Parketnummers : 05/701993-10 en 05/702932-10
Data zittingen : 28 september 2010 en 21 december 2010
Datum uitspraak : 4 januari 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is na een toegestane vordering tot wijziging van de tenlastelegging tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/701993-10:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, met [slachtoffer1], geboren op 29 september 2004 en/of met [slachtoffer2], geboren op 24 oktober 2005, die (beide) toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) opzettelijk ontuchtig
- over/aan de borst, althans het borstbeen en/of de (onder-)buik en/of vagina, althans de schaamstreek wrijven en/of betasten van die [slachtoffer1] en/of
- zijn, verdachtes, vinger in de legging van die [slachtoffer1] steken en/of
- over/aan de onderbuik en/of schaamstreek en/of benen voelen/betasten van die
[slachtoffer2] en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de mond van die [slachtoffer2] duwen;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met G.J. [slachtoffer3], geboren op 18 april 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen te plegen, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten van het lichaam van die [slachtoffer3], die [slachtoffer3] op straat heeft aangesproken en/of heeft meegelokt en/of meegenomen naar zijn, verdachtes, woning en/of met die [slachtoffer3] op zolder en/of in de slaapkamer op bed is gaan zitten en/of zijn, verdachtes, arm om die [slachtoffer3] heeft heen- geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, opzettelijk G.J. [slachtoffer3], geboren op 18 april 2003, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer3] wederrechtelijk (en tegen de wil van die [slachtoffer3]) mee te nemen naar zijn, verdachtes woning en/of een hek van de tuin van die woning afsluiten en/of die [slachtoffer3] meenemen naar zolder (slaapkamer) en/of op bed zitten en/of die [slachtoffer3] niet onmiddellijk laten gaant oen zij dat wilde;
Ten aanzien van parketnummer 05/702932-10:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of te Uden, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer4] (geboren op 14 augustus 1997) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig zich uitkleden voor de webcam, en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het opzettelijk gewelddadig en/of dreigend die [slachtoffer4] sommeren,
althans zeggen zich uit te kleden omdat anders hij, verdachte, een filmpje dat hij van die [slachtoffer4] zou hebben, op het internet zou zetten;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of te Uden, althans in Nederland, een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich in eerste instantie (via de chat) voor te doen als een vriendin, althans als een meisje, een persoon, [slachtoffer4], geboren op 14 augustus 1997 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige
handelingen, te weten het zich voor de webcam uitkleden, te plegen of zodanige
handelingen van verdachte te dulden;
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of te Uden, althans in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer4] (geboren op 14 augustus 1997) te dwingen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, opzettelijk die [slachtoffer4] heeft gesommeerd althans gezegd zich uit te kleden omdat anders hij, verdachte, een filmpje dat hij van [slachtoffer4] zou hebben, op internet zou zetten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of te Uden, althans in Nederland, een of meerdere malen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om door giften en/of beloften van geld en/of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich in eerste instantie (via de chat) voor te doen als een vriendin, althans als een meisje, een persoon, [slachtoffer4], geboren op 14 augustus 1997, waarvan
verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten door die [slachtoffer4] te sommeren althans te zeggen zich uit te kleden omdat anders hij, verdachte, een filmpje dat hij van [slachtoffer4] zou hebben, op internet zou zetten, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden
terwijl de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2010 tot en met 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of te Amsterdam, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer5] (geboren op 11 september 1997) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig ontbloten van haar borsten en/of haar vinger in haar vagina steken en/of zich zichtbaar voor de webcam aftrekken, en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere
feitelijkheid bestond uit het opzettelijk gewelddadig en/of dreigend die [slachtoffer5] sommeren althans zeggen genoemde handelingen bij zichzelf te verrichten omdat anders hij, verdachte, een naaktfilmpje dat hij van die [slachtoffer5] zou hebben, op het internet zou zetten;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2010 tot en met 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of te Amsterdam, althans in Nederland, een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich in eerste instantie voor te doen als een vriendin, althans als een meisje, een persoon, [slachtoffer5], geboren op 11 september 1997 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige
handelingen te plegen, te weten het ontbloten van haar borsten en/of het steken van haar vinger in haar vagina en/of het zich zichtbaar voor de webcam aftrekken, of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is voor het laatst op 21 december 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.
