ECLI:NL:RBARN:2010:BR4708

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/3327
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning voorschot op WW-uitkering na onterecht ontslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar en een belanghebbende die een WW-uitkering had aangevraagd. De belanghebbende was per 13 februari 2008 ontslagen, maar de rechtbank had eerder geoordeeld dat dit ontslag onterecht was, omdat er geen sprake was van plichtsverzuim. Hierdoor was de aanstelling van de belanghebbende niet geëindigd en kon hij niet als verwijtbaar werkloos worden aangemerkt.

De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), had aanvankelijk geweigerd om een WW-uitkering toe te kennen, maar had later een voorschot op de uitkering toegekend, omdat er geen sprake was van verwijtbare werkloosheid. De gemeente, als eiser, was het niet eens met deze toekenning en stelde dat de belanghebbende verwijtbaar werkloos was geworden.

De rechtbank oordeelde dat de toekenning van het voorschot door de UWV in redelijkheid kon worden gedaan, gezien de lopende bezwaren van de belanghebbende tegen zijn ontslag. De rechtbank verklaarde het beroep van de gemeente ongegrond, omdat de belanghebbende niet verwijtbaar werkloos was en de UWV terecht een voorschot had toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van werknemers in situaties van onterecht ontslag en de rol van de UWV in het toekennen van uitkeringen.

De uitspraak is gedaan door rechter E.M. Vermeulen, in tegenwoordigheid van griffier P.A.C. Modderman. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/3327
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 7 december 2010.
inzake
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, eiser,
gevestigd te Zevenaar, vertegenwoordigd door mr. L.S. van Loon,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder,
alsmede
[belanghebbende], partij ex artikel 8:26 van de Awb (belanghebbende),
wonende te [woonplaats].
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 25 juni 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 20 maart 2008 heeft verweerder geweigerd om aan belanghebbende een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het door belanghebbende gemaakte bezwaar gegrond verklaard en belanghebbende per 3 april 2008 een voorschot toegekend.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Bij schrijven van 28 augustus 2008 heeft [belanghebbende] zich gesteld als partij in het geding.
De behandeling van het beroep is ter zitting van de rechtbank van 4 februari 2010 geschorst en voortgezet ter zitting van 31 augustus 2010. Eiser is aldaar verschenen, vertegenwoordigd door mr. Van Loon voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door L. Smid. De partij ex artikel 8:26 van de Awb is in persoon verschenen.
3. Overwegingen
In verband met een (straf)ontslag per 13 februari 2008 heeft belanghebbende een WW-uitkering aangevraagd. Hoewel deze uitkering in eerste instantie werd geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid, is belanghebbende bij het bestreden besluit met ingang van 3 april 2008 (lees: 14 februari 2008) een voorschot op zijn WW-uitkering toegekend omdat naar de mening van verweerder geen sprake is van verwijtbare werkloosheid, althans zo heeft verweerder ter zitting desgevraagd toegelicht, en er nog sprake was van een lopend bezwaar van belanghebbende tegen het ontslagbesluit.
Eiser - eigen risicodrager - kan zich niet met de toekenning van het voorschot verenigen en stelt dat belanghebbende verwijtbaar werkloos is geworden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op hetgeen namens belanghebbende ter zitting is aangevoerd overweegt de rechtbank allereerst dat ingevolge artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f van de Gemeentewet het college bevoegd is om namens de gemeente rechtsgedingen te voeren. Nu van de zijde van het college ter zitting desgevraagd is toegelicht dat is beoogd om het beroep in te stellen namens de gemeente, is het beroep bevoegd ingesteld.
Het geding spitst zich toe op de vraag of verweerder een voorschot op de WW-uitkering aan belanghebbende heeft kunnen toekennen.
Bij uitspraak van heden (registratienummer AWB 08/5815) heeft deze rechtbank geoordeeld dat eiser belanghebbende ten onrechte de disciplinaire straf van ontslag heeft opgelegd omdat geen sprake was van plichtsverzuim. Het in die procedure bestreden besluit is vernietigd en het primaire (ontslag)besluit is herroepen. Als gevolg hiervan is de aanstelling van belanghebbende bij eiser niet geëindigd per 13 februari 2008.
Nu niet kan worden gezegd dat belanghebbende verwijtbaar werkloos is geworden en verweerder in redelijkheid een voorschot op de WW-uitkering heeft kunnen toekennen gezien de lopende bezwaren van belanghebbende tegen zijn ontslag, dient het beroep dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Modderman, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 7 december 2010.