visite? Bekend gezicht! Gabbertjes" (3 januari 2010)
# "Ha..haha wat ben je toch een stom wijf! Zullen Ede even inlichten...
gabbertjes" (7 januari 2010)
# "Hoerige stem. Tot vanavond" (7 januari 2010)
# "Heb je [X.] nog gepijpt toen [X.] in het ziekenhuis lag"?
(7 januari 2010),
- die [moeder verdachte] aanhoudend heeft gebeld, onder meer op 7 en
8 januari 2010,
- die [moeder verdachte] op 27 dec 2009 verbaal/telefonisch heeft bedreigd ("ik kom
naar je toe en kom je strot doorsnijden"),
- meerdere ruiten van de woning ([adres]) en een aantal ruiten van
een auto van die [moeder verdachte] met een moker kapot heeft geslagen op
8 januari 2010;
Ten aanzien van parketnummer 05/702992-10:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 juni 2010 heeft verdachte, terwijl hij zich samen met [aangever1], [aangever2] en [aangever3], allen werkzaam bij Dienst Vervoer en Ondersteuning, bevond in een rijdende auto, te weten een Mercedes Viano, op de snelweg A10, route Amsterdam-Utrecht, een ruit van die auto eruit getrapt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Verdachte heeft bij de politie verklaard wel de ruit van de auto te hebben ingetrapt, maar niemand te hebben bedreigd of te hebben getracht een wapen te pakken. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Aangever [aangever1] heeft verklaard dat verdachte ongeveer 5 minuten na het vertrek de kleppen van de asbakken eraf trok. Toen [aangever1] zag dat verdachte niet ophield met zijn gedrag, heeft [aangever1] hem achterover getrokken. Toen het voertuig een bocht maakte trok verdachte zijn veiligheidsgordel kapot. Verdachte had zijn boeien tot aan zijn ellebogen opgestroopt, waardoor hij meer bewegingsvrijheid in zijn armen kreeg. Verdachte kon zich naar [aangever1] toedraaien. [aangever1] zag dat verdachte probeerde zijn wapen uit zijn holster te pakken en hij hoorde dat verdachte riep: “ik pak je wapen”. [aangever1] hoorde dat verdachte dit diverse malen riep.
Aangever [aangever2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte onderweg een asbak kapot maakte. Hij hoorde dat zijn collega naast hem trachtte verdachte te kalmeren. Verdachte reageerde steeds heftiger en trok zich door de autostoel heen. Daarna zag [aangever2] dat verdachte op zijn collega dook die naast hem zat. Dit gebeurde op het moment dat de in de bocht reden. Hij hoorde dat verdachte riep: “ik pak je wapen”.
Aangever [aangever3], de bestuurder van de auto, heeft verklaard dat verdachte kort na het verlaten van de P.I. over de Amstel stampij begon te maken. Terwijl hij probeerde de auto zo snel mogelijk op de vluchtstrook te zetten hoorde hij zijn collega roepen dat verdachte naar zijn dienstwapen aan het graaien was.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [aangever1], [aangever2] en [aangever3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht op de wijze zoals tenlastegelegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/702992-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 17 juni 2010, in Nederland (snelweg A10, route
Amsterdam-Utrecht) [aangever1], [aangever2] en [aangever3] (-allen- werkzaam
bij Dienst Vervoer en Ondersteuning) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, hierin bestaande dat
verdachte opzettelijk dreigend -gezeten, samen met die [aangever1], die [aangever2]
en/of die [aangever3], in een rijdende auto (Mercedes Viano)- met kracht een ruit
van die auto eruit heeft getrapt en zijn, verdachtes,
veiligheidsgordel kapot heeft getrokken en zich op die [aangever1] heeft
geworpen, en (vervolgens) heeft
gegraaid naar het dienstwapen van die [aangever1] (die zich in een benarde positie
bevond) en heeft getracht dat dienstwapen te pakken en (daarbij) een of
meerdere malen dreigend de woorden heeft geroepen/gezegd: "Ik pak je wapen"
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/900082-10:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Medeplegen van opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van parketnummer 05/702992-10:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verwezen wordt naar hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van de motivering van de sanctie.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Nu volgens de verdediging slechts de belaging (05/900082-10, feit 4) en de bedreiging (05/702922-10) bewezen kunnen worden, kan de eis van de officier van justitie niet worden gevolgd. Een gevangenisstraf van maximaal 2 maanden doet recht aan deze feiten. Mochten ook de feiten 2 en 3 bewezen worden verklaard, dan is een gevangenisstraf van maximaal 5 maanden op zijn plaats.
