ECLI:NL:RBARN:2010:BO8511

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800294-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Nederlandse militairen voor poging tot zware mishandeling op Cyprus

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee Nederlandse militairen, die beschuldigd werden van poging tot zware mishandeling van een medemilitair op Cyprus. De feiten vonden plaats op 16 oktober 2008 in Chania, Griekenland, waar de verdachten, na te hebben gehoord dat het slachtoffer een sergeant had bedreigd, besloten om verhaal te halen. Ze hebben het slachtoffer, terwijl hij sliep, uit zijn bed gehaald en hem mishandeld met vuisten en schoppen, wat leidde tot aanzienlijk letsel. De officier van justitie eiste een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, evenals schadevergoeding voor het slachtoffer. De militaire kamer van de rechtbank oordeelde dat de verdachten niet konden worden veroordeeld voor voorbedachte raad, maar dat er wel sprake was van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, samen met een werkstraf van 240 uur. Daarnaast werd een schadevergoeding van 4000 euro toegewezen aan het slachtoffer, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder hun blanco strafblad en de gevolgen van het geweld voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/800294-09
Datum zitting : 6 december 2010
Datum uitspraak : 20 december 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/ranr. : korporaal der 1e klasse, [nummer],
ingedeeld bij : [standplaats].
Officier van justitie: mr. J.C. Stikkelman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 te Chania, (Griekenland) tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf, om aan B. de [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten
rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die De
[slachtoffer] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk (met
kracht) met (gebalde) vuist(en) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of een/of meermalen met geschoeide (legerkistjes) voet(en)
tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 te Chania (Griekenland) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten B. de [slachtoffer]), (met kracht) met (gebalde) vuist(en) tegen
het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of een/of meermalen
met geschoeide (legerkistjes) voet(en) tegen het hoofd heeft geschopt en/of
getrapt, waardoor voornoemde De [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 6 december 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede tot drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren:
Voorts heeft officier van justitie verzocht dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van 4.000 euro, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De militaire kamer overweegt als volgt.
De militaire kamer is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte (hierna te noemen [medeverdachte]), nadat zij naar de bungalow van de aangever (hierna te noemen ‘De [slachtoffer]’) zijn gegaan, gezamenlijk hebben gepoogd hem zwaar te mishandelen.
De militaire kamer is echter van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte en [medeverdachte] voorbedachte raad hebben gehad om De [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals ten laste is gelegd. Weliswaar heeft [medeverdachte] (op 17 november 2008) bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat verdachte en hij tegen elkaar hadden gezegd dat ze De [slachtoffer] te pakken zouden gaan nemen in die zin dat ze hem hardhandig uit bed zouden tillen en hem een paar klappen zouden geven maar deze verklaring kan – nog los van de omstandigheid dat zij niet wordt onderschreven door verdachte – hooguit worden gezien als ondersteuning voor bewijs van voorbedachte raad op de (eenvoudige) mishandeling van De [slachtoffer].
Dat sprake is geweest van voorbedachte raad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt ook niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van het hebben van voorbedachte raad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan De [slachtoffer].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 16 oktober 2008 te Chania, (Griekenland) tezamen en in
vereniging met een ander ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf, om aan B. de [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die De [slachtoffer] opzettelijk (met
kracht) met (gebalde) vuist(en) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen
of gestompt en een/of meermalen met geschoeide (legerkistjes) voet(en)
tegen het hoofd heeft geschopt en getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 oktober 2010.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte is samen met zijn metgezel verhaal gaan halen bij het slachtoffer nadat zij hadden gehoord dat laatstgenoemde een sergeant zou hebben bedreigd. Zij zijn in de nachtelijke uren doelbewust naar hem op zoek gegaan. Nadat zij hem slapend op zijn slaapkamer hadden gevonden, hebben zij het slachtoffer rechtop in het bed gezet en zijn zij hem gaan mishandelen. Daarbij is fors geweld gebruikt. Zij hebben hem naar buiten gesleept en hem ook daar met vuisten en geschoeide voet hard gestompt en getrapt op zijn hoofd en lichaam. Het slachtoffer heeft hierdoor aanzienlijk letsel opgelopen.
De militaire kamer acht dit een ernstig feit. Feiten als deze leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, en in het bijzonder bij de slachtoffers.
Het slachtoffer heeft in dit geval, zo blijkt ook uit de door hem overgelegde slachtofferverklaring, zwaar geleden onder het geweldsincident, dat volgens de militaire kamer niet anders kan worden gekwalificeerd dan als een ernstige vorm van zinloos geweld, temeer daar het is gepleegd door twee tegen één en het allen collega’s van elkaar waren. Daarbij werd het slachtoffer in de beslotenheid van zijn slaapkamer overrompeld in zijn slaap en heeft hij geen enkele kans gehad om zich te verweren.
De militaire kamer is dan ook van oordeel dat, hoewel zij minder bewezen acht dan door de officier van justitie heeft gevorderd, de ernst van het feit een straf rechtvaardigt die gelijk is aan de eis, te weten een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Daarbij houdt de militaire kamer evenals de officier van jusititie rekening met de ouderdom van het feit, met het blanco strafblad van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte vanwege het feit ontslagen is.
De beoordeling van de civiele vorde¬ring van B. de [slachtoffer]
De benadeelde partij B. de [slachtoffer] heeft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van de door hem geleden schade.
Hij vordert terzake van geleden immateriële schade een bedrag van € 8.000,00.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, te weten tot een bedrag van € 4.000,00 waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
B. de [slachtoffer] heeft een aantal gevolgen van het misdrijf in de door hem ingediende vordering nader toegelicht. Hij heeft onder meer aangegeven dat hij lang niemand onder ogen heeft durven komen, dat hij sociaal en maatschappelijk heeft gedisfunctioneerd, dat sprake is van herbelevingen, flashbacks en angstdromen, gevoel van afstomping en onthechting, ernstige concentratie- en slaapproblemen. Al met al is sprake van een posttraumatische stoornis.
Door de verdachte zijn de vordering en de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van het misdrijf niet betwist.
De militaire kamer is van oordeel dat de benadeelde partij gezien de voorgaand gestelde en niet betwiste gevolgen van het geweldsincident, immateriële schade heeft opgelopen. Echter de militaire kamer kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden schade op zijn plaats is.
De militaire kamer is in ieder geval van oordeel dat een bedrag van € 4.000,00 aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat de militaire kamer dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer.
De vordering is voor zover deze strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De militaire kamer zal de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c,36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf van 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit .
En voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderd veertig uren) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderd twintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat tijd, door de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht, te weten (4) uren, zijnde twee (2) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij B. de [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover M.M.F.T.M. [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover B. de [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan B. de [slachtoffer], te betalen € 4000,- (zegge vierduizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor de voor de vordering niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 4000,- subsidiair 50 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover M.M.F.T.M. [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover B. de [slachtoffer] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer B. de [slachtoffer], te betalen € 4000,- (zegge vierduizend euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
mr. E. de Boer, rechter, als voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2010.