ECLI:NL:RBARN:2010:BO4043

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201835
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na diefstal van een auto en geschil over de verzekering

In deze zaak vorderen eisers, echtelieden, een verklaring voor recht dat Polis Direct B.V. gehouden is tot het vergoeden van de schade die zij lijden door de diefstal van hun auto, een Toyota RAV. De schadeclaim is door Polis Direct afgewezen op basis van een vermeende onjuiste opgave van de staat van de auto. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er onduidelijkheden bestaan over de aankoop van de auto, die door eisers in Duitsland zou zijn aangeschaft. De rechtbank heeft de eisers opgedragen bewijs te leveren van de aankoop en de prijs van de auto, en heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering. De rechtbank benadrukt dat de aankoop van een auto, als kostbare aanschaf, in beginsel bewijsbaar moet zijn. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door eisers over de wijze van bewijslevering. De uitspraak is gedaan op 10 november 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 201835 / HA ZA 10-1167
Vonnis van 10 november 2010
in de zaak van
1. [eis.1],
2. [eis.2],
echtelieden, wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. G.A.S. Maduro te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POLIS DIRECT B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eis.1], [eis.2] en Polis Direct genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 27 oktober 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op naam van [eis.1] is een factuur gesteld van Car Refreshing Beta & Koeriers Diensten d.d. 10 december 2007. Deze betreft ‘schade voorkop’ aan een Toyota RAV, kenteken [nummer]. Het factuurbedrag is inclusief btw € 3.272,50.
2.2. [eis.2] heeft een motorrijtuigverzekering bij Polis Direct gesloten met betrekking tot een Toyota RAV, kenteken [nummer] (hierna: de auto). De polis vermeldt als catalogusprijs inclusief accessoires € 30.810,00 incl. btw.
2.3. Op 18 december 2009 is een proces-verbaal van aangifte van diefstal opgemaakt door de politie Rotterdam-Rijnmond. Dit betreft aangifte van [eis.1] namens [eis.2] van diefstal van de auto tussen donderdag 17 december 2009, 23.00 uur, en vrijdag 18 december 2009, 10.00 uur. De auto zou toen, terwijl hij deugdelijk afgesloten met inschakeling van de startonderbreker aan de openbare weg bij het woonhuis van [eis.1] en [eis.2] geparkeerd stond, zijn weggenomen. Deel I en II van het kentekenbewijs, een Ray Ban zonnebril en ca. zestig CD’s zouden in de auto hebben gelegen.
2.4. [eis.1] en [eis.2] hebben de diefstalschade geclaimd bij Polis Direct.
2.5. Polis Direct heeft de claim afgewezen met een beroep op art. 1.11 van de polisvoorwaarden; dit betreft een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken door de verzekerde. Polis Direct voert bij brief van 28 januari 2010 aan dat de aankoop van de auto nergens uit blijkt, dat behalve de delen kentekenbewijs kennelijk ook de keuringspapieren in de gestolen auto waren achtergebleven, dat [eis.1] en [eis.2] met € 12.000,00 aankoopprijs veel hebben betaald voor de auto die bij de importkeuring € 5.638,00 waard was en dat [eis.1] en [eis.2] aanvankelijk schadeherstel hebben aangetoond voor € 3.272,50, terwijl er veel meer aan herstel en aankoop van onderdelen bleek te zijn uitgegeven. De conclusie van Polis Direct is dat met het oorspronkelijk meegedeelde aankoopbedrag en het schadeherstel een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven, terwijl de informatie over de aankoop van de auto niet te verifiëren valt.
2.6. Bij brief van 31 maart 2010 heeft [eis.1] aan Polis Direct uiteengezet dat de auto hem aan aankoop € 12.000,00 heeft gekost en aan herstel, inschrijving RDW en aangifte BPM € 11.480,00. De desbetreffende facturen lagen bij de onderhoudsmap in de gestolen auto, schrijft hij.
3. Het geschil
3.1. [eis.1] en [eis.2] vorderen – samengevat – een verklaring voor recht dat Polis Direct jegens hen gehouden is tot het vergoeden van de schade die zij lijden en nog zullen lijden door de diefstal van de auto, alsmede veroordeling van Polis Direct tot vergoeding van die schade als op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander met rente en kosten. [eis.1] en [eis.2] stellen dat Polis Direct ten onrechte weigert tot uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst over te gaan.
