Parketnummer : 05/505540-09
Data zittingen : 15 juni 2010 en 19 oktober 2010
Datum uitspraak : 2 november 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 mei 2008 te Nijmegen,
door een feitelijkheid en/of bedreiging met een feitelijkheid L. [slachtoffer1]
heeft gedwongen tot dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
opzettelijk ontuchtig betasten van de blote billen en/of de blote vagina van
die [slachtoffer1],
welke feitelijkheid bestond uit het onverhoeds en onaangekondigd aanraken van
die [slachtoffer1] bij haar billen en/of vagina;
hij op of omstreeks 01 mei 2008 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen
en het misdrijf om door een feitelijkheid en/of bedreiging met een
feitelijkheid L. [slachtoffer1] te dwingen tot het plegen van ontuchtige
handelingen, heeft aangegeven dat die [slachtoffer1] (toen en daar) seksuele
handelingen moest verrichten met/bij verdachte en/of bij zichzelf (al dan niet
met gebruikmaking van een vibrator), omdat verdachte anders een door hem
gemaakt filmpje waarop die [slachtoffer1] naakt te zien zou zijn, op internet
zou (kunnen) zetten en/of zou (kunnen) laten zien aan kennissen/familieleden
van die [slachtoffer1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 01 mei 2008 te Nijmegen, met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift,
L. [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (50 euro),
geheel of ten dele toebehorende aan die L. [slachtoffer1], althans aan een ander
dan aaan verdachte, welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift hierin
bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat hij een
naaktfilmpje van haar bezat dat hij op internet zou zetten en/of aan
kennissen/familieleden van die [slachtoffer1] zou (kunnen) laten zien indien die
[slachtoffer1] verdachte genoemd geldbedrag niet zou geven;
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 mei 2008 te Nijmegen, door een feitelijkheid en/of door
bedreiging met een feitelijkheid L. [slachtoffer1] wederrechtelijk heeft
gedwongen iets te doen, hierin bestaande dat verdachte tegen die [slachtoffer1]
heeft gezegd dat hij een naaktfilmpje van haar had en dat hij dat filmpje op
internet zou zetten en/of aan kennissen/familieleden van haar zou (kunnen)
laten zien indien zij hem niet een geldbedrag (briefje van 50 euro) zou geven;
hij in of omstreeks de nacht van 16 november 2008 op 17 november 2008 te
Nijmegen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid L. [slachtoffer2], heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van ontuchtige handelingen, door, opzettelijk ontuchtig,
- die [slachtoffer2] zich deels te laten uitkleden (zodat verdachte haar vagina
kon zien) en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer2] te masturberen en/of
- zich door die [slachtoffer2] te laten aftrekken,
en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
andere feitelijkheid bestond uit het (gewelddadig en/of dreigend) die [slachtoffer2]
- gebieden met hem naar haar kamer te gaan en/of de kamerdeur achter hen dicht
te doen en/of
- aangeven dat hij heel boos zou worden en die [slachtoffer2] iets aan zou doen als
zij niet zou doen wat hij zei en/of
- aangeven dat hij verslaafd is aan cocaïne en aan vagina's en/of
- aangeven dat de cocaïne hem gek en/of onberekenbaar maakt en/of
- aangeven dat hij die [slachtoffer2] ging neuken en daarbij aan te geven dat die
[slachtoffer2] niet aan schreeuwen zou toekomen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 15 juni 2010 en op 19 oktober 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte telkens verschenen.
De officier van justitie, mr. H. Timmer, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 mei 2008 heeft verdachte aangeefster L. [slachtoffer1] (hierna: aangeefster), wonend in Nijmegen, opgebeld. Verdachte zei dat hij voor een radiozender werkte en heeft aangeefster gevraagd of zij, in ruil voor geld, mee wilde doen aan een ludieke actie. Verdachte en aangeefster spraken af dat aangeefster in ruil voor € 20,- zou gaan wildplassen. Nadat aangeefster dit had gedaan heeft verdachte haar € 50,- gegeven en gezegd dat zij, door mee te doen met nog andere 'ludieke acties', de rest van de € 50,- kon houden.
Aangeefster is met verdachte meegegaan naar haar kamer in Nijmegen en daar heeft zij, teneinde het volledige bedrag van € 50,- te mogen houden, eerst schaars gekleed en later naakt, geposeerd.