Ter terechtzitting van 21 december 2010 heeft de rechtbank de zaken van de officier van justitie in het arron¬dissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer3] (gemachtigde: [naam])
• [slachtoffer2] (wettelijk vertegenwoordiger: [naam]);
• [slachtoffer1] (wettelijk vertegenwoordiger: [naam]);
• [slachtoffer5] (gemachtigde [naam])
Met uitzondering van (de gemachtigde van) [slachtoffer5] zijn de gemachtigde en de wettelijke vertegenwoordigers van de overige benadeelde partijen ter terechtzitting verschenen. Ter zitting heeft [naam] aangegeven de vordering te willen aanvullen. Ten gevolge van de aan verdachte verweten feiten heeft hij zijn werk als internationaal chauffeur - onder meer vanwege verhoren van zijn dochters - niet kunnen uitoefenen en meer dan zestig vakantie-uren (circa € 30,- bruto per uur) moeten opnemen die hij nu vergoed wenst te krijgen.
De officier van justitie mr. S. Wiarda heeft gerequireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/701993-10 feit 1:
De vaststaande feiten
Op 12 juni 2010 bevond verdachte zich in een speeltuin in Kerkdriel waar ook [slachtoffer1] (geboren 29 september 2004) en [slachtoffer2] (geboren 24 oktober 2005) aan het spelen waren. Later die dag vertelden [slachtoffer1] en [slachtoffer2] aan hun moeder dat verdachte zijn hand in hun broek had gedaan. [slachtoffer2] vertelde bovendien dat verdachte wilde dat zij zijn “pipo” zou vasthouden. [slachtoffer2] gebruikt(e) het woord “pipo” voor geslachtsdeel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat zij niet bewezen acht dat verdachte zijn penis tegen de mond van [slachtoffer2] heeft geduwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat wat betreft het bewijs sprake is van tegenstrijdige verklaringen: de verklaring van verdachte tegenover die van [slachtoffer2] en de verklaring van verdachte tegenover die van [slachtoffer1]. Het betreft tweemaal een één-op-één-situatie. De aangifte van moeder kan niet als bewijsmiddel dienen nu dit een de-auditu verklaring is, afkomstig uit dezelfde bron (haar dochters). Het gaat daarom om de waardering van het bewijs en het is dan te risicovol om enkel op de verklaring van zulke jonge kinderen af te gaan, temeer daar die verklaringen weinig aannemelijk zijn. De raadsman merkt ten slotte op dat de samenvatting van de studioverhoren geen juiste weergave zijn van wat de kinderen hebben verteld.
De beoordeling door de rechtbank
De moeder van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] heeft verklaard dat zij vanuit haar huis zicht heeft op het speeltuintje waar haar kinderen die dag speelden. Zij zag verdachte op een gegeven moment meespelen met de daar aanwezige kinderen. Toen zij haar kinderen ging roepen zag zij [slachtoffer2] en verdachte uit de richting van de brandgang rennen in de richting van de speeltuin. Verdachte riep tegen [slachtoffer2]: “Ja, rennen”. [slachtoffer2] kwam daarop thuis. Ook verdachte en zijn neefje kwamen korte tijd bij het huis van [slachtoffer2] om daar wat water te drinken omdat het neefje dorst had.
[slachtoffer2] geeft vervolgens op vragen van haar moeder aan dat er niets is gebeurd. Als moeder een minuut of tien later [slachtoffer1] roept, ziet zij [slachtoffer1] ook komen rennen uit de brandgang met verdachte achter haar aan. Zij hoort verdachte wederom roepen: “Ja, rennen”. Thuisgekomen vraagt moeder aan [slachtoffer1] of die meneer nog iets heeft gedaan waarop zij ziet dat [slachtoffer1] meteen met haar hand in haar broek gaat. Als moeder vraagt of die meneer nog meer heeft gedaan, antwoordt [slachtoffer1]: “Nee, alleen zijn hand in mijn broek”. [slachtoffer2] hoort dit gesprek tussen moeder en [slachtoffer1] en vertelt daarop dat die meneer dat ook bij haar heeft gedaan en, op de vraag van moeder of die meneer nog meer heeft gedaan, dat zij ook zijn “pipo” moest vasthouden.
