ECLI:NL:RBARN:2010:BO3940

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
149539
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en bewijsopdracht in het kader van reorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 27 oktober 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Bascule B.V. en meerdere gedaagden. De eiseres, Bascule B.V., had in een tussenvonnis van 24 februari 2010 de opdracht gekregen te bewijzen dat gedaagden 5 t/m 9 bij de reorganisatie van het concern het oogmerk hadden om Bascule te benadelen. Bascule is echter niet in haar bewijs geslaagd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Bascule hoofdelijk toewijsbaar was tot een bedrag van € 167.000,00, waarbij rekening werd gehouden met een eerdere toewijzing van een voorschot van € 90.756,04. De rechtbank heeft de gedaagden, waaronder een aantal besloten vennootschappen, veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 november 2003. De overige vorderingen van Bascule werden afgewezen, en de kostenveroordeling werd zo geformuleerd dat Bascule in de kosten werd veroordeeld, met uitzondering van de kosten van de deskundige die door de gedaagden vergoed moesten worden. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt, met uitzondering van de kosten van de deskundige. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 149539 / HA ZA 06-2253
Vonnis van 27 oktober 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BASCULE B.V.,
gevestigd te Malden, gemeente Heumen,
eiseres,
advocaat mr. P.A. Aan de Kerk te Groesbeek,
tegen
1. [ged.1],
wonende te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.C.A.J. Beks te Vught,
2. [ged.2],
wonende te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.C.A.J. Beks te Vught,
3. [ged.3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.K. Korteweg te Haarlem,
4. de stichting
[ged.4],
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.C.A.J. Beks te Vught,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.5].,
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.C.A.J. Beks te Vught.
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.6]
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr.R.C.A.J. Beks te Vught,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.7]
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr.R.C.A.J. Beks te Vught,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.8]
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr.R.C.A.J. Beks te Vught,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.9]
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr.R.C.A.J. Beks te Vught.
Eiseres zal hierna Bascule worden genoemd. Gedaagden sub 1-9 worden samen ook aangeduid als [gedaagden], gedaagden sub 1-3 als [ged.1], [ged.2] en [ged.3]. Gedaagden sub 4-9 worden ook aangeduid als [ged.4], [[ged.5], [ged.6], [ged.7], [ged.8] en [ged.9].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 februari 2010
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 april 2010, waar als getuigen in enquête zijn gehoord [getuige1], [getuige2], [getuige3] en [getuige4],
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 juni 2010, waar als getuige in enquête is gehoord [getuige5],
- de rolverwijzing van 22 juli 2010
- de conclusie na enquête van Bascule
- de antwoordconclusie na enquête van [ged.1], [ged.2], [ged.4], [[ged.5], [ged.6], [ged.7], [ged.8] en [ged.9].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 24 februari 2010 is Bascule te bewijzen opgedragen dat [[ged.5], [ged.6], [ged.7], [ged.8] en [ged.9] bij de reorganisatie van het [naam concern] het oogmerk hebben gehad Bascule te benadelen.
2.2. De getuigen hebben vrijwel niet over het doel van de reorganisatie gesproken. Het duidelijkst is de getuige [getuige1], die als volgt verklaart.
Ik weet van de reorganisatie van het [naam concern]. Ik deed destijds installatiewerkzaamheden in de binnen- en de buitendienst. Ik was in dienst van [gedaagde6]. Daar heb ik gewerkt tot 2003. Ik heb er ongeveer dertien jaar gewerkt. Ik heb voor het eerst over de reorganisatie gehoord toen de baas, de heer [ged.1], vertelde dat de B.V. gesplitst zou worden. Dat was in 2001 of 2002. Het was tegen het einde van het jaar. Als reden van de splitsing werd genoemd dat de B.V. in tweeën gesplitst zou worden voor allebei de zoons, één voor de binnendienst en één voor de buitendienst.
Vóór die tijd gingen er geruchten rond. Het was het gerucht dat [betrokkene1] zijn geld niet zou beuren en dat het bedrijf daarom gesplitst zou worden. De heer [ged.1] heeft toen gezegd: “Van mij zal hij nooit geen piek beuren” (…).
Dit gerucht bleef binnen het bedrijf rondgaan. Er werd gezegd dat dit, voorkomen dat [betrokkene1] zijn geld kreeg, de reden van de splitsing was. Ik hoorde het van [getuige2]; die werkte ook in de binnendienst en had veel contact met de baas. De geruchten zijn blijven terugkomen.
