ECLI:NL:RBARN:2010:BO4047

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
195183
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en gebrekkige houten vloer: beoordeling van non-conformiteit en deskundigenonderzoek

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een consumentenkoop van een houten vloer die gebreken vertoont. Eisers, die de vloer hebben aangeschaft, stellen dat de vloer niet voldoet aan de overeenkomst en vorderen ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat het wettelijke vermoeden van non-conformiteit van toepassing is, aangezien de gebreken zich binnen zes maanden na de installatie hebben geopenbaard. Gedaagden, de voormalige vennoten van de verkopende vennootschap, betwisten de gebreken en stellen dat eisers niet tijdig hebben geklaagd. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de telefonische kennisgeving van eisers binnen een termijn van drie maanden als tijdig moet worden beschouwd. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een deskundigenbericht te laten opstellen om de gebreken van de vloer te onderzoeken. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en de partijen werden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de aan de deskundige te stellen vragen. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. Sonneveldt op 10 november 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 195183 / HA ZA 10-79
Vonnis van 10 november 2010
in de zaak van
1. [eis.1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. C.J.M. van Dam te Tilburg,
tegen
1. [ged.1],
wonende te ([woonplaats]
2. [ged.2]
wonende te ([woonplaats]
gedaagden,
advocaat mr. M.E. Bosman te Arnhem.
Partijen zullen hierna ook [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 maart 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [ged.1] en [ged.2] zijn beiden voormalig vennoot van de per 25 februari 2009 ontbonden vennootschap onder firma [naam vennootschap], een detailhandelsbedrijf in (het leggen van) parket.
2.2. Op 25 maart 2008 hebben [naam vennootschap] als verkoper en [eisers] als koper een overeenkomst gesloten ter zake van de levering en installatie van een eikenhouten vloer van 64 m² in de woning van [eisers] De koopsom bedroeg € 9.355,00, inclusief BTW. De mede door [eisers] ondertekende opdrachtbevestiging verwijst naar algemene CBW voorwaarden.
2.3. De vloer is door [ged.1] in de maand augustus 2008 gelegd.
2.4. In de maand oktober 2008 heeft [ged.1] vanwege de houten vloer een bezoek gebracht aan de woning van eisers. Hij is door [eis.1] ontvangen.
2.5. Op achtereenvolgens 29 september 2008, 17 december 2008, 31 december 2008 en 10 januari 2009 is vanaf de mobiele telefoon van [eis.1] met nummer [nummer] gebeld naar de mobiele telefoon van [ged.2] met nummer [nummer].
2.6. Op achtereenvolgens 23, 24 en 25 september 2008 en op 4 november 2008, 15 december 2008, 16 december 2008 en 18 december 2008 is vanaf de mobiele telefoon van [eis.2] met nummer [nummer] gebeld naar de mobiele telefoon van [ged.2] met nummer [nummer]. Op 5 respectievelijk 13 november 2009 is vanaf de mobiele telefoon van [eis.2] met nummer [nummer] gebeld naar het winkelpand van [naam vennootschap] in [plaats] met nummer [nummer].
2.7. Begin 2009 is er tussen [ged.1] en [eis.1] telefonisch contact geweest in verband met klachten van eisers over de vloer.
2.8. De advocaat van eisers heeft bij brief van 18 mei 2009 aan gedaagden – inmiddels woonachtig in [land] – klachten van eisers over de vloer kenbaar gemaakt en hen gesommeerd om binnen vier weken de vloer alsnog deugdelijk te bevestigen c.q. te leggen, bij gebreke waarvan de overeenkomst (gedeeltelijk) zou worden ontbonden.
2.9. Op 15 september 2009 hebben eisers ArchiQ te Surhuizem opdracht gegeven om de houten vloer te onderzoeken. Uit het rapport van expertise van 17 november 2009 worden de volgende passages geciteerd:
“(…)
Eigen bevindingen Voor onze eigen bevindingen verwijzen wij in de eerste plaats
expert naar de bijgaande twee beeldrapporten.