[slachtoffer2] heeft in het studioverhoor verklaard dat zij een rondje was wezen rennen met verdachte en dat verdachte in de brandgang zijn vinger hier in deed (zij tilt daarbij shirt op en doet linkerhand achter band van haar rokje). Ook verklaarde zij dat verdachte met zijn vinger voelde (zij wijst daarbij met linkerwijsvinger op haar buik). Ook moest zij nog zijn ding in haar mond douwen maar dat deed zij niet. Zij zag zijn plasser omdat hij die uit zijn broek had gehaald. De plasser was krom en verdachte hield hem vast. Hij wilde de plasser in haar mond duwen maar dat deed zij niet. Daarna ging zij weer rondjes rennen.
[slachtoffer1] heeft in het studioverhoor verklaard dat verdachte in de brandgang met zijn vinger in haar legging ging en met zijn vinger op het midden van haar borst heeft gevoeld. Daarna is zij weer verder gaan rennen. Kort daarop ging verdachte met een klein jongetje naar haar huis omdat het jongetje hele erg dorst had.
Verdachte heeft erkend dat hij die dag in de speeltuin is geweest met zijn neefje en ook dat hij een paar keer is meegerend met kinderen om het blok heen.
De rechtbank overweegt dat de moeder van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] over het verloop van de bewuste dag een gedetailleerde verklaring aflegt en dat daaruit blijkt dat zowel [slachtoffer2] als [slachtoffer1] afzonderlijk maar kort achter elkaar met verdachte uit de brandgang zijn komen rennen. Ook is verdachte met zijn neefje korte tijd bij haar thuis geweest om wat te drinken. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
Voorts overweegt zij dat [slachtoffer1] op slechts de enkele vraag van moeder wat die meneer heeft gedaan, met haar hand in haar broek gaat en verklaart dat die meneer in haar broek zat maar verder niets heeft gedaan. In het studioverhoor, dat volgens de regelen der kunst is verlopen, verklaart [slachtoffer1] dit opnieuw waarbij zij ook aangeeft dat zij met die meneer door de brandgang heeft gerend en dat die meneer met een kleine jongen nog wat is wezen drinken bij hen thuis. Gezien de eerste directe en ondubbelzinnige verklaring van [slachtoffer1] en gezien haar vergelijkbare en op andere details eveneens kloppende verklaring tijdens het studioverhoor heeft de rechtbank evenmin redenen om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer1].
[slachtoffer2] vertelt haar moeder pas over wat de man bij haar heeft gedaan nadat zij [slachtoffer1] hierover tegen haar moeder heeft horen vertellen. Dit kan op zich zelf afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer2]. [slachtoffer2] is in het studioverhoor echter bij haar verklaring gebleven en heeft ook gedetailleerd verteld over dat de man zijn plasser liet zien, hoe deze eruit zag, dat zij deze in/tegen haar mond moest leggen maar dat zij dit niet heeft gedaan. Ook dat laatste herhaalt zij meermalen. Gezien het voorgaande acht de rechtbank ook de verklaring van [slachtoffer2] voldoende betrouwbaar.
De rechtbank verwerpt, ten slotte, het verweer dat de studioverhoren niet juist zijn uitgewerkt, reeds omdat dit verweer onvoldoende is onderbouwd. Voor zover het ziet op het ‘tegen de mond drukken van de penis’ behoeft het geen bespreking omdat, zoals hierna blijkt, de rechtbank verdachte op dit onderdeel zal vrijspreken.
Concluderend komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 met dien verstande dat zij niet bewezen acht dat verdachte zijn penis tegen de mond van [slachtoffer2] heeft geduwd aangezien uit de verklaring van [slachtoffer2] slechts blijkt dat verdachte haar gevraagd heeft zijn penis in haar mond te nemen, maar dat zij dit niet heeft gedaan.
