ECLI:NL:RBARN:2010:BO1538

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
199672
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een schuldbekentenis en bewijslevering bij misbruik van omstandigheden

In deze zaak vordert eiser, de zoon van gedaagde, nakoming van een schuldbekentenis die door gedaagde is ondertekend. Eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit deze schuldbekentenis, die dateert van 17 maart 2008, en vordert betaling van € 100.575,01, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde betwist de vordering en beroept zich op wilsgebrek, specifiek misbruik van omstandigheden, en stelt dat hij niet in staat was om overeenkomstig zijn wil te verklaren ten tijde van de ondertekening van de schuldbekentenis. Hij voert aan dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn psychische gesteldheid, die op dat moment ernstig was, en dat de schuldbekentenis en de koopovereenkomst met betrekking tot het woonhuis onder deze omstandigheden tot stand zijn gekomen.

In reconventie vordert gedaagde de vernietiging van zowel de koopovereenkomst als de schuldbekentenis, alsook betaling van € 117.547,00, die hij stelt onrechtmatig door eiser te zijn onttrokken. De rechtbank oordeelt dat gedaagde in staat wordt gesteld om tegenbewijs te leveren tegen de vordering van eiser. De rechtbank bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor uitlating door gedaagde over de wijze waarop hij bewijs wil leveren, en dat hij dit moet doen door het overleggen van bewijsstukken, het horen van getuigen of een ander bewijsmiddel. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering.

De zaak is complex door de psychische gesteldheid van gedaagde en de vraag of de schuldbekentenis en de koopovereenkomst onder misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. De rechtbank benadrukt dat gedaagde de bewijslast heeft om zijn stelling te onderbouwen. De uitspraak is gedaan door mr. J.D.A. den Tonkelaar en openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 199672 / HA ZA 10-820
Vonnis van 13 oktober 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.H. Strijkert te Nunspeet,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.D. Labee te Amersfoort.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juli 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is de zoon van [gedaagde].
2.2. Bij de gedingstukken bevindt zich een – niet goed leesbaar – indicatiebesluit van Zorgkantoor Extranet, waarin onder meer staat vermeld dat [gedaagde] met ingang van 6 november 2007 wegens een psychische aandoening/stoornis is aangewezen op “Ondersteunende begeleiding algemeen”, “Persoonlijke verzorging” en “Verpleging” door Stichting Kruiswerk West-Veluwe.
2.3. Op 29 januari 2008 koopt [eiser] van [gedaagde] de helft van een dubbel woonhuis met berging, erf, tuin, ondergrond en verder toebehoren aan de [adres] te [woonplaats], gemeente [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie G, nummer 4192 (hierna: het woonhuis), voor € 225.000,00. Het woonhuis wordt aan [eiser] geleverd op 17 maart 2008.
2.4. In een taxatierapport van Meeùs Makelaars [woonplaats] van 19 december 2007 wordt € 225.000,00 genoemd als onderhandse verkoopwaarde van het woonhuis in verhuurde staat.
2.5. Van 1 januari 2008 tot en met 28 oktober 2008 beschikt [eiser] over een volmacht voor de Rabo TotaalPakket-rekening met nummer 3778.69.937 van [gedaagde] bij Rabobank Randmeren U.A. te [woonplaats]. Bij de stukken bevindt zich een aantal bankafschriften met betrekking tot die rekening.
2.6. Op 31 januari 2008 wordt een akte opgemaakt van een huurovereenkomst waarbij [eiser] het woonhuis verhuurt aan [gedaagde] voor € 300,00 per maand met ingang van 17 maart 2008. Beide partijen gaan op basis van deze overeenkomst in het woonhuis wonen.
2.7. Op 17 maart 2008 ondertekent [gedaagde] een schuldbekentenis waarin hij verklaart aan [eiser] € 115.000,00 schuldig te zijn uit hoofde van geldlening. Voorts verklaart hij in verband met de verkoop van het woonhuis, na verrekening uit deze geldlening nog schuldig te zijn aan [eiser] € 100.575,01. Volgens de schuldbekentenis verbindt [gedaagde] zich om dit bedrag na opzegging door hemzelf of door [eiser] te betalen aan [eiser] op een termijn van drie maanden. Over de hoofdsom zal geen rente verschuldigd zijn; wel dienen kosten te worden vergoed.
