ECLI:NL:RBARN:2010:BO7163

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207565
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in bewindvoeringzaak

In deze zaak heeft verzoekster op 25 oktober 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter die betrokken was bij haar bewindvoering. De wraking is deels niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoekster het verzoek niet tijdig heeft ingediend, en deels afgewezen omdat er geen sprake was van schijn van partijdigheid. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 19 juni 2009 werd het vermogen van verzoekster onder bewind gesteld, met haar zussen als bewindvoerders. Na klachten van haar partner over het beheer door de bewindvoerders, vond er op 27 september 2010 een mondelinge behandeling plaats, waar de klachten werden afgewezen, maar de kantonrechter aangaf dat er aanleiding was om een professionele bewindvoerder te benoemen. Verzoekster diende haar wrakingsverzoek in na deze zitting, maar de rechtbank oordeelde dat zij dit verzoek niet direct had moeten indienen, aangezien de feiten al bekend waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de kantonrechter zich niet partijdig had gedragen, en dat verzoekster haar verzoek tot beëindiging van de bewindvoering apart moest indienen. De beschikking werd gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem en is op 15 november 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 207565 / 10-225
Beschikking van 15 november 2010
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster tot wraking,
en
mr. [rechter]
in zijn hoedanigheid van kantonrechter in de zaak van de bewindvoering van [verzoekster] (zaaknummer / rekestnummer [zaaknummer]).
1. De procedure
1.1. Bij schrijven van 25 oktober 2010 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen [de kantonrechter].
1.2. Bij schrijven van 4 november 2010 heeft [de kantonrechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 15 november 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoekster is daar verschenen samen met haar partner de h[B]. [de kantonrechter] heeft in genoemd schrijven van 4 november 2010 te kennen gegeven geen prijs te stellen om te worden gehoord en aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
1.4. De rechtbank heeft na de behandeling van het wrakingsverzoek direct mondeling uitspraak gedaan.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van 19 juni 2009 heeft de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Nijmegen, het vermogen van verzoekster onder bewind gesteld met benoeming van haar zussen tot bewindvoerders.
2.2. De partner van verzoekster, [B], heeft bij brief van 18 augustus 2010 gericht aan de kantonrechter te Nijmegen klachten geuit over het beheer door de bewindvoerders. Tevens is in die brief gevraagd om herziening van de bewindvoering. De klachten zijn vervolgens voorgelegd aan de bewindvoerders, teneinde hierop schriftelijk te kunnen reageren.
2.3. Op 27 september 2010 heeft de mondelinge behandeling van de klachten door [de kantonrechter] plaatsgevonden. [de kantonrechter] heeft na afloop van die zitting medegedeeld dat de klachten werden afgewezen, maar dat er wel aanleiding bestond een professionele bewindvoerder te benoemen.
2.4. Bij brief van 22 oktober 2010 heeft de door [de kantonrechter] benaderde bewindvoerder hem laten weten dat hij na een gesprek met de bewindvoerders bereid is het bewind over te nemen.
2.5. Verzoekster heeft bij schrijven van 25 oktober 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen [de kantonrechter].
3. De ontvankelijkheid van het verzoek.
3.1. De wetgever heeft via het middel van wraking de partijen in de door de rechter te behandelen zaak de mogelijkheid gegeven de rechter te wraken en daarmee de behandeling van de zaak door die rechter te stuiten, wanneer het vermoeden is gerezen dat de rechter jegens die partijen niet onpartijdig is. Op grond van artikel 37, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient de rechter te worden gewraakt zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij de wrakende partij bekend zijn.
3.2. Op 27 september 2010 zijn de klachten van verzoekster door [de kantonrechter] tijdens de mondelinge behandeling besproken en is hierop tevens beslist, waarna verzoekster bij brief van 25 oktober 2010 het wrakingsverzoek heeft ingediend. Dit verzoek ziet voor een deel op de behandeling van de klachten tijdens die zitting op 27 september 2010 door [de kantonrechter]. Wat dit deel van het verzoek betreft wordt overwogen dat die omstandigheden op dat moment reeds geruime tijd aan verzoekster bekend waren, zodat het op haar weg had gelegen om direct ter zitting of kort daarna de wraking van [de kantonrechter] te verzoeken. Nu verzoekster dit niet heeft gedaan, zal zij dan ook in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar wrakingsverzoek.
4. De beoordeling van het overige deel van het verzoek
4.1. Volgens verzoekster heeft [de kantonrechter] zich niet aan de ter zitting gemaakte afspraak gehouden, welke inhield dat er een gesprek zou plaatsvinden tussen verzoekster en de nieuw aan te stellen bewindvoerder om kennis te maken en de voorwaarden te bespreken. In plaats hiervan heeft de nog aan te stellen bewindvoerder buiten medeweten van verzoekster een gesprek gevoerd met haar zussen, de huidige bewindvoerders.
4.2. Gelet op artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6, lid 1 van het (Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.4. Verzoekster heeft aangevoerd dat [de kantonrechter] zich niet aan de afspraak heeft gehouden, nu hij had toegezegd dat de nog aan te stellen bewindvoerder contact zou opnemen met verzoekster. Die bewindvoerder heeft echter eerst contact opgenomen met de huidige bewindvoerders en (nog) niet met verzoekster zelf. Dit heeft verzoekster via haar moeder en/of zus moeten vernemen. Het voorgaande brengt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer mee dat sprake zou zijn van enige schijn van partijdigheid bij [de kantonrechter].
4.5. Voor zover het wrakingsverzoek van verzoekster moet worden opgevat als een verzoek tot beëindiging van de bewindvoering wordt overwogen dat het niet aan de rechtbank is om daarover in deze procedure een beslissing te nemen. Dit dient verzoekster afzonderlijk bij de kantonrechter aan de orde te brengen.
4.6. Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek tegen [de kantonrechter], voor zover dat ziet op wat zich na de zitting heeft voorgedaan, zal worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking voor zover dat ziet op de mondelinge behandeling van haar klachten op 27 september 2010 door [de kantonrechter],
wijst het verzoek tot wraking af voor zover dat ziet op hetgeen zich na de zitting heeft voorgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, H.P.M. Kester - Bik en C.M.E. Lagarde in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.