ECLI:NL:RBARN:2010:BO5204

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900508-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor het opzettelijk versperren van een openbare weg met een kabel, resulterend in ernstig letsel

In de zaak, bekend als de 'Lunterse kabelzaak', vond op 12 mei 2010 een ernstig ongeval plaats in Lunteren. Twee jongens op een bromfiets reden tegen een kabel die door de verdachte over de Dorpsstraat was gespannen. De passagier liep een gebroken nek op, terwijl de bestuurder een breuk in het tongbeen opliep. De Dorpsstraat was enkel toegankelijk voor voetgangers en fietsers, maar werd regelmatig door bromfietsen gebruikt, ondanks het verbod. De verdachte, een van de jongens, werd vervolgd en uiteindelijk veroordeeld voor het opzettelijk versperren van de weg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kabel had opgehangen, hoewel hij niet de intentie had om letsel toe te brengen. De opgelegde straf bestond uit een werkstraf van 120 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 60 dagen als de werkstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en het advies van de Jeugdreclassering, die de kans op herhaling laag inschatte. De andere twee jongens, die op het moment van het incident op een bankje zaten en de verdachte hadden aangesproken, werden vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat hun niet ingrijpen niet voldoende was om te spreken van medeplegen, aangezien zij niet betrokken waren bij het ophangen van de kabel en niet wisten dat de verdachte dit van plan was. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van jongeren en de gevolgen van ondoordacht gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie & Jeugd
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Promis II
Parketnummer : 05/900508-10
Datum zitting : 15 november 2010
Datum uitspraak: 29 november 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [naam verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R. van de Beek, advocaat te Ede.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de [straat], zijnde een openbare landweg, heeft versperd, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was, immers
- heeft/hebben verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) bij duisternis, in elk geval terwijl het ter plaatse donker was, dwars (haaks, althans bijna haaks) over de [straat] aldaar, zijnde een openbare landweg, op (een vanaf het wegdek van die weg gemeten) hoogte van ongeveer 110 centimeter, een stalen kabel gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen, en/of
- terwijl hij/zij zich bewust was/waren, dat (een) weggebruiker(s) tegen die kabel aan kon(den) rijden, -immers heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededader(s), toen hij/zij die kabel over die landweg gespannen/gehangen had(den), die kabel opgetild, opdat (een) zich op die landweg bevindende weggebruiker(s) (fietser) veilig en/of ongehinderd kon(den) passeren-, en/of
- heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededaders de plaats waar die kabel over die landweg gespannen/gehangen was, verlaten, en/of
- heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededaders, alvorens vorenstaande plaats te verlaten, zich niet of in onvoldoende mate overtuigd dat vorenstaande kabel verwijderd was of door (een) ander(en) op zodanige wijze bewaakt en/of verwijderd zou worden, dat een weggebruiker(s) niet tegen die kabel aan zou(den) kunnen rijden, en/of
- is/zijn een bestuurder van een bromfiets en/of een passagier van een bromfiets tegen die over die landweg gespannen/gehangen kabel gereden en/of met die kabel in aanraking gekomen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de [straat], zijnde een openbare landweg, heeft versperd, terwijl daardoor het verkeer onveilig werd, immers
- heeft/hebben verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) bij duisternis, in elk geval terwijl het ter plaatse donker was, dwars (haaks, althans bijna haaks) over de [straat] aldaar, zijnde een openbare landweg, op (een vanaf het wegdek van die weg gemeten) hoogte van ongeveer 110 centimeter, een stalen kabel gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen, en/of
- terwijl hij en/of zijn mededader(s) zich bewust was/waren, dat (een) weggebruiker(s) tegen die kabel aan kon(den) rijden, -immers heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededaders(s), toen laatstgenoemde(n) die kabel over die landweg gespannen/gehangen had(den), die kabel opgetild, opdat een zich op die weg bevindende weggebruiker(s) veilig en/of ongehinderd kon(den) passeren- en/of
- heeft/hebben hij en/of zijn mededaders de plaats waar die kabel over die landweg gespannen/gehangen was, verlaten en/of
