ECLI:NL:RBARN:2010:BO9504

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-261
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter wegens vermeende vooringenomenheid en gebrek aan beslissing op vorderingen

In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [naam rechter], de voorzieningenrechter in een eerder lopende procedure. De verzoekers waren van mening dat de rechter geen beslissing had genomen op vier verzoeken tot vorderingen die zij hadden ingediend, en dat hij niet bereid was om relevante internetpagina's te bekijken. Het wrakingsverzoek werd behandeld op 22 december 2010, maar noch de verzoekers noch hun gemachtigde waren aanwezig. Mr. [naam rechter] heeft laten weten niet te zullen verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoekers hebben echter geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeert dat het enkele feit dat de rechter in het nadeel van verzoekers heeft beslist, niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoekers in hun aanvullingen op het verzoek algemene verwijten hebben geuit en dat er sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer : 10-261
Beschikking van 22 december 2010
in de zaak van
[verzoekers],
verzoekers tot wraking,
gemachtigde [gemachtigde]
tegen
[naam rechter],
in zijn hoedanigheid van voorzieningenrechter.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 13 december 2010 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke verweer van mr. [naam rechter] van 16 december 2010.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 22 december 2010 zijn verzoekers noch hun gemachtigde verschenen. Mr. [naam rechter] heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1 Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. [naam rechter] als voorzieningenrechter in de zaak
met nummer 207783/KG ZA 10-716 tussen verzoekers en [gedaagde]
2.2 Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat mr. [naam rechter] geen beslissing neemt op vier verzoeken tot vorderingen bij eis ter verkrijging van een eerlijke procedure en hij niet bereid is om op de sites, pagina’s etc. op internet te kijken.
2.3 Mr. [naam rechter] heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd.
Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1 Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2 De klachten van verzoekers zijn in wezen gericht tegen de beslissing van mr. [naam rechter] om (nog) geen beslissing te nemen op vier verzoeken tot vorderingen bij eis ter verkrijging van een eerlijke procedure en het niet bekijken internetpagina’s. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. [naam rechter] bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoekers of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, hebben verzoekers verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mr. [naam rechter] in het nadeel van verzoekers heeft beslist kan de rechtbank dat niet afleiden. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
3.3 Mede gelet op de algemene verwijten die verzoekers in de diverse aanvullingen op hun verzoek hebben opgenomen en het wraken van deze wrakingskamer, op gronden die betrekking hebben op andere procedures van gemachtigde van verzoekers, is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer ziet daarom aanleiding om, met toepassing van artikel 39 lid 4 Rv, te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mr. M.C.G.J. van Well als voorzitter, en mrs. J.D.A. den Tonkelaar en P.J. Wiegman als rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten en in openbaar uitgesproken op 22 december 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.