ECLI:NL:RBARN:2010:BO5378

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1393
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navordering vennootschapsbelasting en kenbaarheid van fouten door de belastinginspecteur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 30 november 2010, staat de navordering van vennootschapsbelasting voor het jaar 2005 centraal. De inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland had aan [X] B.V. een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij een belastbaar bedrag van € 51.971 werd vastgesteld. Dit volgde op een boekenonderzoek dat had geleid tot een controlerapport, waarin werd vastgesteld dat de eerder opgelegde aanslag te laag was. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de eerste navorderingsaanslag op 28 januari 2010 een kenbare fout heeft gemaakt, zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid, letter c van de Algemene wet rijksbelastingen (AWR). De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet beschikte over een nieuw feit voor de tweede navorderingsaanslag, die op 30 januari 2010 werd opgelegd.

De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, betwist de rechtmatigheid van de tweede navorderingsaanslag en stelt dat de inspecteur bij de eerste navorderingsaanslag over alle relevante feiten beschikte. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet opzettelijk heeft afgeweken van de wettelijke procedure, maar dat er sprake was van een administratieve fout. De rechtbank wijst erop dat de gemaakte fout voor de eiseres kenbaar was, aangezien het verschil tussen de eerste en tweede navorderingsaanslag aanzienlijk was. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van belastingaanslagen en de noodzaak voor de belastinginspecteur om administratieve fouten te vermijden. De rechtbank bevestigt dat de eiseres op de hoogte was van de fout en dat de inspecteur gerechtigd was om de eerste navorderingsaanslag op te leggen, maar niet de tweede, gezien het ontbreken van nieuwe feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/1393
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 30 november 2010
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland, kantoor Gorinchem, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 30 januari 2010 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb; aanslagnummer [000].V.58.0112) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 51.971. Gelijktijdig heeft hij bij beschikking een boete van € 1.550 opgelegd. Tevens is bij beschikking € 2.239 heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2010 de navorderingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 13 april 2010, ontvangen door de rechtbank op 15 april 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2010 te Arnhem. Namens eiseres is verschenen [gemachtigde] RA, gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mw. mr. [gemachtigde].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Op 7 april 2007 heeft verweerder aan eiseres de aanslag Vpb over het jaar 2005 opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 15.878. Na verrekening met een over het jaar 2002 geleden verlies van € 810 is het belastbare bedrag vastgesteld op € 15.068.
Verweerder heeft na het opleggen van de aanslag een boekenonderzoek ingesteld. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek is met dagtekening 11 november 2009 een controlereport opgemaakt. In het rapport is vastgelegd dat het belastbare bedrag over 2005 moet worden vastgesteld op € 51.971. Tevens wordt in het rapport een vergrijpboete aangekondigd.
Voorafgaand aan deze rapportage is in december 2008 en in juni 2009 door verweerder en eiseres overleg gevoerd inzake de voorgenomen correcties over de gecontroleerde jaren, waaronder het jaar 2005. Tijdens de bespreking in juni 2009 is de gemachtigde van eiseres akkoord gegaan met de uit het onderzoek voortvloeiende correcties. In het controlerapport is hierover opgenomen:
“In een bespreking d.d. 3 december 2008 werd over een aantal correcties overeenstemming bereikt, c.q. gaf men te kennen zich daar niet tegen te verzetten. Op 24 juni 2009 vond een vervolgbespreking plaats met [gemachtigde] RA. Alvorens de bevindingen definitief te maken verschafte ik laatstgenoemde adviseur inzage in een conceptversie van het rapport. In een brief van 2 november 2009 verklaart genoemde heer [gemachtigde] zich akkoord met de gevolgen uit het boekenonderzoek als weergegeven in dit rapport. De akkoordverklaring behelst de mogelijkheid dat voor [A] bezwaar wordt ingediend tegen de correcties privé gebruik auto. Deze mogelijkheid zal volgens aankondiging benut gaan worden na administratieve reconstructie van de ritten.”
Met dagtekening 28 februari 2010 heeft verweerder aan eiseres een navorderingsaanslag over het jaar 2005 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 15.878. Hiermee werd de verrekening van het verlies over het jaar 2002 ongedaan gemaakt. Uit het onderzoek vloeide voort dat het verlies over 2002 tot een lager bedrag werd vastgesteld en geen mogelijkheid tot verrekening met de belastbare winst over het jaar 2005 resteerde. De te betalen belasting bedroeg € 219. De te betalen heffingsrente bedroeg € 44.