De vloer is gelegd in een royale woonkamer met open keuken. Aan deze ruimte grenzen de hal, een wasruimte en een kelder. De begane grond is tijdens ons bezoek royaal geventileerd. De terrasdeuren staan open, evenals verschillende valramen. De kozijnen zijn voorzien van ventilatieroosters. Zonwering is niet aanwezig.
(…)”
Voorts worden uit de bijlage bij het rapport van expertise de volgende passages geciteerd:
“(…)
Beeldrapport [plaats], Kromsteeg, eiken vloer foto’s ArchiQ 18 september 2009
[foto’s van de woonruimte, toevoeging rechtbank]
Verspreid over de vloer hebben wij verschillende duidelijke vlekken gezien, hier voor het bankstel tegenover de televisie. Volgens mondelinge mededeling van de heer [eis.1] zijn deze vlekken ontstaan na het injecteren van de naden in het kader van een herstelpoging.
[foto van de vloer, toevoeging rechtbank]
Naast dit bankstel hebben wij deze scheur gezien in het eikenhout.
[foto van de vloer, toevoeging rechtbank]
Verspreid over de vloer hebben wij verschillende van deze plekken gezien, waarbij het eikenhout is gekrompen en omhoog komt. Tijdens onze inspectie hebben deze plekken een naad van circa 1mm tussen de eiken delen. Van dergelijke plekken is algemeen bekend, dat deze tegen het einde van het stookseizoen nog veel meer krimp en vervorming te zien geven. In het geval van vloerverwarming is de gunstige invloed van luchtbevochtiging relatief beperkt.
[foto van de vloer, toevoeging rechtbank]
Een tweede scheur in het hout, naast een naad tussen twee eiken delen.
[foto van de vloer, toevoeging rechtbank]
Een tweede voorbeeld van een naad met vlekvorming langs de naad.
[foto van de vloer, toevoeging rechtbank]
Ter plaatse van de keuken hebben wij de meeste vlekvorming gezien langs de naden.
(…)”
3. Het geschil
De (grondslag van de) vordering van eisers
3.1. [eisers] vorderen – na vermeerdering van eis – een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden en vorderen voorts hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 12.000,00, vermeerderd met rente en kosten. [eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
3.2. Ingevolge artikel 7A:1680 BW en artikel 18 WvK zijn [ged.1] en [ged.2] als voormalige vennoten van [naam vennootschap] hoofdelijk aansprakelijk, zodat ook onderhavige vorderingen tegen hen kunnen worden ingesteld.
3.3. De door gedaagden aangelegde houten vloer heeft drie gebreken. Ten eerste vertoont de vloer een groot aantal krimpnaden. Reeds kort na het leggen van de vloer in augustus 2008 waren de eerste krimpnaden te zien. Na aanvang van het stookseizoen, vanaf november 2008, werden de krimpnaden erger. Sommige naden zijn inmiddels twee à drie millimeter breed. Ten tweede is sprake van onthechting van het hout ten opzichte van de ondervloer. Op een aantal plaatsen komen de planken twee à drie millimeter omhoog, vooral in het midden van de kamer en de keuken. Ook dit gebrek werd manifest na aanvang van het eerste stookseizoen vanaf november 2008. Ten derde zijn er lijmvlekken zichtbaar als gevolg van het dichtkitten van de krimpnaden door [ged.1] tijdens zijn bezoek begin oktober 2008.
3.4. Vanaf november 2008 hebben eisers bij herhaling geprobeerd (telefonisch) contact te krijgen met gedaagden. Eisers stellen dat zij [ged.1] en/of [ged.2] in ieder geval verschillende keren hebben gesproken en de gebreken kenbaar gemaakt – ook toen gedaagden al in [land] waren. Uiteindelijk hebben eisers een advocaat in de arm genomen die gedaagden in mei 2009 schriftelijk heeft gesommeerd om de gebreken te verhelpen.