Toen de mededeling van de splitsing gedaan was, de splitsing ten behoeve van de beide zoons, ging gelijk het gerucht weer rond dat de eigenlijke reden was dat men onder de betaling uit wilde komen.
2.3. Dit komt er dus op neer dat [getuige1] hardnekkige geruchten hoorde die inhielden dat het doel van de reorganisatie eigenlijk niet was een splitsing ‘voor allebei de zoons, één voor de binnendienst en één voor de buitendienst’, maar het voorkómen dat ‘[betrokkene1] zijn geld kreeg.’
2.4. De reden van de reorganisatie en de reden die in de geruchten wordt genoemd, duiken niet expliciet op bij de andere getuigen. De getuigen [getuige2] en [getuige4] verklaren niets te weten over de reorganisatie. Bij de andere getuigen speelt mogelijke beïnvloeding van getuigen een rol, zoals uit het navolgende blijkt.
2.5. De getuige [getuige3] verklaart als volgt.
Ik heb de heer [betrokkene1] (directeur van Bascule, de rechtbank) die hier zit twee keer gezien. Tien jaar terug heeft hij mij opgezocht. Dat was op een zaterdagavond. Hij had een lang verhaal en hij wist dat ik een conflict had met [naam bedrijf]. Hij wilde mij als getuige tegen [naam bedrijf] laten optreden. Ik heb hem gezegd dat ik mijn eigen probleem met [naam bedrijf] zou oplossen en dat hij als hij een probleem met [naam bedrijf] had, dat ook zelf moest oplossen (…). Wat ik van een rechtszaak tegen [naam bedrijf] weet, weet ik alleen van [betrokkene1], want die zoekt iedereen op die wat met [naam bedrijf] te maken heeft. Ik wil met rust gelaten worden.
2.6. De verklaring van de getuige [getuige5] sluit in zoverre bij de voorgaande aan dat duidelijk kan worden dat [betrokkene1] zich actief met het benaderen van getuigen heeft beziggehouden. Voor zover hier van belang houdt de verklaring in:
Ik weet van de reorganisatie bij [naam bedrijf] in zoverre iets af, dat ik op 25 februari van dit jaar de heer [betrokkene1] vergezeld heb omdat hij mij had gevraagd te chaufferen. Wij zijn naar de heer [getuige2] geweest aan de [adres]. De heer [betrokkene1] belde daar aan. Een jongetje deed open; zijn vader was er niet, maar zal gauw weer thuis zijn. Wij hebben op enige afstand gewacht. Ik zat op gehoorsafstand in de auto met het portier open. Ik zat aan de bijrijderskant, ik weet niet waarom ik aan die kant zat. Ik had het portier open omdat ik rookte. Eigenlijk zat ik aan de bijrijderskant om het gesprek beter te kunnen horen. Het gesprek tussen de heer [betrokkene1] en de heer [getuige2] ging over materiaal dat gebruikt zou zijn bij het isoleren van [betrokkene1]s paardenstal. Ik heb aantekeningen gemaakt van dit gesprek en lees u een opmerking voor die in de vierde alinea van pagina twee staat. Ik hoor dat u mijn aantekeningen aan dit proces-verbaal zal hechten. Die opmerking, die begint met de woorden “trouwens ik wil met rust gelaten worden” maakte [getuige2] out of the blue. Later heeft hij uitgelegd waarom hij niet op staande voet ontslagen was en heeft hij verteld dat hij schulden had ten gevolge van voorschotten. Ook die passage lees ik u voor.
Ik heb deze aantekeningen ongeveer twee uur nadat wij bij [getuige2] weggegaan waren op schrift gesteld. Ik was meegegaan om te chaufferen, niet om te notuleren. Ik heb het gesprek gehoord en ik weet dat [betrokkene1] al langer een dispuut had met [ged.1]. Ik heb tijdens het gesprek voor mijzelf steekwoorden opgeschreven.
Ik ben om 20.00 uur op die zelfde dag, 25 februari 2010, bij een gesprek tussen de heer [betrokkene1] en [getuige3]n geweest. Ik was meegegaan om dezelfde reden, om te chaufferen en om aantekeningen te maken. Ik hoor dat u ook mijn aantekeningen over dit gesprek aan dit proces-verbaal zult hechten.
2.7. De bewijsopdracht aan Bascule heeft een beperkte inhoud. Het gaat niet om de redenen waarom de schuld aan haar niet voldaan is, maar om een mogelijk oogmerk om haar te benadelen door middel van de reorganisatie. Geen van de getuigen verklaart hierover meer dan [getuige1], die het over geruchten heeft, maar overigens een plausibele reden van de reorganisatie – splitsing ten behoeve van de zoons – noemt.
