ECLI:NL:RBARN:2010:BO2947

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2668
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers wegens onvoldoende taalvaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 november 2010 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers. Eiser, die Koerdisch (Kermandji) als moedertaal heeft, heeft zijn verzoek ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand, maar dit werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij het Koerdisch op hbo-niveau beheerst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek van eiser niet voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers, omdat eiser geen diploma heeft overgelegd dat zijn taalvaardigheid bevestigt. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn jarenlange ervaring als tolk en de tevredenheid van zijn afnemers, als onvoldoende beoordeeld in het licht van de wettelijke eisen die zijn vastgelegd in de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) en het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek tot inschrijving rechtmatig was, omdat de kwaliteit van de tolken en vertalers moet worden gewaarborgd en alleen diegenen die aan de gestelde eisen voldoen, in het register kunnen worden ingeschreven. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/2668
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 2 november 2010.
inzake
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
de minister van Justitie, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 12 januari 2010.
2. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2009 heeft de Raad voor Rechtsbijstand ’s Hertogenbosch medegedeeld dat eisers verzoek tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) als tolk Nederlands-Koerdisch (Kermandji) wordt afgewezen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft de Raad voor Rechtsbijstand ’s Hertogenbosch (lees: verweerder) het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Naar de door partijen ingebrachte stukken, waaronder het verweerschrift, wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 14 september 2010. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S. Gorter, werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand.
3. Overwegingen
Standpunt van verweerder
3.1 Verweerder heeft aan het bestreden besluit – voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat eiser geen diploma heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij een hogere beroepsopleiding tot tolk heeft afgerond. Dit heeft volgens verweerder tot gevolg dat eiser niet voldoet aan het gestelde in artikel 8, eerste lid, aanhef onder a, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv). Bij zijn beoordeling of eiser op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv in het register kan worden ingeschreven, heeft verweerder, onder toepassing van zijn beleid – samengevat – het standpunt ingenomen dat eiser niet voldoet aan alle voorwaarden om zijn verzoek tot inschrijving aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Commissie) voor te leggen.
Hetgeen door eiser naar voren is gebracht, namelijk dat hij al een groot aantal jaren als tolk werkzaam is en zijn afnemers buitengewoon tevreden zijn over zijn inzet, is, gelet op de doestelling van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) – aan afnemers van de diensten van tolken en vertalers een zeker kwaliteitsniveau bieden – onvoldoende, aldus verweerder.
Standpunt van eiser
3.2 Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Op de door hem aangevoerde gronden zal de rechtbank, waar nodig, in het navolgende ingaan.
Wettelijk kader
3.3 Ingevolge artikel 3 van de Wbtv dient de tolk dan wel de vertaler om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
– attitude van een tolk voor de tolk;
– attitude van een vertaler voor de vertaler;
– integriteit;
– taalvaardigheid in de brontaal;
– taalvaardigheid in de doeltaal;
– kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
– kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
– tolkvaardigheid voor de tolk;
– vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5 van de Wbtv wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien:
a. de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen; […].
3.4 De in artikel 3 van de Wbtv bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Bbtv.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Bbtv is er een Commissie beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de Commissie belast met de volgende taken:
a. het adviseren over de aanwijzing van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in artikel 8, tweede lid;
b. […];
c. het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de wet.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Bbtv wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3°.een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan verweerder onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.
3.5 Voor de gevallen waarin de tolk of vertaler geen getuigschrift als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv kan overleggen, zijn met oog op de beoordeling van aanvragen tot inschrijving op grond van artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv door de Raad voor Rechtsbijstand beleidsregels vastgesteld, neergelegd in het Besluit inschrijving Rbtv (hierna: de beleidsregels)
Artikel 3 van de beleidsregels bepaalt dat indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is, de Raad voor Rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving kan voorleggen aan de Commissie.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie c.q vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
In de toelichting bij deze bepaling is onder meer vermeld:
“[…] Artikel 3 biedt het restrictief bedoelde toetsingskader om vast te stellen dát het om een uitzonderlijke situatie gaat. Het is dus nadrukkelijk niet het kader voor de uiteindelijke beoordeling van het verzoek tot inschrijving zelf. […] Een verzoek tot inschrijving wordt als uitzondering aangemerkt en voorgelegd aan de Commissie als vaststaat dat de verzoeker beschikt over hetzelfde werk- en denkniveau en dezelfde taalvaardigheid in de betreffende talencombinaties of vertaalrichting(en) als een tolk of vertaler die een hbo-opleiding heeft afgerond. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de verzoeker in de betreffende taal een taalopleiding heeft afgerond, een erkende taaltoets heeft afgelegd of een actieve rol speelt in het taal-, of tolk- of vertaalonderwijs als docent of examinator. Dat een verzoeker met de vreemde taal als moedertaal is opgegroeid, is op zichzelf niet voldoende om het vereiste niveau te veronderstellen. […] Als de Raad besluit geen advies in te winnen bij de Commissie, oordeelt hij feitelijk dat de verzoeker niet voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden en wijst hij het besluit dus af. […]”
Vermelding bestuursorgaan in het bestreden besluit
3.6 Ambtshalve overweegt de rechtbank vooreerst als volgt. Ofschoon het hoofd Bureau beëdigde tolken en vertalers van de Raad voor Rechtsbijstand ’s Hertogenbosch bevoegdelijk (in ondermandaat) namens de Raad voor Rechtsbijstand ’s Hertogenbosch op het bezwaar heeft beslist, is evenwel, in strijd met artikel 10:10 van de Awb, niet vermeld dat deze besluitvorming van de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch (in mandaat) namens verweerder is geschied. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van de schending van een vormvoorschrift. De rechtbank acht eiser hierdoor niet in zijn belangen geschaad en zal dit verzuim met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren.