Met toestemming van aangeefster heeft verdachte haar in verschillende posities gelegd.
Verdachte heeft aangeefster gevraagd wat zij er van zou vinden als hij het hele gebeuren zou hebben opgenomen met zijn mobiele telefoon.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 juni 2010 verklaard dat hij het lichaam van aangeefster heeft aangeraakt toen hij haar, met haar toestemming, in verschillende poses op bed (ver-)legde en dat het kan zijn dat hij aangeefster daarbij onbewust bij haar vagina heeft aangeraakt. Op de vraag of verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat hij de beeldopnamen op internet zou zetten of deze aan haar vrienden/kennissen en familie zou laten zien heeft verdachte geantwoord dat hij zich dit niet kan herinneren. Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte dit wel bekend maar heeft hij verklaard dat zijn opmerkingen dienaangaande als een grap moeten worden beschouwd. Hij had immers geen opnamen van aangeefster gemaakt met zijn mobiele telefoon.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar, met haar toestemming, in verschillende poses heeft neergelegd. In het kader daarvan heeft hij ook duwtjes op haar billen gegeven. Aangeefster heeft ook verklaard dat verdachte haar toen bij haar vagina heeft aangeraakt en zij toen heeft verklaard dat zij dat niet wilde. Volgens verdachte gebeurde dit per ongeluk toen hij aangeefster hielp met het innemen van poses. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte even later zijn hand op het matras legde, ter hoogte van haar vagina, en tegen haar zei: ‘druk je vagina maar tegen mijn hand’. Aangeefster heeft zelf verklaard dat zij dat toen gedaan heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee weliswaar vast dat verdachte de vagina van aangeefster meerdere malen heeft aangeraakt, maar daarmee is het ontuchtige karakter van die handelingen nog niet zonder meer gegeven. Dit moet worden beoordeeld in de context van de tussen verdachte en aangeefster gemaakte afspraken, die erop neerkomen dat aangeefster geld kon verdienen door in te gaan op de voorstellen van verdachte. Aangeefster lag naakt op bed en stond toe dat verdachte haar fysiek aanraakte om haar in de juiste pose te brengen. Nadat verdachte voor het eerst haar vagina heeft aangeraakt (volgens hem per ongeluk), heeft zij gezegd: dat wil ik niet. Vervolgens heeft zij niet gezegd te willen stoppen, maar is zij doorgegaan met het op verzoek van verdachte innemen van verschillende posities op het bed en heeft zij opnieuw erin toegestemd dat verdachte haar met dat doel aanraakte. Vervolgens heeft hij haar vagina weer aangeraakt, maar in één 'vloeiende beweging' zijn hand op bed gelegd en aangeefster verzocht haar vagina tegen zijn hand aan te drukken. Dat heeft aangeefster ook gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank vond een en ander plaats binnen de context en binnen de grenzen van de tussen hen gemaakte afspraken. Aangeefster is een volwassen studente, die, naar moet worden aangenomen nu het tegendeel niet blijkt, bewust de keuze heeft gemaakt op verdachtes voorstellen in te gaan en die, getuige haar verklaring, ook in staat was duidelijk de grenzen te bepalen van wat zij toestond en wat zij te ver vond gaan. Het ontuchtig karakter komt daarmee aan de bewezenverklaarde handelingen te ontvallen en acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het door verdachte aanraken van de blote billen (indien al) en vagina van aangeefster een ontuchtige handeling betreft als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2 en 3
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte na het poseren tegen haar zei: ‘wat als ik zeg dat ik jou heb opgenomen’. Verdachte zei dat haar kutje erop stond en een deel van haar gezicht. De actie hield namelijk mede in hoe haar klasgenoten en omgeving erop zouden reageren. Verdachte zei toen dat hij de beelden op internet zou zetten en aan haar vereniging zou laten zien, maar dat zij dat kon voorkomen door zichzelf te masturberen. Aangeefster heeft hierop gezegd dat ze dat niet wilde. Toen zei verdachte dat zij er spijt van zou krijgen en dat hij wel manieren wist zodat iedereen er achter zou komen. Als zij het geld terug zou geven zou hij het filmpje wissen. Aangeefster heeft hem toen de € 50,- teruggegeven.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij, nadat aangeefster geposeerd had, tegen haar heeft gezegd dat hij wat dingetjes op had genomen. Hij heeft haar gezegd dat haar gezicht er op stond, dat ze naakt op bed lag in een aantal posities en dat haar hele hebben en houden opgenomen was. Verdachte heeft haar gevraagd wat ze er voor zou doen om te voorkomen dat die beelden op internet zouden komen. Aangeefster gaf toen aan dat ze met haar vibrator aan zelfbevrediging zou doen maar was bang dat hij dat ook zou opnemen.