3.5. Naar de oorzaken van de gebreken hebben eisers onderzoek laten doen door ArchiQ. In haar rapport van expertise van 17 november 2009 kwam ArchiQ onder meer tot de conclusie dat de houten planken te lang en onder te vochtige omstandigheden hebben geacclimatiseerd en aldus bij een te hoog houtvochtgehalte zijn verlijmd. Daardoor krimpen de houten planken tijdens het stookseizoen dat gepaard gaat met een verlaging van de relatieve luchtvochtigheid. Door de breedte van de planken van 20 centimeter ontstaan relatief grote krimpnaden en onthecht het hout van de tussenvloer. Dit is een structureel probleem. Over de lijmvlekken concludeerde ArchiQ onder meer dat deze zijn ontstaan als gevolg van eerdere herstelpogingen. Als gevolg van de in water oplosbare inhoudsstoffen van eiken, moest er rekening mee worden gehouden dat de vlekken zich niet zichtbaar zouden laten verwijderen. De verschijnselen zijn veroorzaakt door een onjuiste verwerking en onvoldoende controle rond de verwerking, aldus nog steeds ArchiQ. Gezien de ernst van de situatie heeft ArchiQ aangeraden om de vloer in zijn geheel te vervangen.
3.6. Op basis van de conclusies van ArchiQ stellen eisers dat gedaagden toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen. Nu gedaagden steeds hebben geweigerd om aan de klachten van eisers gehoor te geven en zij ook de door de advocaat van eisers in zijn brief van 15 mei 2009 gestelde termijn ongebruikt voorbij hebben laten gaan, zijn gedaagden in verzuim geraakt. Eisers vorderen daarom ontbinding van de overeenkomst en mitsdien hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot terugbetaling van de koopsom van € 9.355,00 (inclusief BTW). Daarnaast vorderen eisers hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van schade ten bedrage van € 2.645,00. Deze schade betreft het restant van de door ArchiQ begrote schade van € 12.000,00 minus de terug te betalen koopsom en omvat kosten voor verwijdering van de houtenvloer en voor herstel van de ondervloer. Tot slot vorderen eisers hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot vergoeding van de kosten van ArchiQ van € 1.154,30, van de buitengerechtelijke kosten van € 904,00 en van de nakosten. Alle gevorderde bedragen dienen steeds vermeerderd te worden met wettelijke rente.
Het verweer van gedaagden
3.7. [gedaagden] voeren het verweer dat eisers na ontdekking van de gebreken medio oktober/november 2008 niet tijdig hebben geklaagd. Gedaagden stellen dat zij na het bezoek van [ged.1] in oktober 2008 – toen [ged.1] één (normaal te verwachten) krimpnaad heeft gedicht en de gebreken voor het overige nog niet te zien waren – lange tijd niets meer hebben gehoord van eisers. Pas begin 2009 is er telefonisch contact geweest over klachten.
3.8. Voorts voeren [gedaagden] het verweer dat de houten vloer niet ondeskundig is aangelegd. De beoordeling van de vloer door ArchiQ en haar daarop volgende conclusies worden betwist. De vloer is niet bij een te hoog houtvochtgehalte verlijmd. Het vochtgehalte van de planken van de vloer had volgens eigen meting tijdens het leggen een gemiddelde waarde tussen de 7,9% en 8,2%, hetgeen juiste waarden zijn. Verder is de betonnen dekvloer geïsoleerd van de houten vloer door een door [ged.1] zelf, in overleg met eisers aangelegd vochtscherm. De bovenlaag van de dekvloer was aldus droog. Eventuele lijmvlekken kunnen niet door gedaagden zijn veroorzaakt. [ged.1] heeft tijdens zijn bezoek in oktober 2008 slechts één krimpnaad dichtgezet. Daarbij heeft hij geen vlekken op de vloer gemaakt. Van enige tekortkoming zijdens gedaagden is geen sprake. In ieder geval geldt dat deze tekortkoming niet de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. De houten vloer kan eenvoudig en tegen betrekkelijk lage kosten worden hersteld.