- heeft/hebben hij/zij, alvorens vorenstaande plaats te verlaten, zich niet of in onvoldoende mate overtuigd dat vorenstaande kabel verwijderd was of door (een) ander(en) op zodanige wijze bewaakt en/of verwijderd zou worden, dat (een) weggebruiker(s) niet tegen die kabel aan zou(den) kunnen rijden en/of
- is/zijn de bestuurder van een bromfiets en/of de passagier van een bromfiets tegen die over die landweg gespannen/gehangen kabel gereden en/of met die kabel in aanraking gekomen
waardoor het aan zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) schuld te wijten is dat die openbare landweg werd versperd en/of daardoor het verkeer aldaar onveilig is geworden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], terwijl hij, verdachte, had waargenomen dat door [medeverdachte 1], tezamen en in vereniging met een ander, bij duisternis, in elk geval terwijl het ter plaatse donker was, dwars (haaks, althans bijna haaks) over de [straat] aldaar, zijnde een openbare landweg, op (een vanaf het wegdek van die landweg gemeten) hoogte van ongeveer 110 centimeter, een stalen kabel gespannen/gehangen was, en/of
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich bewust was/waren, althans had(den) moeten zijn, dat (een) weggebruiker(s) tegen die kabel aan kon(den) rijden, -immers had hij, verdachte toen aldaar, waargenomen, dat die kabel door die [verdachte] en/of die ander werd opgetild, opdat (een) zich op die weg bevindende weggebruiker(s) veilig en/of ongehinderd kon(den) passeren-, en/of
hij en/of zijn mededaders die plaats heeft/hebben verlaten en/of hij, verdachte, en/of zijn mededaders, alvorens vorenstaande plaats te verlaten, zich niet of in onvoldoende mate heeft/hebben overtuigd dat vorenstaande kabel verwijderd was of door (een) ander(en) op zodanige wijze bewaakt en/of verwijderd zou worden, dat (een) weggebruiker(s) niet tegen die kabel aan zou(den) kunnen rijden en/of
hij en/of zijn mededaders de door hem, verdachte en/of zijn mededaders, waargenomen bestuurder van een bromfiets en/of diens medepassagier, welke bestuurder en/of passagier in de richting van die kabel reden, niet heeft/hebben gewaarschuwd voor die over die weg gespannen kabel en/of
die bestuurder van die bromfiets en/of die passagier tegen die over die weg gespannen kabel gereden is/zijn en/of met die kabel in aanraking gekomen,
waardoor het mede aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat een/de persoon/personen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nek respectievelijk een gebroken tongbeen, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze persoon/personen is ontstaan.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 07 september 2010 en 15 november 2010 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte steeds verschenen. Verdachte is telkens bijgestaan door mr. R. van de Beek, advocaat te Ede.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 11 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een werkstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging ge¬voerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat vastgesteld.
Verdachte heeft op 12 mei 2010 te [plaats] bij duisternis dwars over een weg gelegen aan de [straat] een staalkabel gehangen. Verdachte heeft voor een voorbijrijdende fietser de weg vrijgemaakt door de kabel omhoog te houden. Vervolgens zijn een bestuurder van een bromfiets en de passagier ervan tegen die gehangen kabel gereden . Zowel de bestuurder van de bromfiets als de passagier hebben hierdoor letsel ondervonden, te weten respectievelijk een breuk in het strottenhoofd en een gebroken nek .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij voert hiertoe aan verdachte opzettelijk een staalkabel over de openbare weg gelegen aan de [straat] heeft gespannen en hierdoor de openbare weg heeft versperd, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. De officier van justitie merkt hierbij op dat verdachte niet de intentie heeft gehad om iemand ernstig letsel toe te brengen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat verdachte erkent dat zijn handelingen strafrechtelijk verwijtbaar zijn. De verdediging kan zich echter niet verenigen met de tenlastegelegde kwalificaties. Zij voert ten aanzien van het bestanddeel “openbare weg” het volgende aan. Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant] blijkt dat het gedeelte van de [straat] in [plaats], waar het ongeval zich voltrok, een voetgangersgebied is en is afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. De weg was dus geenszins openbaar. Dit bestanddeel kan dan ook niet bewezen worden.
