ECLI:NL:RBARN:2010:BO9507

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-269
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 22 december 2010, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. [rechter1] en mr. [rechter2]. De verzoekers stelden dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was gekomen, omdat mr. [rechter1] eerder een beslissing had genomen in een zaak tussen dezelfde partijen en mr. [rechter2] eerdere wrakingsverzoeken onjuist had afgehandeld. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoekers niet voldoende feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die de onpartijdigheid van de betrokken rechters in twijfel zouden trekken. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van de verzoekers niet opgingen en dat er geen rechtsregel is die het meerdere keren beslissen door een rechter in geschillen tussen dezelfde partijen verbiedt. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat de argumenten met betrekking tot de wraking van mr. [rechter3] buiten de reikwijdte van deze procedure vallen. De beschikking werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
registratienummer:: 10/269
Beschikking van 22 december 2010
inzake
[verzoekers], gemeente [woonplaats]
verzoekers tot wraking,
gemachtigde [gemachtigde]
en
[namen rechters]
in hun hoedanigheid van rechters in de wrakingzaak tussen verzoekers en mr. [rechter3] (registratienummer 10/261).
1. De procedure
1.1. Bij e-mailbericht van 20 december 2010 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [rechter1] (hierna: mr. [rechter1]) en mr. [rechter2] (hierna: mr. [rechter2]).
1.2. Bij schrijven van 21 december 2010 hebben mrs. [rechter1] en [rechter2] aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben zij hun zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 22 december 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoekers zijn daar niet verschenen. Mrs. [rechter1] en [rechter2] hebben in genoemd schrijven van 21 december 2010 te kennen gegeven geen prijs te stellen om te worden gehoord en aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
2. De feiten
2.1. Op 13 december 2010 is een zitting gehouden in de zaak van [eis. KG] tegen [gedn.KG] (zaak/rolnummer 207783 / KG ZA 10-716), waarbij gemachtigde [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens verzoekers optrad. Tijdens de zitting is de behandelend voorzieningenrechter, mr. [rechter3], gewraakt. Dit wrakingsverzoek zou op 22 december 2010 om 9.30 uur worden behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. [rechter4], [rechter1] en [rechter2]. Op 21 december 2010 is door verzoekers een wrakingsverzoek ingediend met betrekking tot mrs. [rechter1] en [rechter2]. Dat laatste verzoek ligt thans ter beoordeling voor.
3. Het wrakingsverzoek en het verweer
3.1. Verzoekers stellen, kort en zakelijk weergegeven, dat de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden. Zij hebben daartoe aangevoerd dat mrs. [rechter1] en [rechter2] niet hebben voldaan aan de vereisten van het kwaliteitsmanagementsysteem in het rechtsbedrijf door gezamenlijk verweer te voeren. Voorts hebben zij gesteld dat mr. [rechter1] ten onrechte als voorzitter van de wrakingskamer optreedt, terwijl zij recentelijk in een wrakingzaak heeft beslist tussen dezelfde partijen. Ten aanzien van mr. [rechter2] hebben verzoekers gesteld dat hij eerder wrakings¬verzoeken onjuist heeft afgedaan.
3.2. Mrs. [rechter1] en [rechter2] hebben in hun verweer gesteld dat geen sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandig¬heden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3 Allereerst hebben verzoekers gesteld dat het verweerschrift van mrs. [rechter1] en [rechter2] niet voldoet aan het kwaliteitsmanagementsysteem in het rechtsbedrijf, omdat dit verweerschrift door hen gezamenlijk is ingediend en slechts door één van hen is ondertekend. Daargelaten dat het de wrakingskamer niet duidelijk is waarop met het door verzoekers aangehaalde kwaliteitsmanagementsysteem wordt gedoeld, volgt de wrakingskamer dit standpunt niet, aangezien in de wet niet het vereiste is opgenomen dat de gewraakte rechter separaat verweer voert en evenmin dat hij eigenhandig het verweerschrift ondertekent.
4.4 Ten aanzien van mr. [rechter1]
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekers in hun verzoekschrift niet duidelijk hebben gemaakt op welke eerdere wrakingzaak tussen dezelfde partijen, die mr. [rechter1] heeft behandeld, wordt gedoeld. De procedure waarnaar verzoekers verwijzen, met registratienummer 10-249, betreft in ieder geval geen zaak tussen dezelfde partijen. Wat daarvan ook zij, geen rechtsregel verzet zich ertegen dat een rechter meerdere keren een beslissing neemt in geschillen tussen dezelfde partijen. De omstandigheid dat zulks ook in dit geval zou worden gedaan, is naar het oordeel van de wrakingskamer op zichzelf geen reden om aan te nemen dat mr. [rechter1] partijdig dan wel niet onafhankelijk is.
4.5 Ten aanzien van mr. [rechter2]
Verzoekers hebben gesteld dat mr. [rechter2] wrakingsverzoeken onmiskenbaar onjuist heeft afgedaan. De wrakingskamer overweegt dat, de omstandigheid dat verzoekers menen dat mr. [rechter2] in eerdere procedures fouten zou hebben gemaakt, wat hiervan ook zij, geen geldige reden oplevert om aan zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid te twijfelen.
De wrakingskamer concludeert dat verzoekers geen feiten en omstandigheden hebben aangevoerd op grond waarvan de rechterlijke onpartijdigheid van de betrokken rechters schade zou kunnen lijden.
4.6 Voor zover de argumenten van verzoekers betrekking hebben op de wraking van mr. [rechter3] of de door mr. [rechter3] voorgezeten procedure, vallen zij buiten de omvang van het onderhavige geding en kunnen zij aan de wrakingskamer die genoemde wraking behandelt ter beoordeling worden voorgelegd.
4.7 Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Noordraven, voorzitter, mr. G.A. van der Straaten en mr. F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.W. Bolzoni en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.