Vervolgens heeft verdachte haar gezegd dat ze hem die € 50,- terug moest geven. Dat zou ze volgens verdachte hebben gedaan opdat, voor het geval hij (toch) iets (op zijn telefoon) mocht hebben, er niets mee zou gebeuren . Volgens verdachte heeft aangeefster het geld terug gegeven omdat zij zeker wilde weten dat hij de beelden, waarvan zij dacht dat verdachte die had opgenomen, niet zou uitzenden.
Gelet op het feit dat de aangifte ondersteund wordt door bovengenoemde verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 en 3 primair ten laste is gelegd, waartoe nog nader als volgt wordt overwogen.
Verdachte heeft gezegd dat hij opnames had gemaakt van aangeefster in compromitterende omstandigheden en dat hij die bekend zou maken aan haar vrienden en mede-studenten en dat zij dat kon voorkomen door te masturberen. Dit gaat de tussen hen gemaakte afspraken verre te buiten. Daarmee heeft hij gepoogd aangeefster te bedreigen door middel van chantage om seksuele handelingen te verrichten die zij uit zichzelf niet wilde verrichten. Slechts door de omstandigheid dat aangeefster is blijven weigeren hieraan te voldoen, is het misdrijf niet voltooid.
Toen aangeefster weigerde te masturberen, vond verdachte dat zij de € 50,- niet verdiend had en wilde hij het geld terug hebben en anders zou hij de beelden publiceren. De € 50,- was inmiddels eigendom van aangeefster, nu verdachte die aan haar had gegeven ingevolge de tussen hen gemaakte afspraken. Hij heeft aangeefster aldus gedwongen om dat geld weer terug te geven.
De stelling van verdachte dat zijn opmerking over de beeldopnames slechts bedoeld was als grap en dat hij haar de mogelijkheid heeft geboden om te checken dat hij in werkelijkheid niets had opgenomen, doet hier niet aan af. Nog afgezien van de vraag of aangeefster onder de gegeven omstandigheden wel in de positie verkeerde om zich ervan te vergewissen dat er inderdaad niets was opgenomen, blijkt uit de verklaring van verdachte zelf dat hij zijn dreigement niet heeft ingetrokken. Vlak voordat hij vertrok heeft hij haar immers nog gezegd dat ze het wel zou zien of het op internet zou komen en dat ze er wel spijt van zou krijgen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 01 mei 2008 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen
en het misdrijf om door bedreiging met een feitelijkheid L. [slachtoffer1] te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen, heeft aangegeven dat die [slachtoffer1] (toen en daar) seksuele handelingen moest verrichten bij zichzelf (al dan niet met gebruikmaking van een vibrator), omdat verdachte anders een door hem gemaakt filmpje waarop die [slachtoffer1] naakt te zien zou zijn, op internet zou (kunnen) zetten en/of zou (kunnen) laten zien aan kennissen/familieleden van die [slachtoffer1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 01 mei 2008 te Nijmegen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaadschrift, L. [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (50 euro), toebehorende aan die L. [slachtoffer1], welke bedreiging met smaadschrift hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat hij een
naaktfilmpje van haar bezat dat hij op internet zou zetten en/of aan
kennissen/familieleden van die [slachtoffer1] zou (kunnen) laten zien indien die
[slachtoffer1] verdachte genoemd geldbedrag niet zou geven;
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen nu zich in het dossier alleen een aangifte van [slachtoffer2] ter zake dit feit bevindt en verdachte het feit heeft ontkend.
Verdachte heeft ontkend in de kamer van aangeefster te zijn geweest en heeft dan ook tevens ontkend dat hij daar de tenlastegelegde handelingen zou hebben gepleegd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die het tenlastegelegde heeft gepleegd. Aangeefster heeft verklaard dat de man die het tenlastegelegde gepleegd zou hebben zei dat hij van de radio was en dat, als zij € 1000,- wilde winnen, zij naar beneden moest komen en wat leuks moest aandoen. Hoewel dit gelijkenis vertoont met de manier waarop verdachte zich ook bij andere studentes voordeed, wordt hetgeen aangeefster heeft verklaard omtrent de ontuchtige handelingen waartoe verdachte haar gedwongen zou hebben, onvoldoende ondersteund door ander bewijsmateriaal.