3.9. De gestelde schade is, zo stellen [gedaagden], juist veroorzaakt door het ondeskundig aanleggen van de onder de houten vloer aanwezige vloerverwarming en betonnen dekvloer. [gedaagden] zijn daar niet voor verantwoordelijk. Een derde persoon heeft deze aangelegd. Onder de vloerverwarming is geen isolatiemateriaal aangebracht. Daardoor gaat veel van de warmtecapaciteit van de vloerverwarming verloren in de ondergrond en moet de vloerverwarming – om de bovengelegen ruimte te kunnen verwarmen – hoger worden gestookt. De houten vloer raakt als gevolg hiervan oververhit. Verder is de op de vloerverwarming gestorte betonnen dekvloer niet gelijkmatig gelegd. De wisselende dikte van de betonnen ondervloer zorgt plaatselijk voor een te hoge temperatuur van het hout. Hierdoor droogt het hout uit en vervormt het. [gedaagden] stellen dat, gelet op de oorzaak van de schade, aansprakelijkheid hiervoor is uitgesloten op grond van artikel 16 algemene CBW voorwaarden.
3.10. [gedaagden] stellen tot slot eisers van tevoren te hebben gewaarschuwd voor het risico van krimpnaden, haarscheurtjes en verkleuringen als gevolg van geleidelijk verlies aan bouwvocht en door directe inwerking van warmtebronnen zoals vloerverwarming. Bovendien zijn eisers er van tevoren op gewezen dat de keuze voor een brede plank met witte olieafwerking bovenop vloerverwarming “onvermijdelijk gaat werken” met als gevolg dat er krimpscheuren in de vloer kunnen ontstaan. Eisers zijn vooraf verder voldoende voorgelicht over onderhoud en gebruik van de houten vloer. Eisers hebben zich echter niet aan de stookvoorschriften gehouden. Daarover hebben gedaagden hen na het bezoek in oktober 2008 nog schriftelijk op gewezen. Volgens [gedaagden] is sprake van eigen schuld aan de zijde van eisers.
3.11. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ambtshalve wordt overwogen dat de rechtbank rechtsmacht heeft op grond van artikel 24 EEX-verordening nu gedaagden zijn verschenen en deze verschijning niet ten doel heeft de bevoegdheid van de rechtbank te betwisten.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW. Deze zaak wordt daarom, gelet op artikel 7:6 lid 1 BW, beoordeeld aan de hand van de dwingendrechtelijke bepalingen van Titel 1 van Boek 7 BW.
4.3. [gedaagden] voeren geen verweer tegen de gestelde hoofdelijke aansprakelijkheid van hen beiden. De rechtbank stelt daarom vast dat [ged.1] en [ged.2] als voormalig vennoot hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van [naam vennootschap].
4.4. Volgens het bepaalde in artikel 7:23 lid 1 BW kan de koper er geen beroep meer op doen dat wat is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Bij een consumentenkoop geldt een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking in ieder geval als tijdig.
4.5. Vast staat dat [ged.1] begin oktober 2008 een bezoek heeft gebracht aan gedaagden. Volgens gedaagden was er op dat moment niets aan de hand. Daarvan uitgaande hadden eisers gebreken aan de vloer pas daarna kunnen ontdekken. Vast staat voorts dat er in ieder geval begin januari 2009 telefonisch contact is geweest tussen [eis.1] en [ged.1] en dat daarbij is gesproken over de klachten van eisers. Gedaagden hebben immers ter comparitie verklaard dat [ged.1] tijdens dit gesprek het nummer van een klusjesman heeft gegeven die de problemen zou kunnen verhelpen. De rechtbank is van oordeel dat deze telefonische kennisgeving, gedaan binnen een termijn van ongeveer drie maanden, geldt als tijdig, temeer daar eisers in de maanden november en december 2008 in ieder geval hebben geprobeerd telefonisch contact op te nemen met gedaagden. Het verweer van gedaagden dat niet tijdig is geklaagd, wordt verworpen.