Subsidiair voert de verdediging aan - onder verwijzing naar diverse vonnissen in andere zaken –dat als verdachte ook wordt veroordeeld voor het onder 1 tenlastegelegde feit een gevangenis-straf van maximaal 10 jaar op zijn plaats is.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie, d.d. 30 november 2010, betreffende verdachte; en
• een rapportage Pro Justitia van het Pieter Baan Centrum d.d. 3 september 2001, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 20 januari 2010 op gruwelijke wijze zijn tante [slachtoffer] om het leven gebracht en zich aldus schuldig gemaakt aan moord. Het handelen van verdachte is de climax geweest van een reeks van incidenten waarmee verdachte zijn familieleden, in het bijzonder zijn moeder [moeder verdachte], heeft geterroriseerd. Verdachte komt uit een zeer vermogende familie en is altijd door met name zijn vader onderhouden. Zodra deze stierf, heeft verdachte, in weerwil van het langstlevende testament, onder dwang zijn kindsdeel van de erfenis opgeëist. Daarna is het contact met zijn familie verbroken. In relatief korte tijd heeft hij het geld vervolgens nagenoeg geheel verbrast. Om die reden heeft hij weer contact gezocht met zijn moeder, enkel om weer geld van haar los te krijgen. Hij heeft haar op agressieve wijze gedwongen om hem financieel te ondersteunen, met als resultaat dat zijn moeder hem maandelijks een toelage heeft gegeven voor zijn gezin en haar kleinkinderen. Zij heeft echter aangegeven dat zij dit niet onbeperkt zou doen, in januari 2010 zou deze financiële ondersteuning eindigen. Verdachte heeft dit niet willen accepteren. In plaats van te proberen zichzelf en zijn gezin op enige manier zelfstandig te onderhouden, heeft verdachte ervoor gekozen om zijn moeder onder druk te zetten om toch weer contact met hem te hebben met als enige doel nog meer geld van haar te krijgen. Hij heeft daarbij geen enkel middel geschuwd. Dit leidde ertoe dat hij in de periode van december 2009 tot 20 januari 2010 niet alleen zijn moeder, maar ook de personen in haar naaste omgeving heeft lastig gevallen en bedreigd met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel. Ook personen die in beginsel niets met het financiële conflict tussen verdachte en zijn moeder te maken hebben, zoals haar advocaat en een medewerker van moeder - die slechts hun werk deden -, moesten het ontgelden. Jegens zijn moeder is het gedrag buitensporig geweest. Hij heeft haar gedurende enkele maanden veelvuldig lastiggevallen met telefoontjes en sms-berichten waarin zowel bedreigende als uiterst beledigende teksten werden geuit. Verdachte heeft zijn dreigementen extra kracht bijgezet door op 8 januari 2010 de ruiten van haar woning en haar auto in te gooien. De reden hiervoor was dat verdachte niet kon verkroppen dat zijn moeder even tevoren telefonisch had aangegeven echt met rust gelaten wilde worden en een kort geding inzake een contactverbod tegen hem te willen doorzetten.
