Parketnummer : 05/800700-10 en 05/801739-07 (TUL)
Datum zitting : 6 december 2010
Datum uitspraak : 20 december 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/rangr. : soldaat der 2e klasse [nummer],
ttv tll feit ingedeeld bij : [standplaats]
Raadsman : mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem.
Officier van justitie : mr. J.C. Stikkelman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2008, te Bovensmilde, gemeente
Midden-Drenthe,,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over een lang en recht en goed overzichtelijk
weggedeelte van de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg,
welke weg ter plaatse was verdeeld in twee rijstroken bestemd voor het verkeer
in beide richtingen, komende uit de richting Assen en gaande in de richting Bovensmilde,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
onder invloed van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
althans een hoeveelheid alcoholhoudende drank,
naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken teneinde een voor hem
uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto, VW Golf) in te
halen, althans met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen, terwijl een op dat voor
het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig
(personenauto, Fiat) (zeer) dicht was genaderd en/of (vervolgens) tegen dat
zich op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte bevindend
ander motorrijtuig (personenauto, Fiat) is gebotst, althans aangereden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een of meer anderen (J.
[slachtoffer1] en/of O. [slachtoffer2]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig
lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd(en) toegebracht,
hij te Bovensmilde, gemeente Midden-Drenthe, op of omstreeks 25 september 2008
opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan
V.M. van [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als
bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Hoofdweg, in elk geval op een weg;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 25 september 2008, te Bovensmilde, gemeente
Midden-Drenthe,, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede
rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg,
opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende
politie-ambtenaren, en wel (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de zin van
artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving
van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van
verdachte vorderde(n) of verdachte beval(en) het door verdachte, bestuurde
motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering of welk bevel door die
politie-ambtena(a)r(en), belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van
strafbare feiten, werd gedaan doordien deze van een aan dit politievoertuig
aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode
letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakte(n) - niet
heeft voldaan aan genoemde vordering of genoemd bevel gedaan door genoemde
ambtena(a)r(en);
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling onder het (in de kop van het vonnis genoemde) parketnummer 05/801739-07.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 6 december 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren, en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht om de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3 De beslissing inzake het onder 2 tenlastegelegde
De militaire kamer is van oordeel, overeenkomstig door de raadsman is betoogd en door de officier van justitie is geëist, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde. De militaire kamer zal verdachte dan daarvan ook vrijspreken.
3.a. De beslissing inzake het bewijs
Nu verdachte het onder 1en 3 bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2010;
- proces-verbaal van verhoor J.H. [naam], pag. 16 en 17;
- proces-verbaal van verhoor H. [naam], pag. 18;
- medische verklaring, O. [slachtoffer2] pag. 23 en 24;
- medische verklaring, J. [slachtoffer1] pag. 28 en 29;
- proces-verbaal van verhoor O. [slachtoffer2]; pag. 26;
- proces-verbaal van verhoor J. [slachtoffer1], pag. 31;
- deskundigenrapport Ministerie van Justitie, NFI, bepaling urine,alcoholgehalte van K K. [verdachte] (lees ‘[verdachte]’);
- verkeersongevallenanalyse, pag. 5, 7, 10 en 11 van het rapport.
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2010;
- proces-verbaal van verhoor J.H. [naam], pag. 16;
- proces-verbaal van verhoor H. [naam], pag. 18;
- proces-verbaal van verhoor A. Sanders, pag. 20.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 september 2008, te Bovensmilde, gemeente Midden-Drenthe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over een lang en recht en goed overzichtelijk weggedeelte van de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg, welke weg ter plaatse was verdeeld in twee rijstroken bestemd voor het verkeer in beide richtingen, komende uit de richting Assen en gaande in de richting Bovensmilde, zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam, onder invloed van een hoeveelheid alcoholhoudende drank, naar links heeft gestuurd teneinde een voor hem uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto, VW Golf) in te halen, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen, terwijl een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, Fiat) (zeer) dicht was genaderd en vervolgens tegen dat zich op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte bevindend ander motorrijtuig (personenauto, Fiat) is gebotst, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een of meer anderen (J. [slachtoffer1] en O. [slachtoffer2]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd(en) toegebracht,
hij op 25 september 2008, te Bovensmilde, gemeente Midden-Drenthe, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg, opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende opsporingsambtenaar in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte beval het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welk bevel door die ambtenaar, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan doordien deze van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakte - niet
heeft voldaan aan genoemd bevel gedaan door genoemde ambtenaar;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 27 oktober 2010;
- een pro justitia psychiatrische rapportage, betreffende verdachte, opgemaakt door V. Versteeg en kolonel-arts R.J.M. Mooren, gedateerd 7 oktober 2009;
- een pro justitia psychologische rapportage, betreffende verdachte, opgemaakt door H.M.J. Vandenboorn, gedateerd 18 juni 2010;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Adviesunit Assen betreffende verdachte, gedateerd 23 november 2010.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 3 zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden. De officier van justitie heeft hierbij gezegd dat hij rekening heeft gehouden dat het hier gaat om “oude” feiten en dat artikel 63 wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is betoogd dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is, mede gezien de “ouderdom” van de feiten en omdat verdachte na het plegen van deze feiten nog veroordeeld is geweest voor andere strafbare feiten en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Met name het opleggen van een lange ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is, gelet op artikel 63 van het wetboek van Strafrecht, niet meer terecht Verder heeft de raadsman betoogd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat daarmee rekening dient te worden gehouden bij de strafoplegging. Gelet op het vorenstaande is een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden en een werkstraf voldoende voor de bestraffing van verdachte.
