ECLI:NL:RBARN:2010:BO4121

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
155819
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaring inzake non-conformiteit van een koopovereenkomst met betrekking tot een pony

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een vrijwaring in het kader van een geschil over de koop van een pony. De eiseressen, bestaande uit een vennootschap onder firma en drie natuurlijke personen, hadden een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die de pony in eigendom had ten tijde van de koop door de eiseres in de hoofdzaak. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [ged.vrijwaring], stelde dat de pony niet voldeed aan de overeenkomst die met de eiseressen was gesloten. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een eindvonnis op 7 juli 2010, de vorderingen van [ged.vrijwaring] afgewezen en geoordeeld dat er geen sprake was van non-conformiteit van de pony.

In de vrijwaringsprocedure vorderde [eisers] dat [gedaagde] zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag dat overeenkwam met wat [eisers] in de hoofdzaak zou moeten betalen, inclusief proceskosten. Daarnaast vorderde [eisers] voorwaardelijk dat, indien de reconventionele vordering in de hoofdzaak zou worden afgewezen, de koopovereenkomst met [gedaagde] zou worden ontbonden of vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van [eisers] niet konden worden toegewezen, omdat de grondslagen voor de vorderingen niet waren komen vast te staan. De rechtbank concludeerde dat er geen lastgevingsovereenkomst of overeenkomst van opdracht tussen [eisers] en [gedaagde] bestond en dat de vordering op basis van non-conformiteit niet kon worden toegewezen, aangezien in de hoofdzaak was vastgesteld dat de pony conform de overeenkomst was geleverd.

De rechtbank wees de vorderingen van [eisers] af en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], die werden begroot op EUR 904,00. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. S.H. Bokx-Boom op 10 november 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 155819 / HA ZA 07-832
Vonnis in vrijwaring van 10 november 2010
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eis.1].,
gevestigd te [vestigings-/woonplaats],
2. [eis.2],
wonende te [vestigings-/woonplaats],
3. [eis.3],
wonende te [vestigings-/woonplaats],
4. [eis.4],
wonende te [vestigings-/woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. A. de Feijter te Arnhem,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Brands te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2007
- het tussenvonnis van 19 december 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. In de hoofdzaak was, kort gezegd, aan de orde dat eisende partij [ged.vrijwaring] meende dat de door hem aangeschafte pony [naam pony] niet beantwoordde aan de overeenkomst die hij met [eisers] over de koop had gesloten. [eisers] verweerde zich tegen deze vordering in de hoofdzaak en heeft [gedaagde], aan wie de pony in eigendom toebehoorde ten tijde van de koop door [ged.vrijwaring], in vrijwaring opgeroepen.
2.2. [eisers] stelt in de vrijwaringsprocedure dezelfde feiten en omstandigheden als in de hoofdzaak.
2.3. [eisers] vordert - samengevat - dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan [eisers] te betalen al hetgeen waartoe [eisers] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de vrijwaring.
2.4. [eisers] vordert verder voorwaardelijk, in het geval de door haar ingestelde reconventionele vordering in de hoofdzaak zou worden afgewezen, dat [gedaagde] primair wordt veroordeeld tot betaling van € 3.033,08 en subsidiair dat de koopovereenkomst met [gedaagde] wordt ontbonden op grond van non-conformiteit of vernietigd op grond van dwaling.
2.5. [eisers] stelt primair dat tussen haar en [gedaagde] een lastgevingsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht heeft bestaan. Subsidiair baseert zij haar vorderingen jegens [gedaagde] op het bestaan van een koopovereenkomst tussen haar en [gedaagde].
2.6. [gedaagde] voert verweer.
2.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. In de hoofdzaak is op 7 juli 2010 eindvonnis gewezen. In dit eindvonnis zijn de vorderingen van [ged.vrijwaring] op [eisers] afgewezen. De vordering van [eisers] om [gedaagde] te veroordelen tot al hetgeen waartoe [eisers] in de hoofdzaak zou worden veroordeeld moet dan ook worden afgewezen. [eisers] is immers nergens toe veroordeeld.
3.2. In de hoofdzaak is in het vonnis van 7 juli 2010 vastgesteld dat geen sprake is van non-conformiteit van de pony.
3.3. Ten aanzien van de voorwaardelijk ingestelde vordering stelt de rechtbank vast dat aan de voorwaarde is voldaan, nu de reconventionele vordering van [eisers] in het eindvonnis in de hoofdzaak is afgewezen.
3.4. De voorwaardelijke vordering is primair gebaseerd op het bestaan van een lastgevingovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht tussen [eisers] en [gedaagde]. Deze grondslag is niet komen vast te staan. In het tussenvonnis van 19 december 2007 is in de vrijwaring reeds vastgesteld dat geen sprake is van een lastgevingovereenkomst of overeenkomst van opdracht tussen [eisers] en [gedaagde]. De vordering kan dan ook niet op deze grondslag worden toegewezen.
3.5. Subsidiair baseert [eisers] haar vordering op een koopovereenkomst tussen haar en [gedaagde] en stelt zij dat sprake is van non-conformiteit. In de hoofdzaak is echter vastgesteld dat geen sprake was van een non-conforme levering, zodat de vordering om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komt. In deze vrijwaringsprocedure is immers niet meer of minder gesteld dan in de hoofdzaak. De vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
3.6. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris advocaat EUR 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 904,00
3.7. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie na antwoord is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 904,00,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2010.