Voorts voert de raadsvrouw aan dat het handelen van verdachte niet te kwalificeren is als opzet, zelfs niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Verdachte kan niet verweten worden dat hij willens en wetens een kabel heeft gespannen om daarmee het verkeer voor weggebruikers onveilig te maken. Verdachte was zich er niet van bewust dat gemotoriseerd verkeer, waarvoor de straat niet toegankelijk is, door de straat zou komen. Het was niet de bedoeling van verdachte om het verkeer te belemmeren en zo schade aan iets of iemand toe te brengen. Het handelen van verdachte komt voort uit baldadigheid en ondoordachtheid en is in die zin te kwalificeren als schuld. Verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken nu er geen sprake is van enige vorm van opzet. Van het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken omdat aan de bewezenverklaring in de weg staat dat het ongeval zich niet op een openbare landweg heeft voorgedaan. Naar de mening van raadsvrouw kan enkel het meer subsidiair tenlastegelegde tot een bewezenverklaring leiden.
De beoordeling
De rechtbank overweegt op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting het volgende.
Door de raadsvrouw is het verweer gevoerd dat de weg gelegen aan de [straat] geen openbare weg is, nu deze niet toegankelijk is voor gemotoriseerd verkeer. De rechtbank overweegt en beslist het volgende. Gelet op artikel 4 van de Wegenwet is een weg openbaar wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven. In het proces-verbaal van sporenonderzoek is gerelateerd dat de [straat] in [plaats] een winkelstraat betreft die bestemd is voor voetgangers en fietsverkeer. Op de daarbij gevoegde foto nummer 1 is te zien dat er een bord is geplaatst met de aanduiding voetgangerszone met daaronder de tekst ‘uitgezonderd fietsers ’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de weg gelegen aan de [straat] openbaar toegankelijk is voor publiek. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
Voorts voert de raadsvrouw aan dat het handelen van verdachte niet te kwalificeren is als opzet dan wel voorwaardelijk opzet.
De rechtbank overweegt het navolgende. Blijkens artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht is het opzettelijk versperren van een openbare landweg strafbaar gesteld. De opzet hoeft hierbij slechts gericht te zijn op de gedraging. Uit de verklaringen van zowel verdachte als van zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte willens en wetens een staalkabel over de weg gelegen aan de [straat] heeft gehangen ten gevolge waarvan de weg werd versperd. Dat verdachte ten tijde van het spannen van de kabel over de weg niet de bedoeling had om de weg voor het verkeer ontoegankelijk te maken doet hieraan niet af. Vervolgens heeft verdachte zich er niet meer van overtuigd dat de kabel verwijderd was of door een ander bewaakt of verwijderd zou worden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat “hij er niet meer over nagedacht had om de kabel weg te halen.” Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair telastegelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
primair
hij op of omstreeks 12 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de [straat], zijnde een openbare landweg, heeft versperd, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was, immers
- heeft/hebben verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) bij duisternis, in elk geval terwijl het ter plaatse donker was, dwars (haaks, althans bijna haaks) over de [straat] aldaar, zijnde een openbare landweg, op (een vanaf het wegdek van die weg gemeten) hoogte van ongeveer 110 centimeter, een stalen kabel gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen, en/of
- terwijl hij/zij zich bewust was/waren, dat (een) weggebruiker(s) tegen die kabel aan kon(den) rijden, -immers heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededader(s), toen hij/zij die kabel over die landweg gespannen/gehangen had(den), die kabel opgetild, opdat (een) zich op die landweg bevindende weggebruiker(s) (fietser) veilig en/of ongehinderd kon(den) passeren-, en/of
- heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededaders de plaats waar die kabel over die landweg gespannen/gehangen was, verlaten, en/of
- heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededaders, alvorens vorenstaande plaats te verlaten, zich niet of in onvoldoende mate overtuigd dat vorenstaande kabel verwijderd was of door (een) ander(en) op zodanige wijze bewaakt en/of verwijderd zou worden, dat een weggebruiker(s) niet tegen die kabel aan zou(den) kunnen rijden, en/of
- is/zijn een bestuurder van een bromfiets en/of een passagier van een bromfiets tegen die over die landweg gespannen/gehangen kabel gereden en/of met die kabel in aanraking gekomen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf¬fouten voorko¬men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk een openbare landweg versperren terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer is te duchten.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bij duisternis een openbare weg, gelegen aan de Dorpstraat, versperd door een kabel over die weg te hangen. Vervolgens zijn een bestuurder van een bromfiets en de passagier van de bromfiets tegen de kabel aangereden. De slachtoffers hebben hierdoor letsel opgelopen, te weten respectievelijk een breuk in het strottenhoofd en een gebroken nek.
Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Hij heeft het risico in het leven geroepen dat zich een verkeersongeval zou kunnen voordoen, welk risico zich op de bewuste avond heeft verwezenlijkt. De slachtoffers hebben ernstig letsel opgelopen en zullen hier nog gedurende lange tijd last van ondervinden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de documentatie van verdachte. Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 augustus 2010 is verdachte niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Door de afdeling Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland is een voorlichtingsrapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. De Jeugdreclassering concludeert in haar rapport d.d. 31 augustus 2010 het volgende:
“[verdachte] heeft een duidelijk besef dat het dom geweest is wat hij heeft gedaan. De beperkingen vanuit het huisarrest waren zwaar voor hem en ook op deze manier heeft [verdachte] de ernst ervaren van wat hij heeft gedaan [verdachte] heeft onbedoeld zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt. Hij staat open voor contact met het slachtoffer via de Stichting Slachtoffer in Beeld. [verdachte] heeft goed meegewerkt aan het contact met de Jeugdreclassering en heeft zich gehouden aan de beperkingen van het huisarrest. Er worden verder geen problemen geconstateerd in het persoonlijk functioneren of de persoonlijke omstandigheden.
De Jeugdreclassering adviseert de rechtbank om [verdachte] een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Er wordt geen voorwaardelijke straf geadviseerd omdat de kans op recidive als laag wordt ingeschat. Verdere begeleiding door de Jeugdreclassering wordt niet noodzakelijk geacht”.
De Raad voor de Kinderbescherming neemt, in het briefrapport d.d. 01 september 2010, het advies van de Jeugdreclassering over.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en een tijd in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft verdachte negatieve aandacht ondervonden, nu het incident in [plaats] en in de media veel bekendheid heeft gekregen. Daarnaast staat verdachte nog een civiele procedure te wachten waarin de slachtoffers, gelet op hun letsel, een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding zullen eisen. In aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op voornoemd rapport van de Jeugdreclassering waarin wordt geconstateerd dat er geen problemen zijn in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van onderhavige zaak een werkstraf passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77a 77g, 77h, 77m, 77n, 162 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlaste¬gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas¬tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende jeugddetentie vast op 60 (zestig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, te weten 11 (elf) dagen, zijnde 22 (tweeëntwintig) uren.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goed, te weten een bromfiets, aan de rechthebbende.
Voorwerpnummer Object Merk
073011-2010052114-103246 bromfiets Derbi Senda Sm
Aldus gewezen door:
mr. C. Lely-Van Goch, kinderrechter, als voorzitter,
mr. J.Th. van Belzen, kinderrechter,
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Jbilou, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2010.