ECLI:NL:RBARN:2010:BO6174
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verkrijgende verjaring van erfdienstbaarheid en de beoordeling van zichtbaarheid en voortdurendheid
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, hebben eisers, beiden wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen gedaagden, eveneens wonende te [woonplaats], met betrekking tot een erfdienstbaarheid. Eisers stellen dat zij sinds 1971 gebruik hebben gemaakt van een oprit die grenst aan het perceel van gedaagden, en vorderen op basis van verkrijgende verjaring de verwijdering van een stalen hek dat gedaagden in 2007 hebben geplaatst. De rechtbank heeft in haar vonnis van 1 december 2010 geoordeeld dat er geen sprake is van verkrijgende verjaring, zowel onder het oude als het nieuwe recht. De rechtbank overweegt dat erfdienstbaarheden volgens het oude Burgerlijk Wetboek (BW) alleen door verjaring kunnen ontstaan als zij zowel voortdurend als zichtbaar zijn. Eisers hebben niet aangetoond dat het gebruik van de oprit aan deze voorwaarden voldoet. De rechtbank wijst erop dat het gebruik van de oprit door eisers niet kan worden gekwalificeerd als voortdurend, omdat het gebruik niet zonder menselijk handelen kan voortduren. Daarnaast is de zichtbaarheid van het gebruik niet aangetoond, aangezien de zichtbaarheid niet kan worden afgeleid uit het gebruik zelf. Onder het huidige recht is bovendien vereist dat er sprake is van bezit te goeder trouw gedurende tien jaar, wat ook niet is aangetoond door eisers. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen, en veroordeelt hen in de proceskosten.