Ten aanzien van parketnummer 05/701993-10 feiten 2 en 3:
De vaststaande feiten
Op 16 juni 2010 speelt [slachtoffer3] (geboren 18 april 2003) in een speeltuin nabij haar huis in Kerkdriel. Verdachte is op een bankje bij de speeltuin gaan zitten en heeft op enig moment gesproken met [slachtoffer3]. Kort daarop vertrekt verdachte met [slachtoffer3] naar zijn huis waar [slachtoffer3] enige tijd binnen is. Haar moeder en enkele buurtbewoners, die inmiddels in de buurt van het speeltuintje naar [slachtoffer3] op zoek zijn gegaan, zien haar op een gegeven moment huilend komen aanfietsen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend moet worden bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij acht de verklaring van [slachtoffer3] betrouwbaar met name ook waar het betreft het op slot zijn van de poort omdat [slachtoffer3] nadrukkelijk heeft verklaard over een sleutel in de poort. Haar verklaring wordt bovendien bevestigd door de buurvrouw die op het tijdstip dat [slachtoffer3] werd vastgehouden een kind `mama, mama, mama´ hoorde roepen en door de omstandigheid dat de moeder van [slachtoffer3] haar dochter huilend ziet komen aanfietsen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer3] weliswaar bij verdachte thuis is geweest maar dat [slachtoffer3] aan de situatie een andere uitleg heeft gegeven. Verdachte is met [slachtoffer3] aan de praat geraakt over een poes die wel eens in de speeltuin kwam. Daarop heeft hij haar gezegd dat hij zelf veel poezen had en haar uitgenodigd de poezen bij hem thuis te bekijken. Zij zijn samen naar zijn huis vertrokken. Aangekomen in zijn huis, bleken niet alle poezen beneden te zijn en zijn zij naar de zolder gelopen om de poezen daar te zoeken. [slachtoffer3] begon toen te huilen. Verdachte heeft daarvoor geen verklaring maar wilde haar troosten en vroeg haar op de zolderkamer op het bed te komen zitten waar hij een arm om haar heen sloeg. Deze handeling had geen seksuele lading maar was slechts troostend bedoeld en kan daarom niet als ontuchtig worden beschouwd. [slachtoffer3] gaf aan dat zij weg wilde waarop verdachte met haar naar beneden is gegaan en haar in de keuken nog een glas water heeft laten drinken. Toen zij naar buiten liep en door de poort wilde gaan, heeft hij haar gemaand even te wachten omdat hij niet wilde dat zij de poort plotseling open trok en de poezen naar buiten zouden gaan. Hij heeft daarop de poort voor haar geopend en zij is toen weggegaan. Achteraf gezien had verdachte beter de ouders van het meisje kunnen vragen of zij even met hem mee mocht. Dat hij dit niet heeft gedaan, maakt zijn handelen echter niet strafbaar. Concluderend heeft verdachte [slachtoffer3] nooit gedwongen met hem mee te gaan en heeft hij haar evenmin verboden zijn huis weer te verlaten. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving was geen sprake zodat verdachte niet alleen van feit 2 maar ook van feit 3 dient te worden vrijgesproken.
De beoordeling door de rechtbank
De moeder van [slachtoffer3] heeft verklaard dat zij op zoek was naar [slachtoffer3] en dat zij bij het speeltuintje met een paar buurtbewoners heeft staan praten. Zij zag na enkele minuten ineens [slachtoffer3] huilend komen aanfietsen. Op haar vraag wat [slachtoffer3] had gedaan, zei [slachtoffer3] dat zij met een man was meegegaan.
[slachtoffer3] heeft kort na het voorval bij haar thuis gesproken met verbalisant [verbalisant1]. In dit gesprek vertelt [slachtoffer3] dat ze weet dat verdachte dieren heeft. Zij is met verdachte meegegaan om naar de katjes te kijken. Binnen zei die meneer dat zij naar boven moest gaan en op het bed moest gaan zitten. Zij wilde weg maar dat mocht niet. Zij vond dat niet fijn dus rende zij snel de trap af naar beneden. Zij wilde de poort uit maar die zat op slot. Verdachte deed toen de poort voor haar open en toen kon zij weg naar huis. Er is binnen niets gebeurd, verdachte heeft haar alleen op de schouder aangeraakt.
Later die dag heeft [slachtoffer3] eveneens gesproken met de verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] in aanwezigheid van haar moeder. Zij verklaarde toen dat zij aan het spelen was in de speeltuin en dat er een man naar haar was toegekomen. De man had kleine poesjes thuis en wilde deze aan het meisje laten zien. Ze was door de man meegenomen naar zijn woning. In de woning moest ze van de man naar boven gaan en dat heeft ze ook gedaan. Daar werd ze bang en is ze naar buiten gerend. De man had haar aangeraakt op haar linkerschouder.
Tijdens het studioverhoor een dag na het voorval heeft [slachtoffer3] met betrekking tot het meenemen door verdachte – kort samengevat verklaard dat zij niet meewilde met verdachte naar huis maar dat zij helemaal werd meegetrokken door hem. Hij trok aan haar fiets en hij duwde haar. Niemand heeft gezien dat zij aan de fiets werd meegetrokken want de andere kinderen waren een hut aan het bouwen in de speeltuin.
