ECLI:NL:RBARN:2011:BP1111

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291089
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Arnhem op 5 januari 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van drie rechters, ingediend door verzoekers vertegenwoordigd door mr. K.W.A. Wools. Het wrakingsverzoek was ingediend op 13 december 2010, terwijl de feiten en omstandigheden die tot het verzoek leidden, volgens de rechtbank al op 26 oktober 2010 bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, waardoor verzoekers niet-ontvankelijk werden verklaard in hun verzoek tot wraking. De rechters hebben verweer gevoerd en aangegeven dat de wrakingskamer niet aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek kon toekomen, omdat het verzoek niet tijdig was gedaan. De rechtbank benadrukte dat het doel van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is om te waarborgen dat een wrakingsverzoek direct wordt ingediend zodra feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Aangezien de verzoekers niet binnen de gestelde termijn hebben gereageerd, werd hun verzoek afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.B. Wichman.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 291089 / 11 / HA RK 10-262
Beschikking van 5 januari 2011
in de zaak van
[verzoekers]
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers tot wraking,
vertegenwoordigd door mr. K.W.A. Wools
tegen
mrs. [betr[betrokkene 1]], [betrokkene 2] en [betrokkene 3], in hoedanigheid van rechters.
Partijen worden hierna aangeduid als de verzoekers respectievelijk de rechters.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 december 2010;
• het schriftelijke verweer van de rechters van respectievelijk 17 december 2010,
20 december 2010 en 3 januari 2011.
Bij de mondelinge behandeling is mr. K.W.A. Wools verschenen.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1 Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. [betr[betrokkene 1]], [betrokkene 2] en [betrokkene 3], als rechters inzake de procedure 187813 HA ZA 09-1339, tussen verzoekers en de stichting De Gelderse Stichting tot Beheer & bewind ter Bescherming van meerderjarigen. In deze zaak hebben de rechters op 7 juli 2010 vonnis gewezen in het door verzoekers tot wraking opgeworpen incident. Vervolgens heeft er op 26 oktober 2010 nog een telefonisch contact plaatsgevonden tussen mr. [betrokkene 1]m en
mr. Wools.
2.2 Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zoals door mr. Wools toegelicht bij de mondelinge behandeling, gesteld dat de rechterlijke onpartijdigheid van de rechters in het geding is, aangezien het er de schijn van heeft dat de rechters, mede gelet op hetgeen is besproken tijdens een telefonisch contact tussen mr. [betrokkene 1]m en mr. K.W.A. Wools op 26 oktober 2010, in hun vonnis van 7 juli 2010 bewust fouten hebben gemaakt.
2.3 De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben verweer gevoerd, onder meer inhoudende dat de wrakingskamer niet aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek kan toekomen, aangezien het wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan.
2.4 Ten aanzien van dit verweer van de rechters heeft mr. Wools tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat in artikel 37 lid 1 Rv staat dat het verzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het woord ‘zodra’ is een rekbaar begrip. Dit in samenhang met de omvang van de zaak dient er toe te leiden dat het verzoek wel ontvankelijk dient te worden verklaard.
3. De beoordeling
Volgens artikel 37 lid 1 Rv moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Naar het oordeel van de rechtbank dient ‘zodra’ te worden gelezen als ‘op het moment dat’. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip. De rechtbank constateert dat de aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking verzoekers in elk geval op 26 oktober 2010 bekend zijn geworden of redelijkerwijs behoorden te zijn. Verzoekers hebben pas op 13 december 2010 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend. Dat is te laat, zodat verzoekers niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.
4. De beslissing
De rechtbank
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. P.J. Wiegman (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en G.A. van der Straaten, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.B. Wichman en in openbaar uitgesproken op 5 januari 2011.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.