Door deze dreigementen en belaging heeft verdachte zeer veel angst veroorzaakt bij zijn moeder en haar omgeving. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat zijn moeder zo bang voor hem is geworden dat zij een contactverbod heeft gevraagd voor haar eigen zoon. Ook voelde zij zich genoodzaakt om persoonlijke beveiliging in te roepen, omdat zij bang was dat haar eigen zoon haar daadwerkelijk om het leven zou gaan brengen. Zij, en met haar haar andere twee kinderen en haar naaste omgeving, leefde dan ook voortdurend met die angst die hen in hun bewegingsvrijheid ernstig heeft beperkt. Ondanks dit alles, waarvan verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven, is het verdachte evenwel niet gelukt weer contact met zijn moeder te krijgen en bleef hij op zwart zaad zitten.
Zijn enige uitweg om toch nog contact te krijgen met zijn moeder, heeft verdachte gezien in de persoon van zijn tante [slachtoffer]. In december 2009 en januari 2010 heeft hij enkele malen al dan niet telefonisch contact met haar gehad en heeft hij haar gevraagd te bemiddelen tussen hem en zijn moeder. Daarbij vroeg hij eveneens om geld. [slachtoffer] was niet geheel ongevoelig voor deze verzoeken van verdachte en was de enige die het contact met hem niet direct afkapte. Zij heeft echter wel aangegeven dat zij niet bereid was tot bemiddeling of het geven van geld. Dit heeft zij uiteindelijk met haar leven moeten bekopen. Op 20 januari 2010 heeft hij als climax van een reeks van intimiderend en bedreigend handelen zijn 72-jarige tante in haar eigen woning op brute wijze met 13 messteken omgebracht. Hij heeft haar daarmee haar kostbaarste bezit, haar leven, ontnomen. Ook heeft hij aan de nabestaanden, in het bijzonder haar echtgenoot, haar twee dochters en kleinkinderen, onbeschrijflijk en onherstelbaar leed toegebracht waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd blijven. Een dierbare verliezen is altijd pijnlijk, maar een zo onnodig en wrede dood is onverteerbaar. Voor haar echtgenoot en dochter [dochter] is dit des te zwaarder, nu zij het ernstig toegetakelde lichaam van hun vrouw en moeder hebben aangetroffen. Deze aanblik zal hen voor altijd op het netvlies gegrift staan.
Verdachte heeft zich nimmer rekenschap gegeven van de gruwelijkheid van zijn daden. Integendeel, van meet af aan heeft hij niet alleen aantoonbare onjuistheden verkondigd maar heeft hij ook steeds weer gedraaid in zijn verklaringen en gepoogd anderen de schuld in de schoenen te schuiven, teneinde weg te komen met de gevolgen van zijn daden. Openheid van zaken heeft hij nooit willen geven.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een langdurige gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de straf speelt een belangrijke rol of verdachte al dan niet volledig toerekeningsvatbaar was, waarover de rechtbank het volgende in haar beoordeling heeft meegewogen.
Verdachte is geobserveerd in het Pieter Baan Centrum (PBC). Uit het deskundigenrapport van het PBC is het volgende naar voren gekomen:
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het gedragskundig onderzoek, waardoor de deskundigen geen gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens of ziekelijke stoornis met zekerheid hebben kunnen vaststellen, maar zeker ook niet hebben kunnen uitsluiten. Evenmin hebben de deskundigen om die reden een advies kunnen geven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Zij onderbouwen dit door te stellen dat het onderzoek belangrijke beperkingen kent. Er heeft geen gestructureerd (test-)psychologisch, psychiatrisch en somatisch onderzoek kunnen plaatsvinden. De deskundigen hebben met name geen inzicht kunnen krijgen in het functioneren van verdachte gedurende de laatste 15 jaar, hetgeen een belangrijke reden was om niet tot een afsluitende conclusie omtrent de toerekenbaarheid te komen. Verdachte heeft wel veelvuldig met de psychiater gesproken. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor ernstige beperkingen in de intelligentie of voor psychotische- stemmings- of angstsymptomen. Een ernstige psychiatrische stoornis kan worden uitgesloten.