3.2. Polis Direct voert verweer. De stellingen van Polis Direct komen in de kern neer op een weigering tot uitkering over te gaan omdat het totaal aan vragen die bij haar zijn ontstaan, tot de conclusie leidt dat er een onjuiste opgave is gedaan van de staat van de auto. Deze mag leiden tot afwijzing van de schadeclaim. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog het zwaarst weegt de onduidelijkheid die bestaat rond de aankoop van de auto. Volgens het betoog van [eis.1] en [eis.2] ter comparitie hebben zij met behulp van [betrokkene1], een vriend van hen die een schadebedrijf heeft, de auto als schadeauto bij een bedrijf in Duitsland gekocht op 18 maart 2007 voor € 12.000,00. De auto heeft vervolgens in Nederland bij [betrokkene1] gestaan in afwachting van de voor reparatie benodigde onderdelen. Daarna heeft de waardebepaling van de auto voor de invoer/BPM-berekening plaatsgevonden op 30 oktober 2007. [betrokkene1] is op 1 november 2007 met herstelwerkzaamheden begonnen. Toen die voltooid waren heeft de RDW-keuring plaatsgevonden. De auto is ingevoerd op 26 november 2007.
4.2. De juistheid van dit betoog is vooralsnog behoudens de data van waardebepaling ten behoeve van de invoer/BPM-berekening, de RDW-keuring en de invoer niet komen vast te staan. De rechtbank wijst op de volgende onduidelijkheden.
- [betrokkene1] heeft de na de aangifte van diefstal ingeschakelde schade-expert meegedeeld dat [eis.1] € 11.000,00 à € 16.000,00 voor de auto heeft betaald, die hij voor [eis.1] bij een bedrijf in Duitsland heeft gekocht.
- Tevens heeft hij verklaard dat hij de aankoopfactuur aan [eis.1] en [eis.2] heeft gegeven. [eis.1] en [eis.2] verklaren dat zij en [betrokkene1] niet meer weten bij welk bedrijf in Duitsland de auto gekocht is, terwijl alle papieren, waaronder kennelijk ook de papieren betreffende de aankoop, ten tijde van de diefstal in de auto lagen.
- De auto zou contant met spaargeld van [eis.1] en [eis.2] zijn betaald; enige indicatie over bijvoorbeeld opname van een spaarrekening ontbreekt echter.
- Op de reparatie die in november 2007 zou hebben plaatsgevonden bij [betrokkene1], zou alleen de onder 2.1 genoemde factuur van 10 december 2007, met een fout in het kentekennummer, duiden.
- Verder ligt er een aantal aankoopfacturen van onderdelen waarmee de reparatie zou zijn uitgevoerd en liggen er facturen waaruit aankoop van accessoires zou blijken. Deze zijn niet zonder meer tot de auto te herleiden.
- De kosten die [eis.1] en [eis.2] aan de auto, het herstel en de aankoop en bevestiging van accessoires hebben gemaakt, lijken hoog in vergelijking met de verschillende waarde-indicaties zoals die blijken uit de cataloguswaarde van de auto (€ 28.810,00 inclusief accessoires) en de BPM-berekening, die als verkoopwaarde particulieren vóór herstel, dus in de staat waarin [eis.1] en [eis.2] voor de auto € 12.000,00 betaald hebben, € 5.638,00 noemt.
4.3. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat eerst moet worden nagegaan of duidelijkheid over de aankoop is te verkrijgen. Op dit onderdeel is door [eis.1] en [eis.2], die als eisers overeenkomstig de hoofdregel van het bewijsrecht ook de bewijslast hebben op dit punt, bewijs aangeboden. Als de aankoop en daarmee de juistheid van de stellingen van [eis.1] en [eis.2] op dit onderdeel in voldoende mate vaststaan, zal dit een ander licht werpen op de andere onduidelijkheden in deze zaak. Hierbij overweegt de rechtbank ook dat de aankoop van een auto – een kostbare aanschaf voor particulieren – in beginsel bewijsbaar moet zijn, terwijl bijvoorbeeld aan het bewijs van de diefstal van een auto minder hoge eisen gesteld kunnen worden.
4.4. Iedere verdere beslissing zal in afwachting van de bewijslevering door [eis.1] en [eis.2] worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [eis.1] en [eis.2] op te bewijzen dat zij vertegenwoordigd door [betrokkene1] de auto in Duitsland hebben gekocht voor € 12.000,00 op 18 maart 2007,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 24 november 2010 voor uitlating door [eis.1] en [eis.2] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [eis.1] en [eis.2], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.4. bepaalt dat [eis.1] en [eis.2], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden januari tot en met maart 2011 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2010.