ECLI:NL:RBARN:2010:BP1086

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205258
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident in civiele procedure met betrekking tot spelersmakelaarsovereenkomsten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een incident waarin gedaagde verzoekt om onbevoegdheid van de rechtbank met betrekking tot de vordering van eiseres. Gedaagde beroept zich op de arbitrageclausule in de spelersmakelaarsovereenkomst van 23 juli 2008 en de aanvullende overeenkomst van 16 december 2009. Eiseres voert aan dat haar vordering een incassogeschil betreft dat niet samenhangt met de voetbalsport, en dat de burgerlijke rechter het meest geschikt is om hierover te oordelen. De rechtbank stelt vast dat partijen een arbitrageclausule hebben opgenomen in hun overeenkomsten, en dat deze clausule duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar is. De rechtbank concludeert dat zij zich onbevoegd moet verklaren om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, aangezien partijen arbitrage zijn overeengekomen volgens het Arbitragereglement van de KNVB. Eiseres wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.384,00 worden begroot. Het vonnis is uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 205258 / HA ZA 10-1768
Vonnis in incident van 22 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres].,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.S.J. Supicic te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A. de Haan te Heerenveen.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte opgave getuigen
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] heeft op 23 juli 2008 met [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] een spelersmakelaarsovereenkomst gesloten. Op 16 december 2009 hebben partijen een volgende (aanvullende) overeenkomst gesloten. In beide overeenkomsten, in de spelersmakelaarsovereenkomst onder artikel 13 en in de overeenkomst van 16 december 2009 onder artikel 9, is de volgende bepaling opgenomen:
Alle geschillen die naar aanleiding van of in verband met deze overeenkomst tussen partijen mochten ontstaan, zowel juridische als feitelijke, zullen met uitsluiting van de burgerlijke rechter, ter beslissing worden onderworpen aan arbitrage, zoals voorgeschreven in het Arbitragereglement van de KNVB.
3. De beoordeling in het incident
3.1. In de hoofdzaak vordert [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] wordt veroordeeld tot betaling van € 36.462,15, te vermeerderen met rente en kosten. [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] gehouden is tot nakoming van zijn betalingsverplichting van het bedrag van € 25.000,00 uit hoofde van de overeenkomsten van 23 juli 2008 en 16 december 2009, alsmede in zijn verplichting tot het terugbetalen van de door [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] voor [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] betaalde bedragen ter hoogte van € 8.854,07, € 1.370,16 en € 478,92.
3.2. Voor alle weren vordert [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vordering van [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident]. [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] beroept zich op artikel 13 van de spelersmakelaarsovereenkomst van 23 juli 2008 en op het bepaalde in artikel 9 van de overeenkomst van 16 december 2009.
3.3. [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] voert in het incident het volgende verweer.
De door haar ingestelde vordering betreft een incassogeschil en hangt niet samen met de voetbalsport. Daarbij verwijst zij naar artikel 1 van het Arbitragereglement van de KNVB, dat luidt:
Met uitsluiting van de burgerlijke rechter, zijn aan arbitrage op de voet van dit reglement onderworpen alle geschillen, indien en voorzover deze samenhangen met de voetbalsport, een en ander in de ruimste zin des woords (…)
[eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] betoogt dat de burgerlijk rechter bij uitstek degene is die over dit incassogeschil het beste een beslissing kan nemen. Daarom is in artikel 1 lid 2 onder b het volgende opgenomen:
Partijen genoemd in lid 1 kunnen aan arbitrage op de voet van dit reglement ook onderwerpen:
a. (…)
b. de enkele bepaling van de hoogte van een schadevergoeding of van een verschuldigde geldsom.
c. (…)
[eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] betoogt dat uit artikel 1 lid 2 onder b volgt dat de bepaling van de hoogte van een verschuldigde geldsom aan de arbiter voorgelegd kan worden. Het staat [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] derhalve vrij om zelf te bepalen bij welke rechter zij het geschil aanhangig maakt.
Daarbij voert [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] aan dat een procedure bij de rechtbank efficiënter is en dat [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] haar vordering heeft veilig gesteld middels het leggen van een conservatoir beslag onder derden.
3.4. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat zij voornoemde overeenkomsten hebben gesloten en dat partijen daarin een arbitrageclausule hebben opgenomen. Derhalve staat vast dat partijen arbitrage zijn overeengekomen, zoals voorgeschreven in het Arbitragereglement van de KNVB. In een geval als het onderhavige is arbitrage volgens dat reglement ook mogelijk.
De tekst van de arbitrageclausule is helder en duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar.
Dit zou anders kunnen zijn indien in het Arbitragereglement van de KNVB dat van toepassing is verklaard, zou zijn bepaald dat arbitrage niet mogelijk zou zijn, maar daar is gelet op artikel 1 lid 2 van genoemd reglement geen sprake van.
Dat partijen iets anders met deze tekst hebben bedoeld of beoogd is niet gesteld of gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat nu beide partijen arbitrage zijn overeengekomen, het [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] niet vrijstaat om zelf te bepalen bij welke rechter zij het geschil aanhangig maakt.
De conclusie in het onderhavige incident luidt dan ook dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen.
3.5. [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] worden begroot op:
- vast recht € 805,00
- salaris advocaat 579,00 (1 punt x tarief III € 579,00)
Totaal € 1.384,00
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
4.2. veroordeelt [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident] tot op heden begroot op € 1.384,00,
4.3. verklaart dit vonnis voor zover het de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en is in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter op 22 december 2010.
Coll.: SP