Toen ze binnen was moest ze naar boven, ze wilde weglopen maar dat mocht niet. Ze moest boven hard huilen omdat zij naar huis wou. Zij moest op bed zitten en hij raakte toen met zijn handen haar linkerschouder aan. Zij wilde weg en liep de trap af. Toen zij wegging was de poort op slot. De man had de poort opengedaan met een sleutel. Het was een slot met een gaatje.
Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting van 21 december 2010 - en conform het betoog van zijn raadsman - van begin af aan op het standpunt gesteld dat [slachtoffer3] vrijwillig met hem is meegegaan om zijn poezen te bekijken en dat hij haar heeft laten gaan toen zij dat wilde. Verdachte heeft daarbij in het bijzonder nog verklaard dat [slachtoffer3] halverwege de trap naar de zolder begon te huilen. Hij heeft haar gevraagd te gaan zitten op het bed. Zij begon toen echt te huilen en hij sloeg een arm om haar heen. Zij zei dat zij terug wilde naar de speeltuin. Zij zijn naar beneden gelopen en hij heeft haar in de keuken een glas water gegeven. Hij heeft opnieuw gevraagd wat er was en zij zei opnieuw “ik wil weer terug naar de speeltuin”. Zij is naar buiten gelopen en wilde de poort opendoen. Daarop heeft verdachte geroepen dat zij even moest wachten omdat er honden en katten bij liepen en die mochten niet de straat op komen. Hij heeft de beesten tegengehouden en daarna heeft hij de poort opengedaan.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. Blijkens de verklaringen van zowel [slachtoffer3] als verdachte kan slechts worden vastgesteld dat verdachte een arm om de schouder van [slachtoffer3] heeft geslagen nadat zij begon te huilen en nadat zij op het bed waren gaan zitten. Deze handeling van verdachte is, ook met inachtneming van de omstandigheid dat verdachte [slachtoffer3] op dat moment – naar het oordeel van de rechtbank, dat zij hierna onder ‘feit 3’ zal toelichten – al had moeten laten gaan, onvoldoende om aan te nemen dat verdachte het voornemen had tot het plegen van een ontuchtige handeling en evenmin dat dit voornemen zich al in een begin van uitvoering had geopenbaard.
Ten aanzien van feit 3
Van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien [slachtoffer3] door verdachte tegen haar wil is meegenomen naar het huis van verdachte of dat zij tegen haar wil in dat huis moest blijven.
Uit de bewijsmiddelen blijkt onvoldoende dat [slachtoffer3] tegen haar wil is meegenomen naar het huis van verdachte. Zo heeft [slachtoffer3] direct na het voorval tegen haar moeder verklaard dat zij is meegegaan met de verdachte. Kort daarop verklaart zij dit ook tegenover verbalisant [verbalisant1] waarbij zij bovendien spontaan – en overeenkomstig hetgeen verdachte hierover zelf heeft verklaard – aangeeft dat zij naar de katjes van verdachte zou gaan kijken. Dat zij zou zijn meegetrokken of onder dwang mee moest, verklaart zij pas in een later stadium en wordt niet gestaafd door enig ander bewijsmiddel. Omdat zich op het moment dat verdachte in gesprek was met [slachtoffer3] andere spelende kinderen in de speeltuin bevonden, had het in de rede gelegen dat meetrekken of duwen aan de fiets van [slachtoffer3] door andere kinderen gezien zou zijn.
De rechtbank acht echter voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig voor het tegen de wil van [slachtoffer3] vasthouden in het huis van verdachte. De verschillende verklaringen van [slachtoffer3] over wat er is gebeurd in het huis van verdachte zijn, zeker gezien haar jonge leeftijd, tamelijk consistent te noemen. In die verklaringen herhaalt zij dat zij op enig moment weg wilde maar dat dat niet, in ieder geval niet onmiddellijk, mocht of mogelijk was. Gezien de jonge leeftijd van [slachtoffer3] had verdachte bij het eerste vermoeden dat zij weg wilde, op de trap naar de zolder, haar onmiddellijk moeten laten gaan. Toen zij eenmaal buiten gekomen waren, bleek bovendien dat de poort op slot was.
