ECLI:NL:RBARN:2010:BP0928

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
188461
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding en proceskostenveroordeling in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Arnhem op 15 december 2010 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een vennootschap naar Duits recht, en gedaagde, de besloten vennootschap Clean Mat Trucks B.V. Eiseres was eerder in de gelegenheid gesteld om haar schade toe te lichten, maar heeft dit niet voldoende gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet met concrete gegevens heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden. De rechtbank benadrukt dat het niet de taak van een deskundige is om abstracte waarden te berekenen, maar dat eiseres zelf de schade moet aantonen. Ondanks meerdere kansen om haar standpunt te verduidelijken, heeft eiseres geen relevante informatie verstrekt die nodig is voor de schadeberekening.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Clean Mat Trucks zijn begroot op € 9.349,50. De rechtbank oordeelt dat eiseres, die in het ongelijk is gesteld, verantwoordelijk is voor de kosten die Clean Mat Trucks heeft moeten maken in deze procedure. De uitspraak volgt op een tussenvonnis van 22 september 2010, waarin de rechtbank het uitgangspunt voor de schadeberekening heeft geformuleerd. Eiseres heeft in haar akte niet voldoende opheldering gegeven over de ontbrekende gegevens die nodig zijn voor de schadeberekening, zoals afschrijvingskosten en reële reparatiekosten. De rechtbank concludeert dat eiseres niet in staat is geweest om haar schade te onderbouwen, wat leidt tot de afwijzing van haar vorderingen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 188461 / HA ZA 09-1441
Vonnis van 15 december 2010
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. W.A.J. Hagen te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEAN MAT TRUCKS B.V.,
gevestigd te Bemmel,
gedaagde,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Clean Mat Trucks genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2010
- de akte van [eiseres]
- de antwoordakte van Clean Mat Trucks.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 22 september 2010 heeft de rechtbank onder 2.3 het uitgangspunt voor de schadeberekening als volgt geformuleerd.
[eiseres] moet in een situatie worden gebracht als ware Clean Mat Trucks niet tekortgeschoten. Dat is de situatie waarin zij verkeerd zou hebben als Clean Mat Trucks haar voor een koopprijs van € 84.000,00 een truck uit 1997 met een vacuümopbouw uit 1997 had verkocht, waaraan [eiseres], naar zij zelf verwachtte, voor € 35.000,00 reparaties moest verrichten voordat hij bedrijfsklaar was. Vergelijking tussen deze situaties levert de mogelijk geleden schade op. De vraag is nu of [eiseres] voldoende informatie heeft verschaft om deze vergelijking te kunnen maken.
2.2. Daarop heeft de rechtbank overwogen dat een aantal gegevens om tot berekening van de schade te komen, beschikbaar is, maar dat op grond daarvan de schade nog niet te berekenen valt. [eiseres] is opnieuw in de gelegenheid gesteld haar schade toe te lichten, beperkt tot de subsidiaire vordering en met inachtneming van hetgeen de rechtbank had overwogen.
2.3. [eiseres] voert thans aan dat het bedrag van € 35.000,00 niet nodig was om het voertuig bedrijfsklaar te maken; het betrof reparaties die wel noodzakelijk waren maar niet essentieel voor direct gebruik. Zij hoopte de kosten hiervan over twee jaar te kunnen spreiden. Nu het bedrag van € 35.000,00 tot nu toe steeds als een punt van overweging bij de aanschaf is gepresenteerd, passeert de rechtbank dit betoog als onbegrijpelijk en tardief.
2.4. Het betoog waarin [eiseres] ingaat op de akte van Clean Mat Trucks die is genomen vóór het vonnis van 22 september 2010, laat de rechtbank voor wat het is. Het is niet van belang voor de beslissing in de procedure zoals die nu voorligt.
2.5. In haar akte gaat [eiseres] ook in op de vragen die in het vonnis van 22 september 2010 onder 2.8 zijn gesteld. Dat zijn vragen naar de onder 2.2 hierboven bedoelde, ontbrekende gegevens, in het bijzonder de afschrijvingskosten die [eiseres] voor trucks als deze pleegt te hanteren, de werkelijk onmogelijk gebleken ritten met de truck, de gevolgen daarvan en de reële reparatiekosten.
2.6. [eiseres] heeft hierover geen opheldering gegeven. Zij stelt allereerst dat zij diverse opdrachten van diverse klanten niet heeft kunnen aannemen en dat het niet altijd mogelijk was de schade te beperken. Concrete cijfers hierover geeft zij niet. In de tweede plaats stelt zij dat de kosten voor reparaties reëel waren. Ook dit onderbouwt zij niet met cijfers. Ten slotte herhaalt [eiseres] dat zij een voertuig heeft gekocht dat los van de hoeveelheid reparaties die zij heeft laten uitvoeren, minder waard was dan zij had verwacht en had mogen verwachten. Uit de eerdere beslissingen volgt al dat dit niet relevant is, nu [eiseres] de truck kocht voor eigen gebruik en niet als tussenhandelaar.
2.7. [eiseres] biedt aan een vergelijking zoals in het vonnis van 22 september 2010 onder 2.3 bedoeld, door een deskundige te laten uitvoeren.
2.8. Uit dit laatste blijkt de wezenlijke misvatting van [eiseres] over haar procespositie. Het gaat er niet om dat een deskundige gegevens moet verifiëren of een abstracte waarde van de truck moet berekenen. Het gaat erom dat [eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden en deze stelling met concrete gegevens behoort te onderbouwen. Dat heeft zij nog steeds niet gedaan. Daarmee is, hoewel [eiseres] meerdere malen daartoe in de gelegenheid is gesteld, het betoog dat zij schade heeft geleden, niet onderbouwd.
2.9. Het standpunt van Clean Mat Trucks dat [eiseres] geen antwoord heeft gegeven op drie concrete vragen van de rechtbank – naar de afschrijvingskosten, de werkelijk onmogelijk gebleken ritten en de reële reparatiekosten – wordt dus door de rechtbank onderschreven. Het betekent dat ook de subsidiaire vordering moet worden afgewezen. De meer subsidiaire ligt ingevolge het vonnis van 22 september 2010 (onder 2.11) al gereed voor afwijzing.
2.10. Hoewel op zichzelf is komen vast te staan dat de door Clean Mat Trucks geleverde truck niet beantwoordde aan de overeenkomst (vonnis van 7 juli 2010 onder 2.10), is de rechtbank van oordeel dat [eiseres], die in het ongelijk gesteld is nadat zij in een procedure van ruim een jaar er niet in geslaagd is concreet geleden schade aan te tonen, in de proceskosten veroordeeld moet worden. Daarmee is Clean Mat Trucks nodeloos op kosten gejaagd.
2.11. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Clean Mat Trucks worden begroot op:
- vast recht € 2.955,00
- getuigenkosten 0,00
- salaris advocaat 6.394,50 (4,5 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 9.349,50
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Clean Mat Trucks tot op heden begroot op € 9.349,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.