zaaknummer / rolnummer: 190587 / HA ZA 09-1776
Vonnis van 20 oktober 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres,
advocaat mr. M. Franke te Eindhoven,
de naamloze vennootschap
POELMANN VAN DEN BROEK N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Poelmann van den Broek genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juni 2010
- de akte van Poelmann van den Broek
- de antwoordakte van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis heeft de rechtbank aangegeven behoefte te hebben aan meer duidelijkheid over de feiten. Partijen hebben daarop aktes genomen.
2.2. De gewenste duidelijkheid betreft de materie waaraan de overwegingen 4.25-4.28 van het vonnis van 2 juni 2010 zijn gewijd. Daarin is – kort samengevat – aan de orde dat [eiseres] in het conflict met [betrokkene] de partij bleef die niet kon ontbinden omdat zij zelf in verzuim was.
2.3. Over de vraag of deze risicovolle situatie voorzien was, verschillen partijen van mening. Mr. [Y] heeft ter comparitie verklaard dat de ontstane situatie niet als een verrassing kwam, terwijl [eiseres] wél spreekt van een verrassing.
2.4. ‘Zou het scenario dat zich afspeelde na verzending van de brief van 3 juni 2004 – betwisting van de ontbinding, beroep op opschorting, weigeren om deze te beëindigen door betaling – tussen mr. [Y] en [eiseres] besproken en door laatstgenoemde aanvaard zijn, dan is er geen grond mr. [Y] enig verwijt te maken,’ heeft de rechtbank overwogen. Was [eiseres] niet gewaarschuwd door haar advocaat, dan kan er grond voor een verwijt in zijn richting bestaan.
2.5. Poelmann van den Broek herhaalt in haar akte haar al eerder ingenomen standpunten. Zij gaat verder uitvoerig in op de gevolgen van het optreden van mrs. [Y] en [Z]. Deze gevolgen zijn in zoverre irrelevant dat de rechtbank thans niet opnieuw een oordeel kan geven in het geschil [betrokkene]/[eiseres]. Het oordeel daarover is gegeven door het Hof te ’s-Hertogenbosch.
2.6. Van belang is dat Poelmann van den Broek aanbiedt haar stellingen te bewijzen, in het bijzonder een stelling waarover de rechtbank meer duidelijkheid wilde krijgen, namelijk ‘dat de opschorting niet als een verrassing kwam’. Dit sluit aan bij de in het vonnis van 2 juni 2010 geciteerde verklaring van mr. [Y]: ‘De reactie van mr. [Z] kwam noch voor mijn cliënten noch voor mij als een verrassing. De risico’s waren ingecalculeerd.’ Dit gaat, voor alle duidelijkheid, over de brief van mr. [Z] d.d. 4 juni 2004 en de bespreking daarvan door de heren [eiseres] en [X] met hun advocaat, mr. [Y], die leidde tot de brief van mr. [Y] d.d. 11 juni 2004.
2.7. Gelet op het doorslaggevende belang van deze kwestie (zie 2.4 hierboven) zal Poelmann van den Broek op dit punt tot het door haar aangeboden bewijs worden toegelaten.
2.8. [eiseres] voert aan dat het onredelijk is de heren [eiseres], [X] en [Y] nu opnieuw te laten verschijnen en hierover te laten verklaren. Daarmee miskent zij echter zowel het verschil tussen een comparitie van partijen en een getuigenverhoor als het verbod een prognose te geven van de bewijsvoering. De rechtbank passeert dit betoog dan ook.
2.9. De rechtbank zal thans iedere verdere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. laat Poelmann van den Broek toe te bewijzen dat [eiseres] gewaarschuwd was voor de mogelijke gevolgen van de brief van mr. [Y] d.d. 3 juni 2004,
3.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 november 2010 voor uitlating door Poelmann van den Broek of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
3.3. bepaalt dat Poelmann van den Broek, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
3.4. bepaalt dat Poelmann van den Broek, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden december 2010 tot en met februari 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
3.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.