2.8. In oktober 2008 wordt [gedaagde] opgenomen in een ziekenhuis en later in een alcoholkliniek.
2.9. [eiser] zegt de lening bij aangetekende brief van 20 februari 2009 op met een termijn van drie maanden en stelt dat na ommekomst van die termijn het bedrag van € 100.575,01, opeisbaar is.
2.10. Betaling blijft uit. Bij aangetekende brief van 23 november 2009 stelt [eiser] [gedaagde] in gebreke, met sommatie om binnen twee weken na 23 november 2009 te betalen.
2.11. Betaling blijft nog altijd uit.
2.12. [eiser] woont nog met zijn partner en kinderen in de woning. [gedaagde] woont inmiddels elders.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 100.575,01, vermeerderd met rente en kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelt daartoe dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldbekentenis van 17 maart 2008.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Hij ontkent het in de schuldbekentenis vastliggende bedrag te zijn verschuldigd. Daartoe voert hij – samengevat – aan:
• [eiser] behartigde de financiële belangen van [gedaagde].
• Het woonhuis is op initiatief van [eiser] ver beneden de werkelijke waarde verkocht.
• In feite is [gedaagde] na de verkoop snel het woonhuis uitgewerkt, waardoor [eiser] de woning vrij van huur in handen kreeg.
• [eiser] wist of kon weten dat de fysieke en psychische gesteldheid van [gedaagde] zodanig was dat hij vanaf 11 november 2007 ondersteunende zorg kreeg toegewezen en vanaf 14 december 2007 dagelijkse verzorging van het Kruiswerk West Veluwe. Op 10 oktober 2008 moest hij worden opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis [ ], waar hij langdurig is verpleegd.
• Er moeten “vraagtekens” worden geplaatst bij de verkoop van de woning en bij de schuldbekentenis.
• Op 17 maart 2008 was [gedaagde] niet in staat overeenkomstig zijn wil te verklaren, althans was zijn psychische gesteldheid zodanig dat [eiser] misbruik van de omstandigheden heeft gemaakt door [gedaagde] tot ondertekening van de schuldbekentenis te bewegen. Hetzelfde geldt voor de gang van zaken rond de verkoop en levering van het woonhuis.
3.3. De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, nader ingaan op de stellingen van partijen.
in reconventie
3.4. [gedaagde] vordert, met verwijzing naar zijn in conventie gevoerde betoog:
• vernietiging van de koopovereenkomst met betrekking tot het woonhuis;
• vernietiging van de schuldbekentenis;
• veroordeling van [eiser] tot betaling van € 117.547,00, als door [eiser] onrechtmatig aan [gedaagde] onttrokken gelden, vermeerderd met rente;
• veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5. [eiser] voert gemotiveerd verweer.
3.6. De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, nader ingaan op de stellingen van partijen.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de schuldbekentenis, waarvan [eiser] in conventie nakoming vordert, vernietigbaar is omdat deze tot stand is gekomen onder misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 juncto artikel 3:51 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek/BW) omdat hij wegens psychische problemen niet in staat was overeenkomstig zijn wil te verklaren.
4.2. De schuldbekentenis is neergelegd in een onderhandse akte, voorzien van een handgeschreven goedschrift waarin het geldbedrag voluit in letters is vermeld. Op grond van artikel 158 lid 1 juncto artikel 157 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) levert deze akte daarom ten aanzien van de verklaring van een partij tussen partijen dwingend bewijs op omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen.
Op grond van artikel 151 lid 1 Rv moet de inhoud van de schuldbekentenis voor waar worden aangenomen. Voor waar, behoudens tegenbewijs, moet dus worden aangenomen dat [gedaagde] op grond van geldlening aan [eiser] een bedrag is verschuldigd van – na verrekening – € 100.575,01. Tegenbewijs daartegen is toegestaan op grond van artikel 151 lid 2 Rv. [gedaagde] zal tot het leveren van dit tegenbewijs worden toegelaten.