Beoordeling
3.7 Niet in geschil is dat eiser niet voldoet aan het overgangsrecht in artikel 37 van de Wbtv. Evenmin heeft hij een getuigschrift overgelegd als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bbtv.
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser aan drie van de vier in artikel 3 van de beleidsregels genoemde voorwaarden voldoet, maar dat niet kan worden vastgesteld dat eiser het Koerdisch (Kermandji) op hbo-niveau beheerst.
3.8 Mede gelet op het doel en de strekking van de Wbtv, namelijk het bieden van een zeker kwaliteitsniveau, is naar het oordeel van de rechtbank het in artikel 3 van de beleidsregels weergegeven uitgangspunt niet kennelijk onredelijk of om andere redenen rechtens niet aanvaardbaar.
Het geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder, gelet op de door eiser overgelegde stukken, ervan heeft mogen afzien eisers verzoek tot inschrijving voor te leggen aan de Commissie om de in 3.7 genoemde reden.
3.9 In zowel de bezwaar- als de beroepsfase heeft eiser ter onderbouwing van zijn standpunt stukken overgelegd. Hieronder bevinden zich stukken met betrekking tot een bij het Tolk- en vertaalcentrum Nederland (TVCN) afgelegde tolktest “Koerdisch Turks” op grond waarvan hij bij TVCN is ingeschreven als tolk in de taal “Kirmanji zoals gesproken door Turkse Koerden”.
Ten aanzien van de stukken met betrekking tot de tolktest heeft verweerders gemachtigde ter zitting aangevoerd dat uit navraag bij de TVCN is gebleken dat deze niet kan garanderen dat de tolktest op HBO-niveau is.
Gelet daarop kan de rechtbank verweerder volgen in diens standpunt dat op grond van deze stukken niet vaststaat dat eiser beschikt over hetzelfde werk- en denkniveau en dezelfde taalvaardigheid als een tolk die een hbo-opleiding heeft afgerond in de betreffende taal. Met verweerder wordt geconstateerd dat zulks evenmin blijkt uit de overige door eiser overgelegde stukken. Voorts heeft verweerder de omstandigheden dat Koerdisch (Kermandji) eisers moedertaal is en dat hij veel ervaring heeft met het tolken in deze taal, in dit verband terecht van onvoldoende gewicht bevonden, daar deze omstandigheden onvoldoende objectief zijn om te kunnen vaststellen dat eiser de taal op het gewenste niveau beheerst. Bij het vorenstaande betrekt de rechtbank dat, zoals ook is verwoord in de Nota van toelichting bij het Bbtv:
“Uitgangspunt van de wet is dat alleen die tolken en vertalers in het register worden ingeschreven, van wie de kwaliteit na toetsing vaststaat. Op grond van dit uitgangspunt kan de tolk of vertaler wiens taalvaardigheid niet getoetst kan worden, niet in het register worden ingeschreven.”
3.10 Tot slot ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat verweerder, met toepassing van artikel 4:84 (slot) van de Awb, van de beleidsregels had dienen af te wijken. Eiser heeft gesteld dat de Koerdische taal in het Latijnse schrift niet wordt onderwezen op universitair niveau en dat er (nog) niet op grond van artikel 2 van de beleidsregels een tolktoets in het Koerdisch (Kermandji) kan worden afgelegd, omdat deze (nog) niet is vastgesteld. De zijn evenwel geen omstandigheden die eiser onderscheiden van anderen die in dezelfde situatie verkeren.
Conclusie
3.11 Nu op grond van de door eiser aangedragen stukken niet kan worden vastgesteld dat hij het Koerdisch (Kermandji) op hbo-niveau beheerst, heeft verweerder ervan mogen afzien eisers verzoek tot inschrijving in het register als tolk Nederlands-Koerdisch (Kermandji) voor te leggen aan de Commissie. Bijgevolg heeft verweerder in redelijkheid eisers verzoek tot inschrijving kunnen afwijzen.
De stellingen en betogen van eiser tegen het bestreden besluit treffen geen doel. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
3.12 De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, als voorzitter, mr. G.H.W. Bodt en mr. H.J.M. Besselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.A. Koster, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 2 november 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 2 november 2010.