RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/668
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 1 oktober 2010.
[B.V.], eiseres,
statutair gevestigd te [plaats], vertegenwoordigd door J. Hulshoff, gemachtigde,
de hoofdbewaarder van het kadaster en de openbare registers, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 5 januari 2010.
Bij besluit van 11 november 2009 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiseres om herstel van een gegegeven in de basisregistratie kadaster.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Naar de door partijen ingebrachte stukken, waaronder het verweerschrift, wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 14 september 2010. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door [directrice eiseres], directrice van eiseres, vergezeld van haar echtgenoot. Beiden werden bijgestaan door Hulshoff voornoemd, werkzaam bij KWP gebiedsontwikkelaars, en mr. C. van Ark, notaris. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. I.J. Kloek-Tromp, werkzaam bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst).
3.1 Bij brief van 16 juni 2009 heeft eiseres verzocht om herstel van de tenaamstelling in het kadaster van het perceel [perceel]. Zij heeft daarbij gesteld op grond van de akte van levering van 24 februari 1983 eigenaar te zijn van een strook grond van 33 m², waarop een erfdienstbaarheid ten behoeve van een transformatorhuisje is gevestigd. Volgens haar had dan ook zij, en niet [andere B.V.]. in het kadaster als eigenaar van deze strook grond dienen te worden vermeld, zodat dit door [andere B.V.] niet bij akte van levering van 8 januari 2009 had mogen worden overgedragen aan [derde B.V.]
3.2 Op 28 september 2009 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden op het terrein [adres]. Namens eiseres is daar ook de erfdienstbaarheid, zoals deze volgens haar volgt uit de notariële akten, ter discussie gesteld.
Standpunt van verweerder
3.3 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat bij akte, ingeschreven bij het kadaster in Arnhem in deel/nummer [deel/nummer] door [andere B.V.] een gedeelte van een perceel is verkregen. De grenzen van dit perceel zijn (destijds) door onder andere de heer [naam] namens eiseres aangewezen, vervolgens heeft er een meting plaatsgevonden en zijn er gehele percelen gevormd. Van deze wijziging in de kadastrale registratie zijn kennisgevingen verzonden en daartegen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn geen bezwaren ingediend, aldus verweerder. Voorts heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat in de basisregistratie kadaster wel erfdienstbaarheden worden opgenomen, maar dat deze niet worden uitgemeten en daarom partijen niet worden opgeroepen om de grenzen van de erfdienstbaarheden aan te wijzen. Het vorenstaande heeft verweerder tot het standpunt geleid dat het verzoek van eiseres om herstel moet worden afgewezen en dat de bijhouding van het perceel in de kadastrale registratie niet wordt gewijzigd.
Standpunt van eiseres
3.4 Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Zij heeft zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat verweerder moet overgaan tot herstel van het gegeven in het kadaster, zoals door haar is verzocht. De inschrijving van akte deel/nummer [deel/nummer] moet worden herzien, omdat deze niet rechtsgeldig is, aldus eiseres. Op de door eiseres aangevoerde gronden zal de rechtbank hierna, waar nodig, nader ingaan.
Wettelijk kader
3.5 De rechtbank stelt vast dat de discussie tussen partijen betrekking heeft op een authentiek gegeven in de zin van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet.
3.6 Ingevolge artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet – voor zover hier van belang – kan, indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen overgenomen authentiek gegeven, die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen.
Beoordeling
3.7 Uit de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II, 2005-2006, 30 544, nr. 3, p. 20) maakt de rechtbank op dat met deze bepaling is beoogd een voorziening te bieden indien sprake is van een misslag die verweerder heeft begaan bij het bijwerken van de kadastrale registratie, zoals deze voorheen was opgenomen in artikel 112 (oud) van de Kadasterwet. Dit brengt mee dat de rechtsgeldigheid van de notariële akte, zoals die door eiseres ter discussie is gesteld, geen voorwerp van deze procedure kan zijn.
3.8 Zoals ook met partijen ter zitting is vastgesteld, is in de akte van levering van 24 februari 1983 enkel de noordelijke grens van het perceel grond met een daarop gebouwd transformatorhuisje omschreven.
In het licht van voornoemde akte is naar het oordeel van de rechtbank de naar aanleiding van de aanwijs in april/mei 1983 opgemaakte tekening van het veldwerk niet onbegrijpelijk of onjuist te achten. Dat, naar gesteld, de heer [naam] – anders dan op het veldwerk is vermeld – niet namens eiseres aanwezig is geweest om de grenzen van het perceel aan te wijzen, doet daar dan ook niet aan af.
3.9 De rechtbank overweegt voorts dat eventuele onduidelijkheden in de omschrijving van de erfdienstbaarheden verweerder niet kunnen worden aangerekend. Immers, op grond van de toepasselijke wet- en regelgeving wordt in de basisregistratie kadaster enkel melding gedaan van (de aanwezigheid van) een erfdienstbaarheid. Wat de inhoud van de erfdienstbaarheid is, volgt uit de ingeschreven notariële akte.
Conclusie
3.10 Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat in het geval van eiseres geen sprake is van een kennelijke misslag, zodat verweerder het verzoek om herstel van een gegegeven in de basisregistratie kadaster op goede gronden heeft afgewezen.
De stellingen en betogen van eiseres tegen het bestreden besluit treffen geen doel. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
3.11 De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.J.M. Besselink, als voorzitter, mr. W.F. Bijloo en mr. G.H.W. Bodt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.A. Koster, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 1 oktober 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 1 oktober 2010.