2.8. Dat de getuigen zich, zoals Bascule vooral naar aanleiding van de verklaring van [getuige5], naar voren brengt, niet vrij zouden voelen om te verklaren, kan in het midden blijven. Ook immers als komt vast te staan dat zij zich niet vrij voelden, betekent dat nog niet dat daarmee komt vast te staan dat [[ged.5], [ged.6], [ged.7], [ged.8] en [ged.9] bij de reorganisatie van het [naam concern] het oogmerk hebben gehad Bascule te benadelen. Het zou slechts betekenen dat komt vast te staan dat de getuigenverklaringen niet bruikbaar zijn.
2.9. En dat zijn ze toch al niet, omdat uitsluitend [getuige1] concreet over het oogmerk bij de reorganisatie van het [naam concern] verklaart en zijn verklaring op zichzelf niet tot de conclusie kan leiden dat dit oogmerk benadeling van Bascule was.
2.10. Bascule is dus niet in haar bewijs geslaagd.
2.11. De stand van zaken is nu als volgt.
- De vordering tegen de [ged.4] en haar bestuurders moet, zoals is overwogen in het vonnis van 6 februari 2008, worden afgewezen met veroordeling van Bascule in de kosten die voor wat betreft [ged.1] en zijn echtgenote op nihil gesteld worden en ten aanzien van [ged.3] moeten worden berekend naar tarief VI.
- Zoals in het vonnis van 21 oktober 2009 is overwogen, is de vordering van Bascule hoofdelijk tegenover [ged.1], [[ged.5] en [ged.6] toewijsbaar tot een bedrag van € 167.000,00, waarbij rekening gehouden moet worden met de toewijzing bij wijze van voorlopige voorziening van € 90.756,04 van dit bedrag tegenover [ged.1] en [[ged.5].
- In het incident is reeds een kostenveroordeling uitgesproken.
- Bascule heeft het voorschot aan de deskundige betaald en het deskundigenonderzoek betreft het onderdeel van de procedure waarop zij grotendeels in het gelijk gesteld is.
- Partijen zijn voor het overige over en weer in het ongelijk gesteld.
2.12. Dit leidt thans tot de volgende beslissingen.
- De vordering van Bascule zal tegen [ged.1], [[ged.5] en [ged.6] hoofdelijk tot een bedrag van € 167.000,00 worden toegewezen met rente over dit bedrag vanaf 19 november 2003. Op dit bedrag is al een voorschot toegewezen ad € 90.756,04 tegenover [ged.1] en [[ged.5] bij vonnis van 18 maart 2009.
- De overige vorderingen van Bascule worden afgewezen.
- De kostenveroordeling zal in de zaken tegen de [ged.4] en haar bestuurders als zodanig inhouden dat Bascule in de kosten wordt veroordeeld, die voor wat betreft [ged.1] en zijn echtgenote op nihil gesteld worden en ten aanzien van [ged.3] met toepassing van tarief VI begroot op € 248,00 aan vast recht en € 5.000,00 (2,5 x € 2.000,00) voor salaris van de advocaat. Voor de duidelijkheid van de uitspraak zal een en ander alleen ten aanzien van [ged.3] worden verwoord in het dictum van dit vonnis.
- Voor het overige zal de rechtbank nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld zijn, de kosten compenseren in die zin dat ieder de eigen kosten draagt met uitzondering van de kosten van de deskundige die door [ged.1], [[ged.5] en [ged.6] aan Bascule vergoed dienen te worden, gezien hun veroordeling tot betaling aan Bascule waartoe het rapport geleid heeft. Deze kosten belopen blijkens de begrotingsbeschikking van 6 juli 2009 € 12.345,06.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [ged.1], [[ged.5] en [ged.6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Bascule te betalen een bedrag van € 167.000,00 (éénhonderdzevenenzestig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 19 november 2003 tot de dag van volledige betaling,
3.2. verstaat dat op dit toegewezen bedrag van € 167.000,00 een voorschot is toegewezen bij vonnis van 18 maart 2009,
3.3. veroordeelt [ged.1], [[ged.5] en [ged.6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Bascule te betalen een bedrag van € 12.345,06 ter zake van de kosten van de deskundige,
3.4. veroordeelt Bascule in de proceskosten aan de zijde van [ged.3], tot op heden begroot op € 5.248,00,
3.5. compenseert voor het overige de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6. verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 3.1, 3.3 en 3.4 uitvoerbaar bij voorraad,
3.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2010.