4.6. Artikel 7:17 BW bepaalt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Op grond van de overeenkomst mag de koper verwachten dat een zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Verder bepaalt artikel 7:18 lid 3 BW dat, indien in geval van een consumentenkoop de verkoper verplicht is zorg te dragen voor de installatie van de zaak en deze installatie ondeugdelijk is uitgevoerd, dit wordt gelijkgesteld aan een gebrek aan overeenstemming van de zaak aan de overeenkomst. Indien de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en voorts herstel daarvan onmogelijk is dan wel de verkoper niet binnen een redelijke termijn de zaak heeft hersteld, dan heeft de koper ingevolge artikel 7:22 BW onder meer de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarnaast geldt ingevolge artikel 7:24 BW dat indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, de koper recht heeft op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van Titel 1 van Boek 6 BW.
4.7. Alvorens de vorderingen tot ontbinding van de overeenkomst en tot veroordeling tot schadevergoeding te kunnen beoordelen dient zich aldus eerst de vraag aan of de houten vloer na installatie de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan eisers de aanwezigheid niet behoefden te betwijfelen.
4.8. Bij beoordeling van deze vraag geldt als uitgangspunt dat ingevolge artikel 7:18 lid 2 BW in geval van een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering van de zaak en installatie daarvan openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich hiertegen verzet. In onderhavige zaak vindt het bepaalde in artikel 7:18 lid 3 BW toepassing. De klachten van [eisers] – waarvan [gedaagden] het bestaan op zichzelf niet betwisten – hebben zich immers vanaf oktober/november 2008 en dus binnen zes maanden na de installatie in augustus 2008 geopenbaard. Consequentie hiervan is dat het wettelijke vermoeden van non-conformiteit moet worden aangenomen en dat het aldus aan [gedaagden] is om te stellen en zonodig te bewijzen dat de houten vloer na installatie aan de koopovereenkomst heeft beantwoord.
4.9. De rechtbank acht bij deze stand van het geding een deskundigenbericht aangewezen. Dit betekent dat het expertiserapport van ArchiQ vooralsnog niet wordt gevolgd. Gedaagden hebben geen redelijke kans gekregen om bij het onderzoek door ArchiQ aanwezig te zijn, nu hen dit pas enige dagen daaraan voorafgaand is gemeld en zij toen al in [land] woonden. Bovendien hebben gedaagden het rapport gemotiveerd weersproken.
4.10. Naar het voorlopige oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dienen aan een deskundige de navolgende vragen te worden voorgelegd:
1. Hoe beoordeelt de deskundige de in rechtsoverweging 3.3 en verder genoemde gebreken?
2. Wat is volgens de deskundige de oorzaak van deze gebreken?
3. Kan de deskundige gemotiveerd aangeven of herstel van de houten vloer nog mogelijk is?
4. Indien het antwoord op vraag (3) bevestigend wordt beantwoord, hoe hoog schat de deskundige dan de kosten van herstel van de vloer?
5. Indien het antwoord op vraag (3) ontkennend wordt beantwoord, hoe hoog schat de deskundige de kosten van vervanging van de vloer?
6. Heeft u overigens opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.11. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de aan een deskundige te stellen vragen. Voorts wordt partijen in overweging gegeven de rechtbank een deskundige voor te stellen met wie zij beiden kunnen instemmen. Bij gebreke daarvan zal de rechtbank zelfstandig tot de benoeming van een deskundige overgaan.
4.12. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen. Alle overige beslissingen worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 december 2010 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage en de aan de deskundige te stellen vragen,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2010.