RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/1815
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 26 november 2010.
[Vereniging van eigenaren], eiseres,
gevestigd te Nijmegen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 16 april 2010.
Bij brief van 28 september 2009 heeft eiseres verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van gevelasbakken aan het pand [pand], aangezien sprake is van beschadiging, vernieling, wijziging en/of ontsiering van een beschermd gemeentelijk monument.
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft verweerder naar aanleiding van het verzoek van eiseres aan eiseres medegedeeld dat de gevelasbakken inmiddels zijn verwijderd, zodat eiseres geen belang meer heeft bij de behandeling van haar verzoek tot verwijdering daarvan. Verweerder heeft daarnaast aangegeven het betreffende dossier te hebben gesloten.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de brief van 22 oktober 2009 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en verweerder eiseres niet als belanghebbende beschouwt.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 15 oktober 2010. Namens eiseres is [naam] verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S.G. Blasweiler.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 6:2, onder a, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld: de schriftelijke weigering een besluit te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat in de brief van 22 oktober 2009 sprake is van een schriftelijke weigering een besluit te nemen. Deze brief wordt ingevolge artikel 6:2, onder a, van de Awb voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld. Hieruit volgt dat het bestreden besluit aangemerkt dient te worden als een beslissing op bezwaar dat is gericht tegen de schriftelijke weigering om een besluit te nemen.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of nog sprake is van procesbelang.
De bestuursrechter is immers slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingesteld beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan, indien de indiener van het beroepschrift daarbij een reëel belang heeft. Als een dergelijk belang niet aan de orde is, dan is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis van hetgeen in beroep naar voren is gebracht.
De rechtbank stelt ten eerste vast dat niet in geschil is dat de gevelasbakken zijn verwijderd. De rechtbank stelt ten tweede vast dat ter zitting namens eiseres is verklaard dat zij geen oordeel verlangt over de aanwezigheid van de na de verwijdering van de gevelasbakken achtergebleven gevelgaten. De rechtbank stelt vast dat eiseres enkel een principieel oordeel vraagt van de rechtbank over het handhavingsbeleid van de gemeente Nijmegen.
De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaren.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.A. Nijmeijer, voorzitter, en mr. L. van Gijn en mr. G.A. van der Straaten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 26 november 2010.