De rechtbank heeft geen reden om over daaraan te twijfelen nu [slachtoffer3] zowel kort na het voorval tegenover verbalisant [verbalisant1] als later in het studioverhoor heeft verklaard dat de poort op slot zat waarbij zij bovendien een omschrijving kon geven van het type slot dat op de poort zat. Dat de poort op slot is geweest, duidt op de onmogelijkheid voor [slachtoffer3] om te vertrekken wanneer zij wilde en wordt door de rechtbank dan ook als zwaarwegend bewijsmiddel aangenomen voor het tegen de wil vasthouden van [slachtoffer3].
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 en 3 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/701993-10:
1.
hij op 12 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, met [slachtoffer1], geboren op 29 september 2004 en met [slachtoffer2], geboren op 24 oktober 2005, die (beiden) toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) opzettelijk ontuchtig
- de borst betasten van die [slachtoffer1] en
- zijn, verdachtes, vinger in de legging van die [slachtoffer1] steken en
- de onderbuik betasten van die [slachtoffer2]
3.
hij op 16 juni 2010 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, opzettelijk G.J. [slachtoffer3], geboren op 18 april 2003, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, door opzettelijk een hek van de tuin van verdachtes woning af te sluiten en die [slachtoffer3] mee te nemen naar zolder en op bed te zitten en die [slachtoffer3] niet onmiddellijk te laten gaan toen zij dat wilde;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van parketnummer 05/702932-10:
De vaststaande feiten
[slachtoffer5] (geboren 11 september 1997) is in het voorjaar van 2010 via een chatsite door een man overgehaald seksueel getinte handelingen te verrichten. De man maakte gebruik van het e-mailaccount [mailadres].
[slachtoffer4] (geboren 14 augustus 1997) is in het voorjaar van 2010 via MSN benaderd door een man die haar probeerde over te halen zich uit te kleden voor de webcam. De man had contact gelegd met [slachtoffer4] onder de naam “[naam]” en gebruikte het e-mailadres [mailadres].
Het e-mailadres [mailadres] is aangemaakt en gebruikt door verdachte. Het e-mailadres is actief geweest vanaf een IP-adres dat is gekoppeld aan het woonadres van verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend moet worden bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiaire en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. In het bijzonder heeft zij er daarbij op gewezen dat verdachte het e-mailadres [mailadres] heeft aangemaakt en heeft gebruikt. De stelling van verdachte dat zijn computer is gehackt en dat als gevolg daarvan een ander dan hijzelf (ook) gebruik is gaan maken van het betreffende e-mailadres, wordt niet onderbouwd. Voorts is uit opgevraagde gegevens gebleken dat het e-mailadres op 3 juni 2010 aan het einde van de ochtend nog actief is geweest vanaf het woonadres van verdachte. Gezien dit alles is er geen reden om aan te nemen dat het niet verdachte is geweest die de slachtoffers [slachtoffer5] en [slachtoffer4] heeft benaderd via het e-mailadres [mailadres].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de stelling van verdachte dat iemand anders dan hijzelf gebruik heeft gemaakt van het betreffende e-mailadres niet onaannemelijk is. Het is een feit van algemene bekendheid dat het tegenwoordig eenvoudig is om in te breken op computers. Voorts zijn er aanwijzingen in het dossier te vinden die aansluiten bij de stelling van verdachte. Zo heeft [slachtoffer5] in haar studioverhoor verklaard dat de man die gebruik maakte van het betreffende e-mailadres een dikke man was van dertig of veertig jaar oud. Dit signalement past in het geheel niet bij verdachte. Ook heeft de raadsman verwezen naar het ter zitting door hem overgelegde stuk waaruit blijkt dat verdachte op 3 juni 2010 aan het einde van de ochtend aan het werk was en dus onmogelijk vanaf zijn huisadres actief heeft kunnen zijn via het e-mailaccount [mailadres]. De conclusie van de officier van justitie dat het bijna niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de beide slachtoffers heeft benaderd via het betreffende e-mailadres is dan ook te kort door de bocht zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten. Om die reden dient de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een ander persoon zijn e-mailadres heeft gebruikt om contact te leggen met de slachtoffers. Dat is op zich zelf niet onmogelijk en vindt enige onderbouwing in het gegeven dat het door [slachtoffer5] gegeven signalement van de persoon die gebruik maakte van het e-mailadres [mailadres] niet overeenkomt met dat van verdachte.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang dat de laatste actieve registratie van het e-mailadres vanaf het woonadres van verdachte dateert van 3 juni 2010 tussen ongeveer 10:45 en 12:00 uur. . Uit de door de raadsman ter zitting overgelegde stukken van de toenmalige werkgever van verdachte blijkt dat hij op die datum in ieder geval tot 13:22 uur aan het werk was. Nu niet is gecontroleerd of de computer van verdachte de juiste tijd registreert, ziet de rechtbank geen aanleiding aan te nemen dat dat niet het geval zou zijn.