Met dagtekening 30 januari 2010 heeft verweerder aan eiseres een tweede navorderingsaanslag over het jaar 2005 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 51.971. De te betalen belasting bedroeg € 11.063. De te betalen heffingsrente bedroeg € 2.239. Daarnaast is een vergrijpboete van € 1.550 opgelegd.
Op 9 maart 2010 heeft verweerder afwijzend op het ingediende bezwaar beslist. In de uitspraak is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“Uit de opgelegde navorderingsaanslagen kunt u opmaken dat de overeengekomen correcties in 2 handelingen werden geformaliseerd. Uit navraag bij de administratieve afdeling bleek dat dit om automatiserings-technische redenen op deze wijze diende te geschieden.”
3. Geschil
In geschil is of verweerder gerechtigd is de tweede navorderingsaanslag met dagtekening van 30 januari 2010 op te leggen. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Eiseres neemt primair het standpunt in dat de inspecteur bij het opleggen van de eerste navorderingsaanslag over alle relevante feiten beschikte en daarom ter zake van de tweede – thans in geschil zijnde - navorderingsaanslag niet beschikt over een nieuw feit als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Subsidiair stelt eiseres dat geen sprake is van een fout in de zin van artikel 16, tweede lid, letter c, van de AWR (tekst van 1 januari 2010). Van een fout kan volgens eiseres niet worden gesproken omdat verweerder een bewuste keuze heeft gemaakt om de correcties door twee navorderingsaanslagen tot stand te brengen. Ter zitting heeft gemachtigde desgevraagd erkend dat overeenstemming bestond over de hoogte van de op te leggen navorderingsaanslagen en boetes.
Op grond van artikel 16, tweede lid, letter c, van de AWR (tekst van 1 januari 2010) is navordering in alle gevallen toegestaan indien te weinig belasting is geheven omdat ten gevolge van een fout een belastingaanslag (waaronder te begrijpen een navorderingsaanslag) tot een te laag bedrag is vastgesteld, en die fout de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Die fout wordt geacht in elk geval redelijkerwijs kenbaar te zijn als de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent van de volgens de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt.
Verweerder heeft ter zitting – onweersproken – een toelichting gegeven op de werkwijze van de Belastingdienst bij het afwerken van controlerapporten in het algemeen en bij eiseres in het bijzonder. Een controlerapport wordt niet door de controlerend ambtenaar zelf afgewerkt, maar dat wordt gedaan door een administratieve medewerker. Die administratieve medewerker dient er voor te zorgen dat in het computersysteem van verweerder die handelingen worden uitgevoerd, die nodig zijn om de navorderingsaanslagen tot stand te brengen. In een geval waarin niet alleen de belastbare winst over een bepaald jaar moet worden verhoogd, maar ook verrekening van een verlies van een voorgaand jaar ongedaan moet worden gemaakt, dient dit volgens de interne instructie door middel van het opleggen van één navorderingsaanslag te geschieden. Het computersysteem voorziet ook in de mogelijkheid deze twee correcties in één navorderingsaanslag te verwerken. Bij eiseres heeft de betreffende administratieve medewerker echter een fout gemaakt door niet één, maar twee navorderingsaanslagen op te leggen.
Gelet op de door verweerder verstrekte toelichting is de rechtbank van oordeel dat bij het opleggen van de eerste navorderingsaanslag op 28 januari 2010 geen sprake is geweest van een bewuste keuze van verweerder om af te wijken van het wettelijke systeem, maar dat sprake is geweest van een fout als bedoeld in de zin van 16, tweede lid, letter c, van de AWR. De omstandigheid dat in de uitspraak op bezwaar wordt verwezen naar “automatiserings-technische” redenen om twee aanslagen op te leggen, doet hier niet aan af. Hieruit kan slechts worden afgeleid dat ook de behandelaar van het bezwaarschrift niet op de hoogte was van de in de interne instructie voorgeschreven correcte werkwijze. Weliswaar verdient dat bepaald niet de schoonheidsprijs, maar dat doet er niet aan af dat bij het opleggen van de eerste navorderingsaanslag sprake is geweest van een fout.
Deze fout was eiseres ten tijde van het opleggen van die aanslag ook bekend. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting opgemerkt dat hij aanneemt dat het de directeur van eiseres bij ontvangst van de eerste navorderingsaanslag duidelijk was dat deze tot een te laag bedrag was opgelegd. Daarnaast is het verschil tussen de volgens de eerste navorderingsaanslag verschuldigde belasting (€ 219) en de in totaal na te vorderen belasting (€ 219 + € 11.063) aanzienlijk meer dan 30%, zodat ook aan het wettelijke vermoeden van kenbaarheid van de fout is voldaan.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 30 november 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.