De militaire kamer is van oordeel dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht, wat, kort gezegd, inhoudt dat tussen het plegen van het feit en de veroordeling voor dat feit een andere veroordeling heeft plaatsgevonden voor een ander feit bij de strafbepaling moet worden geoordeeld alsof die verschillende feiten in één vonnis zouden zijn beoordeeld. Dit kan een matigend effect hebben op de strafmaat en de maximum op te leggen straf. Dit matigend effect geldt echter voor hoofdstraffen en niet voor een bijkomende straf zoals de ontzegging van de rijbevoegdheid (HR 18 mei 1982 LJN: AC7628). Daarbij komt dat er in dit geval weliswaar tussen de pleegdatum van het feit en dit vonnis een veroordeling heeft plaatsgevonden waarin een rijontzegging is opgelegd, maar dat dit was ter zake van een overtreding. Bij cumulatie van overtredingen met misdrijven moet de rechter op grond van art. 62 Sv zonder vermindering straf opleggen voor elk feit.
De militaire kamer stelt vast dat de raadsman op geen enkele wijze zijn standpunt - betreffende de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte - heeft beargumenteerd. De militaire kamer is van oordeel dat het onderhavige dossier geen aanwijzingen biedt dat de in het psychologische rapport van drs. H.M.J. Vandenboorn, genoemde gebrekkige geestesontwikkeling van de geestesvermogens van verdachte in de zin van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven, of enige andere stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde zodanig heeft beïnvloed dat dit daaruit mede verklaard zouden kunnen worden.
Voorts overweegt de militaire kamer het volgende:
Verdachte heeft - nadat hij alcohol had gedronken - als bestuurder van een personenauto op de openbare weg gereden. Verdachte is toen hij een voorligger wilde inhalen naar links gestuurd en is daarbij op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg terecht¬gekomen. Vervolgens is hij in botsing gekomen met een tegenligger. Hierdoor hebben de inzittenden van deze tegenligger letsel opgelopen..
Verdachte heeft een grove fout gemaakt, enkel en alleen om een verkeerscontrole te omzeilen. Bovendien heeft verdachte geen gehoor gegeven aan een bevel van een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar om te stoppen. Deze feiten zijn ernstig en geven een bepaalde mate van roekeloosheid en onverantwoord gedrag aan. Het lijkt erop dat de verdachte zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de mogelijke consequenties van zijn rijgedrag. Daarbij komt dat verdachte op 20 augustus 2008, dus kort tijd vóór de bewezen feiten ook al was veroordeeld tot onder meer een rijontzegging vanwege een alcohol-verkeersdelict. De militaire kamer rekent verdachte zijn handelen dan ook ernstig aan.
Gelet op de ernst van het feit, het herhalingsgevaar, de afdoening in soortgelijke zaken en de toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht zoals bovenvermeld, acht de militaire kamer een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden sanctie.
6a. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder het parketnummer 05/801739-07
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering af te wijzen nu hij dit gelet op het tijdsverloop en de gevorderde strafeis niet passend meer vindt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het toewijzen van de vordering tenuitvoerlegging geen doel meer treft vanwege het tijdsverloop en daarom dient te worden afgewezen.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de militaire kamer de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Verdachte heeft zich één maand na het ingaan van de proeftijd wederom schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Het enkele tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de inhoudelijke behandeling ter zitting maakt niet dat de tenuitvoerlegging niet meer passend zou zijn.
Naar het oordeel van de militaire kamer rechtvaardigt het voorgaande zonder meer een onverkorte tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete van 400 euro, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis. De militaire kamer zal dan ook de vordering toewijzen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 57, 62, 63, 91 en 184 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt de verdachte vrij ter zake het onder 2 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3a, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf van 1 (één) maand niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit .
het verrichten van een werkstraf gedurende 50 (vijftig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 25 (vijfentwintig) dagen.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 18 (achttien) maanden.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
05/801739-07
Wijst de vordering toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de militaire politierechter te Arnhem van 20 augustus 2008 voorwaardelijk opgelegde geldboete van 400 (vierhonderd) euro (te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis)
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. E. de Boer, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 december 2010.