De rechtbank concludeert dat het enige directe bewijs dat verdachte degene is geweest die de beide slachtoffers heeft benaderd, bestaat uit het feit dat hij het e-mailadres [mailadres] heeft aangemaakt en heeft gebruikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastegelegde feiten onder dit parketnummer niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van beide feiten dient de benadeelde partij [slachtoffer5] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/701993-10 feit 1:
‘met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van parketnummer 05/701993-10 feit 3:
‘opzettelijk wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroofd houden’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 2 september 2010;
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 20 december 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog-psychotherapeut, gedateerd 13 september 2010;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door dr. L.H.W.M Kaiser, psychiater, gedateerd 23 september 2010;
• een aanvullende pro justitia rapportage, opgemaakt door dr. L.H.W.M Kaiser, psychiater, gedateerd 14 december 2010.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/701993-10 feiten 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 05/702932-10 feiten 1 meest subsidiaire en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht ook als dit inhoudt het volgen van een intensieve behandeling bij een FPK.
Daartoe heeft zij in het bijzonder aangevoerd dat het ernstige feiten betreft waarvan de maatschappij hevig schrikt en ouders van jonge kinderen in het bijzonder.
Het standpunt van de raadsman
Indien verdachte wordt veroordeelt, is hij bereid zich te houden aan een eventueel op te leggen reclasseringstoezicht.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zijn vinger in de legging van twee meisjes gestoken, het borstbeen van één van hen betast en de onderbuik van het andere meisje betast. De meisjes waren op dat moment respectievelijk 4 en 5 jaar oud en speelden in de speeltuin vlak bij hun huis. Verdachte is met hen samen opgerend en heeft ze uit het zicht van de speeltuin betast. Verdachte heeft hierbij de grenzen van de lichamelijke integriteit van deze kinderen geschonden en misbruik gemaakt van zijn positie als volwassene ten opzichte van deze zeer jonge kinderen die niet beseften wat er op dat moment gaande was.
Slechts enkele dagen later is verdachte samen met een zevenjarig meisje naar zijn huis gegaan om haar zijn poezen te laten zien. Eenmaal binnen in huis gaf het meisje al snel aan dat zij weg wilde maar heeft verdachte haar niet onmiddellijk laten gaan en vervolgens bleek bovendien dat de poort van de tuin op slot zat zodat het meisje niet direct zelf de tuin kon verlaten. Verdachte heeft daarmee het meisje niet alleen in een voor haar zeer bedreigende situatie gebracht maar hij heeft tevens haar vertrouwen in volwassenen en haar recht om te gaan en staan waar zij wil, geschonden.
De beide feiten die verdachte verweten worden, acht de rechtbank zeer ernstig. Naast de schrik en de schade die aan de betrokken meisjes is toegebracht, zijn ook de ouders van deze kinderen bijzonder geschrokken en is, met name door de vrijheidsberoving van een jong meisje, veel angst en paniek veroorzaakt en is veel beroering in de buurt ontstaan. De kinderen zijn in hun eigen leefomgeving, in de speeltuin vlak bij hun huis, door verdachte benaderd. Dit is nu juist de omgeving waar jonge kinderen veilig moeten kunnen spelen. Door het handelen van verdachte is bij veel ouders in de buurt de angst dat zij hun kinderen niet veilig kunnen laten spelen op straat bewaarheid. Dat verdachte bovendien in dezelfde buurt van de kinderen woont en voor hen geen onbekende is, weegt voor de rechtbank zwaar nu het juist vanwege deze omstandigheid is dat kinderen hem eerder vertrouwden en verdachte makkelijk met hen aan de praat is geraakt. Het baart bovendien zorgen dat verdachte het kwalijke van zijn handelen nauwelijks lijkt in te zien en reeds op minderjarige leeftijd ook voor een zedenzaak met een vrij ernstig karakter is veroordeeld.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank geen andere straf dan een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank houdt daarbij rekening met hetgeen in de pro
justitia rapportages naar voren is gebracht, te weten dat verdachte licht verminderd
toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van de hem verweten handelingen,
en tevens met de reclasseringsrapporten waarin wordt geadviseerd om hem een (gedeeltelijk)
voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft slechts beperkt inzicht in het
kwalijke van zijn handelen. Ook blijkt uit de rapportages dat het moeilijk blijft om met
verdachte in contact te komen over zijn leefwereld en over de door hem gevoelde emoties.