Wel stellen de deskundigen vast dat bij verdachte opvallende symptomen te vinden zijn die zouden kunnen wijzen op een autistische stoornis. (daarbij verdient opmerking dat verdachtes zoon met autisme is gediagnosticeerd). Daarnaast heeft verdachte ook narcistische en antisociale trekken die gezamenlijk het beeld van psychopathie oproepen. Echter, niet dusdanig dat zonder meer gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis, ook vanwege het gebrek aan informatie over het functioneren in de laatste 15 jaren. In het contact met verdachte vallen zijn opgeblazen presentatie, manipulatie en egocentrisme op. Verdachte heeft wel enig normbesef, maar zijn gewetensfunctie is gebrekkig ontwikkeld. Verdachte valt niet op door impulsiviteit, maar imponeert eerder als berekenend. Vanaf zijn vroege volwassenheid speelt er langdurig antisociaal, dreigend en grensoverschrijdend gedrag, voornamelijk gericht naar zijn familie. Zijn levensstijl is parasitair te noemen; vanaf zijn jeugd is verdachte zeer gericht op materieel gewin en meent hij zonder terughoudendheid recht te hebben op het geld van mensen uit zijn omgeving.
Hoewel de deskundigen in het PBC niet met zekerheid een uitspraak hebben kunnen doen over het al dan niet aanwezig zijn van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, (en – dus - ook niet over de mate van toerekeningsvatbaarheid), blijkt uit het voorgaande dat de deskundigen wel aanwijzingen zien voor het bestaan daarvan. De rechtbank acht daarbij verder van belang dat verdachte al vanaf jonge leeftijd (zeer) problematisch gedrag heeft getoond. Bovendien is verdachte blijkens zijn strafblad al eens eerder veroordeeld voor een ernstig geweldsmisdrijf, te weten uitlokking van moord. Verdachte ziet er geen been in om zijn wensen c.q. eisen kracht bij te zetten door geweld en heeft weinig ontzag voor de waarde van het menselijk leven. Dit brengt de rechtbank op de laatste belangrijke overweging en dat is de daad zelf. Verdachte heeft kennelijk enkel vanwege zijn frustratie dat zijn behoefte aan geld werd gedwarsboomd, zijn eigen tante, die reeds op hoge leeftijd - en daarmee weerloos - was, op brute wijze vermoord. Bij de sectie zijn 13 messteken geconstateerd en een fractuur van het strottenhoofd. Een dergelijke daad in combinatie bezien met zijn gedrag daaraan voorafgaand (de feiten 2,3 en 4) past niet bij een gezond ontwikkeld mens.
Naar het oordeel van de rechtbank komen uit al deze argumenten zoveel aanwijzingen naar voren dat zij niet anders kan concluderen dan dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Uit het-geen hiervoor is overwogen te aanzien van de geestvermogens van verdachte, volgt eveneens dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De geestvermogens van verdachte zijn voorts zodanig, dat de rechtbank het onverantwoord vindt om verdachte te zijner tijd onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. Gelet daarop en op de ernst van de feiten, in het bijzonder de moord, is de rechtbank van oordeel dat naast de op te leggen gevangenisstraf terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging noodzakelijk is ter bescherming van de samenleving, in het bijzonder van de familie van verdachte. Immers, duidelijk is dat verdachte meent aanspraak te kunnen maken op een substantieel deel van de onderneming van zijn moeder, goedschiks of kwaadschiks. Aan de wettelijke voorwaarden hiervoor is voldaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor na te noemen duur. Een duur die korter is dan geëist door de officier van justitie omdat de rechtbank eveneens van oordeel is dat TBS met dwangverpleging dient te worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het dossier niets aangetroffen ten aanzien van thans nog in beslag geno-men goederen. Voor zover er nog beslag ligt op goederen, beslist de rechtbank dat deze, bij het onherroepelijk worden van de uitspraak, worden teruggegeven aan de rechthebbende.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 47, 57, 285, 285b, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de thans nog in beslaggenomen goederen, voor zover daarvan nog sprake is.
mrs. J.P. Bordes, M.M.L.A.T. Doll en F.J.H. Hovens,
in tegenwoordigheid van mrs. M.B. Wichman en S.H. Keijzer, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2011.