4.3. Indien [gedaagde] erin slaagt door middel van het leveren van tegenbewijs het in 4.2 voor waar aangenomen gegeven te ontkrachten, leidt dit ertoe dat de vordering in conventie moet worden afgewezen.
4.4. Indien [gedaagde] het gevraagde tegenbewijs echter niet levert, komt het in 4.2 voorshands voor waar aangenomen gegeven in rechte vast te staan. De vordering in conventie is dan in beginsel toewijsbaar. Dat geldt niet voor de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, nu met de enkele opsomming van enkele verrichte werkzaamheden onvoldoende is gebleken dat [eiser] voorafgaande aan de procedure werkzaamheden heeft verricht waarvoor een eventuele proceskostenveroordeling geen vergoeding pleegt in te sluiten.
in reconventie
4.5. [gedaagde] stelt zich in reconventie op het standpunt dat de schuldbekentenis en de koopovereenkomst vernietigbaar zijn omdat deze tot stand zijn gekomen onder misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 juncto artikel 3:51 lid 1 en 2 BW) omdat hij wegens psychische problemen niet in staat was te verklaren overeenkomstig zijn wil.
4.6. De koopovereenkomst is neergelegd in een authentieke, notariële akte, die op grond van artikel 157 lid 2 Rv ten aanzien van de verklaring van een partij tussen partijen dwingend bewijs oplevert omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen. Hetzelfde geldt – zoals al in 4.2 is overwogen – op grond van artikel 158 lid 1 Rv voor de bewijskracht van de schuldbekentenis. Op grond van artikel 151 lid 1 Rv moet de inhoud van de koopovereenkomst en van de schuldbekentenis voor waar worden aangenomen. Dat de inhoud van de beide akten voor waar moet worden aangenomen, zegt echter nog niets over de vraag of de wil van [gedaagde] ten aanzien van de koopovereenkomst en de schuldbekentenis op regelmatige wijze tot stand is gekomen. Gelet op het standpunt van [gedaagde] ligt in reconventie dan ook de vraag voor of de koopovereenkomst en de schuldbekentenis inderdaad door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [gedaagde] de bewijslast van zijn stelling met die strekking. Dit bewijs zal hem hierna worden opgedragen.
4.7. Slaagt [gedaagde] in het bewijs, dan moeten zijn vorderingen tot vernietiging van de koopovereenkomst en van de schuldbekentenis worden toegewezen. Indien [gedaagde] echter niet slaagt in het bewijs, leidt dit tot afwijzing van deze vorderingen.
4.8. De vordering tot veroordeling van [eiser] tot betaling van € 117.547,00 wegens door [eiser] onrechtmatig aan [gedaagde] onttrokken gelden ligt in ieder geval voor afwijzing gereed. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van die vordering onvoldoende gesteld. Met name heeft [gedaagde], mede bezien in het licht van de betwisting door [eiser], onvoldoende geconcretiseerd welke bedragen [eiser] wanneer van zijn bankrekening(en) zou hebben gehaald en waarom die onttrekkingen onrechtmatig zouden zijn.
verder in conventie en in reconventie
4.9. Indien [gedaagde] (tegen)bewijs wenst te leveren door middel van het horen van getuigen geldt het volgende. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de (maximaal drie) getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven. Uit proceseconomisch oogpunt zullen de getuigen met betrekking tot de bewijslevering in conventie en in reconventie op dezelfde zitting worden verhoord.
4.10. Partijen moeten erop voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting zijn vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.11. In afwachting van de (tegen)bewijslevering zal zowel in conventie als in reconventie iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. laat [gedaagde] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat [gedaagde] op grond van geldlening aan [eiser] een bedrag is verschuldigd van – na verrekening – € 100.575,01,
in reconventie
5.2. draagt [gedaagde] op te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de koopovereenkomst en de schuldbekentenis onder misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen,
in conventie en in reconventie
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 oktober 2010 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.5. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2010 tot en met februari 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.
Coll.: JC