Nadrukkelijk wordt daarom aangegeven dat een ambulante behandeling onvoldoende is en
wordt geadviseerd verdachte een intensieve dagbehandeling in een forensisch psychiatrische
setting als voorwaarde op te leggen.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen heeft geacht dan de officier van justitie zal zij tot een
fors lagere gevangenisstraf komen dan geëist. Daarbij overweegt de rechtbank voorts dat zij het
van groot belang acht dat verdachte wel een intensieve behandeling zal ondergaan, zoals ook
door de psycholoog en psychiater wordt geadviseerd, ook al komt zij tot een mindere
bewezenverklaring dan door de officier van justitie is geëist.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer3], [naam] en [slachtoffer5] worden toegewezen tot respectievelijk de bedragen € 172,-, € 350,54, € 350,54 en € 931,- en ze heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 3, 7, 7 en 18 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft verzocht dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft een integrale vrijspraak van verdachte bepleit en in het verlengde daarvan aangegeven dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Ten aanzien van parketnummer 05-701993/10
- De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 350,54 (feit 1)
De rechtbank acht de vorderingen zowel met betrekking tot het materiële deel ( € 50,54 aan reiskosten) als het immateriële deel (€ 300,- aan immateriële schade) voldoende onderbouwd. Nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard, zal dit deel van de vorderingen daarom worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Wat betreft de opgenomen vakantie-uren van [naam] overweegt de rechtbank dat dit deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat het gaat om eigen kosten die niet als "rechtstreekse schade" in de zin van art. 51a, eerste lid, Sv kunnen worden aangemerkt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een beroep op het ‘Kruidhof-arrest’ (HR 28 mei 1999, NJ 1999/564) niet opgaat nu dit arrest betrekking heeft op inkomensschade gemaakt door de ouders van het slachtoffer ten gevolge van het feit dat zij taken van professionele hulpverleners hadden overgenomen om zo hun kind thuis te kunnen verzorgen. Het betrof daarmee kosten die ten gevolge van het letsel van het slachtoffer hoe dan ook gemaakt zouden zijn, ofwel door professionele hulpverleners ofwel door de ouders, zodat die daarom als rechtstreekse schade konden worden aangemerkt.
- De benadeelde partij [slachtoffer3] vordert een bedrag van € 2700,- (feit 2 en 3)
De rechtbank acht de vorderingen met betrekking tot de reiskosten (€ 121,98) en parkeergelden/overig (€ 50,02) voldoende onderbouwd. Nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard, zal dit deel van de vordering daarom worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Gezien hetgeen de rechtbank zojuist heeft overwogen over het Kruidhof-arrest kan de loonderving van [naam] niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade zodat dit deel van de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van parketnummer 05/702932-10: feit 2
- De benadeelde partij [slachtoffer5] (gemachtigde [naam]) vordert een bedrag van € 931,-
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van dit feit dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 247, 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/701993-10 feit 2 en parketnummer 05/702939-10 feiten 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder parketnummer 05/701993-10 feiten 1 en 3 is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens (de stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht, ook als die inhoudt intensieve dagklinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek.
Geeft opdracht aan (de stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer2], te betalen € 350, 54 (zegge) driehonderdvijftig euro en vierenvijftig cent.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 350,54, subsidiair zeven dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] te betalen € 350, 54 (zegge) driehonderdvijftig euro en vierenvijftig cent, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 350, 54 (zegge) driehonderdvijftig euro en vierenvijftig cent.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 350,54, subsidiair zeven dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] te betalen € 350, 54 (zegge) driehonderdvijftig euro en vierenvijftig cent, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3], te betalen
€ 172,00 (zegge honderd tweeënzeventig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 172,00, subsidiair drie dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen € 172,00 (zegge honderdtweeënzeventig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van drie dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door mrs. M.G.J. Post (voorzitter), I.D. Jacobs en E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2011.