De rechtbank zal verdachte ook ten aanzien van dit feit vrijspreken.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Ten aanzien van feit 3 primair:
Poging tot afdreiging
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 18 september 2010;
• twee retourzendingen rapportageverzoeken van Reclassering Nederland, gedateerd 3 december 2009 en 3 september 2010, betreffende verdachte,
• een briefrapport inhoudende een weigering deel te nemen aan psychologisch onderzoek, opgemaakt door I.I. van der Klaauw, psycholoog, gedateerd 9 juni 2010, betreffende verdachte en
• retourzending consultverzoek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, gedateerd 23 september 2010, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aan zijn eis ten grondslag gelegd dat sprake is van een ernstig feit. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de situatie. Verdachte heeft op de zitting van 15 juni 2010 aangegeven dat hij nog steeds studentes aanspreekt op dezelfde manier als hij gedaan heeft. Verdachte is nog steeds van mening dat het incident met aangeefster [slachtoffer1] puur een zakelijke overeenkomst betrof.
Verdachte heeft aangegeven dat aangeefster [slachtoffer1], in ruil voor geld, voor hem geposeerd heeft op grond van een door hen beiden gemaakte mondelinge afspraak. [slachtoffer1] heeft hier derhalve zelf mee ingestemd.
Verdachte heeft aangeefster opgebeld en zich voorgedaan als radiomedewerker en heeft aangeefster gevraagd of zij, in ruil voor geld, mee wilde doen aan een ludieke actie.
Aangeefster stemde hiermee in. Nadat aangeefster in ruil voor € 20,- wild had geplast kreeg zij van verdachte € 50,-. Aangeefster heeft verdachte toen meegenomen naar haar kamer en daar zijn ze samen overeengekomen dat zij in ruil voor meer geld voor verdachte zou poseren, eerst schaars gekleed en later naakt.
Daarna heeft verdachte aangeefster gezegd dat hij haar poses had opgenomen en heeft haar gezegd dat, wilde zij voorkomen dat hij dit op internet zou plaatsen, zij zichzelf moest bevredigen. Toen aangeefster dit weigerde heeft verdachte haar gedwongen de € 50,- aan hem af te geven door te zeggen dat hij anders het filmpje op internet zou plaatsen.
Door het maken en uitvoeren van de door verdachte genoemde mondelinge afspraak, hoe men daar ook over moge denken, heeft verdachte op zichzelf geen strafbaar feit begaan, nu deze afspraak op geheel vrijwillige basis is geschied. Door aangeefster echter te bedreigen met het op internet plaatsen van beelden die de goede naam en reputatie van aangeefster ernstig zouden schaden, is verdachte ver buiten de mondelinge afspraak tussen partijen getreden.
Over een dergelijk dreigement dient niet licht te worden gedacht. Wanneer dergelijke beelden immers op internet geplaatst zouden zijn, zou het risico zijn ontstaan dat die beelden daarop waren blijven circuleren en dat aangeefster daarmee ook in de verre toekomst nog geconfronteerd had kunnen worden. Verdachte heeft hiermee op een bijzonder kwalijke wijze misbruik gemaakt van de situatie. Dat aangeefster deze situatie had kunnen voorkomen door zich niet in te laten met verdachte, ontneemt aan de handelingen van verdachte niet het strafbare karakter.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank geen andere straf passend en geboden dan een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Voor feit 4, waarvan de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken, heeft verdachte 2 dagen in verzekering gesteld gezeten. Gelet op het bepaalde in artikel 27 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank derhalve 4 uren op de werkstraf in mindering brengen.
Ter terechtzitting van 15 juni 2010 heeft verdachte aangegeven dat hij nog steeds studentes aanspreekt. Daarbij heeft hij gezegd dat hij het probleem ook niet begrijpt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren opleggen teneinde verdachte er van te doordringen dat hij met zijn handelwijze balanceert op de grens van het toelaatbare.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 246 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 50 (vijftig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
mr. M.S.T. Belt, rechter als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. F.J.H. Hovens rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2010.