ECLI:NL:RBARN:2011:BP1496

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901050-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 20 januari 2011, is de verdachte beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden MDMA en andere synthetische drugs, alsook het aanwezig hebben van deze stoffen. De verdachte heeft bekend beide feiten te hebben gepleegd. Tijdens de zitting op 6 januari 2011 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. H.J.M. Nijenhuis, was wel aanwezig en heeft de verdediging gevoerd.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 1 jaar voorwaardelijk geëist, naast een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, met uitzondering van enkele andere tenlastegelegde feiten waarvan de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor twee jonge kinderen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een maximale werkstraf passend zijn. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en een werkstraf van 240 uren, met de bepaling dat de werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis moet worden voltooid. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/900559-09
Data zittingen : 18 november 2009, 27 oktober 2010, 6 januari 2011
Datum uitspraak : 20 januari 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 16 januari 1966 te Amstelveen,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand januari
2008 tot en met de maand juni 2009 te Wijchen en/of te Arnhem en/of Nijmegen
en/of Beuningen en/of elders in Nederland en/of te Engeland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland (Engeland) heeft gebracht
-grote (handels) hoeveelheden van een stof bevattende mdma ((waaronder o.a.
een groot aantal buisjes/ampullen bevattende o.a. een hoeveelheid mdma en/of
een groot aantal kilo's en/of een groot aantal tabletten mdma))en/of
-een groot aantal xtc pillen (een groot aantal kilo's),
in elk geval grote (handels) hoeveelheden van een materiaal bevattende
amfetamine en/of MDMA (xtc) en/of tenamfetamine (MDA)en/of MDEA (xtc) en/of
N-ethyl-MDA (MDMA) en/of een of meer andere middelen vermeld op lijst I,
zijnde die amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of MDEA en/of
die andere middelen, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de opiumwet
behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot
en met 09 juni 2009 te Beuningen, in elk geval in de gemeente Beuningen
en/of in de gemeente Arnhem en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft vervoerd, in elk
geval (telkens) opzettelijk (in een pand [adres] Beuningen) aanwezig
heeft gehad,
-ongeveer 55,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-26191 ampullen/buisjes (totaal een gewicht van 185353,7 gram), gevuld met een
vloeistof/substantie bevattende een hoeveelheid MDMA en/of een hoeveelheid
amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 6 januari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen, uitdrukkelijk gemachtigd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk en voorts tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis , met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zijnde 48 uur (24 dagen).
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Verdachte heeft bekend beide feiten te hebben gepleegd.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van medeplegen door verdachte. De verdediging bepleit vrijspraak van het medeplegen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt echter uit de verklaringen van verdachte zelf en de getuigen [getuige1], [getuige2] en [getuige3] dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en meerdere andere personen en dat verdachte zich mitsdien schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het tenlastegelegde feit. Het feit is wettig en overtuigend bewezen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van de maand januari 2008 tot en met de maand mei 2008 te Beuningen en/of elders in Nederland en te Engeland, tezamen en in
vereniging met anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (Engeland) heeft gebracht
-grote (handels)hoeveelheden van een stof bevattende mdma ((waaronder o.a.
een groot aantal buisjes/ampullen bevattende o.a. een hoeveelheid mdma
zijnde die MDMA een middel als bedoeld in de bij de opiumwet
behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot
en met 09 juni 2009 te Beuningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens
opzettelijk heeft bereid en een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-26191 ampullen/buisjes (totaal een gewicht van 185353,7 gram), gevuld met een
vloeistof/substantie bevattende een hoeveelheid MDMA en/of een hoeveelheid
amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 26 november 2010 en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 22 september 2009, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van meermalen uitvoeren van een grote hoeveelheid MDMA naar het buitenland en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid synthetische drugs. Het gebruik van synthetische drugs vormt een reële bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik heeft een verslavende werking en bevordert tevens het plegen van vermogensdelicten door de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Voorts is de productie van synthetische drugs zeer belastend voor het milieu en gaat deze gepaard met brand- en/of ontploffingsgevaar.
Verdachte heeft doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd, zonder zich om de volksgezondheid, het milieu en/of de algemene veiligheid van goederen en/of personen te bekommeren. Voor dergelijke feiten is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank houdt in verdachtes voordeel rekening met de omstandigheden dat verdachte geen relevante documentatie heeft, openheid van zaken heeft gegeven, geen leidende rol lijkt te hebben gehad en reeds enige tijd op vrije voeten is omdat zij de zorg heeft voor twee jonge kinderen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale werkstraf.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) jaar.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (eenhonderdentwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 48 (achtenveertig) uren, zijnde 24 (vierentwintig) dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker, als voorzitter,
mr. H.P.M. Kester-Bik, rechter,
mr. W.A. Holland, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2011.