ECLI:NL:RBARN:2010:BR4697

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5111
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag en eindafrekening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure met registratienummer AWB 09/5111. Eiser, wonende te [woonplaats], had verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verzocht om een eindafrekening na zijn ontslag. Eiser was van mening dat de eindafrekening onjuist was, omdat verweerder zich had gebaseerd op artikel 6:2:3 van de Zevenaarse arbeidsvoorwaardenregeling (ZAR) en daarbij niet alle verlofuren had meegenomen die hij had opgebouwd tijdens zijn ziekte. Eiser stelde dat hij ook over de periode van 25 juli 2006 tot 13 februari 2008 verlof had opgebouwd, wat nog niet was uitbetaald.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit van verweerder vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 29 mei 2009, waarin verweerder aan eiser een bedrag voor openstaande verlofuren had toegekend, niet in stand kon blijven. Dit kwam voort uit de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het door verweerder verleende ontslag van eiser was vernietigd. De rechtbank heeft vervolgens het primaire besluit herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, en dat de reiskosten van eiser al waren toegekend in een eerdere uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, rechter, en mr. P.A.C. Modderman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2010. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/5111
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 7 december 2010.
inzake
[Eiser], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 3 november 2009.
2. Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2009 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat aan hem een bedrag van [bedrag] bruto wordt overgemaakt voor de uitbetaling van verlofuren, etc. in verband met zijn ontslag, één en ander vermeerderd met [bedrag] netto aan wettelijke rente.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder overneming van de overwegingen van de ‘Personele Kamer van de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften’. Verweerder heeft hiermee het eerder genoemde besluit van 29 mei 2009 gehandhaafd.
Tegen het in rubriek 1 aangeduide besluit is beroep ingesteld. Naar de door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 31 augustus 2010. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Kroeze voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.S. van Loon, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en [naam], (voormalig) juridisch adviseur bij verweerder.
3. Overwegingen
Naar aanleiding van zijn ontslag heeft eiser verweerder bij brief van 25 september 2008 verzocht om een eindafrekening op te stellen en tot uitbetaling over te gaan van nog openstaande posten.
Bij het in rubriek 1 vermelde besluit van 29 mei 2009, welk besluit bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat, op grond van artikel 6:2:3 van de Zevenaarse arbeidsvoorwaardenregeling (hierna: ZAR), een bedrag van [bedrag] bruto zal worden overgemaakt voor [aantal overuren] openstaande verlofuren, vermeerderd met een bedrag van [bedrag] netto aan wettelijke rente. Hierbij is verweerder er van uit gegaan dat eiser tijdens zijn ziekte alleen over een periode van zes maanden vakantie-uren heeft opgebouwd.
Eiser kan zich met deze eindafrekening niet verenigen en stelt dat artikel 6:2:3, derde lid, van de ZAR door verweerder onjuist is toegepast waarbij eiser zich beroept de richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (hierna: de Richtlijn) en hij verwijst naar een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 20 januari 2009, registratienummers C-350/06 en C-520/06. Eiser meent dat hij ook over de periode van 25/07/06 tot 13/02/08 verlof heeft opgebouwd, welke uren nog moeten worden uitbetaald.
De rechtbank overweegt als volgt.
De door eiser verzochte eindafrekening is gebaseerd op een ontslag met ingang van 14 februari 2008. Bij uitspraak van heden (registratienummer AWB 08/5815) heeft de rechtbank het door verweerder verleende ontslag vernietigd. Als gevolg van deze vernietiging kan het besluit ten aanzien van de eindafrekening naar het oordeel van de rechtbank evenmin in stand blijven.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Voorts ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. Daarbij overweegt de rechtbank dat de door eiser gemaakte reiskosten reeds zijn toegekend bij uitspraak van deze rechtbank van heden (registratienummer AWB 08/4143.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
herroept het besluit van 29 mei 2009;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Modderman, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 7 december 2010.