ECLI:NL:RBARN:2010:BO1379

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
199293
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en ontvankelijkheid in aandeelhoudersgeschil tussen Hebo Beheer B.V. en Haesaerts Intermodal

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 13 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hebo Beheer B.V. en Haesaerts Intermodal. De rechtbank diende in eerste instantie te beoordelen of zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Hebo Beheer, eiseres in conventie, stelde dat de rechtbank bevoegd was op basis van artikel 105 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij als aandeelhouder een andere aandeelhouder aansprakelijk stelde. Haesaerts betwistte echter de bevoegdheid van de rechtbank, wat leidde tot een verwerping van het bevoegdheidsverweer door de rechtbank.

De zaak draaide om een aandeelhoudersovereenkomst die volgens Hebo Beheer verplichtte tot bijstorting in verliezen van Intermodal Partners B.V. Haesaerts voerde aan dat de overeenkomst niet geldig was, omdat deze niet gedateerd was en de bewijskracht van een akte miste. De rechtbank oordeelde dat het aan Hebo Beheer was om te bewijzen dat de overeenkomst tot stand was gekomen, wat niet lukte. Hierdoor werd Hebo Beheer niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

De rechtbank veroordeelde Hebo Beheer in de proceskosten, die aan de zijde van Haesaerts op € 5.057,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 199293 / HA ZA 10-754
Vonnis van 13 oktober 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEBO BEHEER B.V.,
gevestigd te Barneveld,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.J.B. Drijber te Apeldoorn,
tegen
de naamloze vennootschap
HAESAERTS INTERMODAL,
gevestigd te Wemmel, België,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.I. Keur te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hebo Beheer en Haesaerts genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juni 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 29 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 15 december 2006 hebben partijen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intermodal Partners B.V. opgericht.
2.2. Hebo Beheer en Haesaerts werden ieder bestuurder van Intermodal Partners. Daarnaast werd Haesaerts voor 50% aandeelhouder van Intermodal Partners. Hebo Beheer aanvankelijk ook, maar zij heeft op 31 mei 2007 haar aandelen geleverd aan H&S Management
2.3. Er is een ongedateerde, maar volgens partijen in november of december 2007 of iets eerder ondertekende, akte opgemaakt die naast een directiereglement een aandeelhoudersovereenkomst van Intermodal Partners bevat. Dit stuk is ondertekend door [betrokkene1] voor zichzelf en namens Hebo Beheer, [betrokkene2] voor zichzelf en namens Haesaerts, en [betrokkene3], die commercieel directeur van H&S Group is, namens OOO Intermodal Partners PLC (hierna: OOO). Alle aandelen in het kapitaal van OOO worden gehouden door Intermodal Partners.
2.4. De aandeelhoudersovereenkomst bevat een uitwerking van de statutaire rechten die de aandeelhouders toekomen. Als aandeelhouders achtten de partijen bij de overeenkomst het wenselijk een nadere regeling te treffen omtrent het houden van aandelen in het kapitaal van Intermodal Partners.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Hebo Beheer vordert – samengevat – veroordeling van Haesaerts tot bijstorting in de verliezen van Intermodal Partners boven een door haar betaald bedrag van € 40.000,00 en veroordeling tot betaling van boetes. Daarnaast vordert zij een verklaring voor recht inhoudend dat Haesaerts verplicht is tot aanzuivering van het verlies uit de deelneming van Intermodal Partners in OOO. Zij acht deze rechtbank bevoegd op grond van art. 105 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) omdat zij als aandeelhouder een aandeelhouder aanspreekt.
3.2. Hebo Beheer baseert zich op de aandeelhoudersovereenkomst. Deze verplichtte volgens Hebo Beheer Haesaerts wanneer er verlies werd geleden bij OOO, zoals gebeurd is, tot bijstorting. Hebo Beheer stelt dat zij om liquiditeitsproblemen bij Intermodal Partners te voorkomen buiten haar eigen aandeel in het verlies ook dat van Haesaerts heeft bijgestort. Uiteindelijk, stelt Hebo Beheer, is Haesaerts ook na overleg haar verplichtingen niet nagekomen.
3.3. Haesaerts voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
in voorwaardelijke reconventie
3.4. Haesaerts vordert onder de voorwaarden dat de rechtbank zich bevoegd acht, de aandeelhoudersovereenkomst bestaat en de geschillenregeling die er deel van uitmaakt, niet aan deze procedure in de weg staat, – samengevat – veroordeling tot betaling van boetes op grond van het directiereglement en vernietiging van de aandeelhoudersovereenkomst met veroordeling van Hebo Beheer in de kosten.
3.5. Hebo Beheer voert geen verweer.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. In de eerste plaats dient de rechtbank te beoordelen of zij bevoegd is in deze zaak. Art. 105 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarop Hebo Beheer zich beroept, staat volgens Haesaerts aan de bevoegdheid in de weg. Het luidt als volgt.
In zaken betreffende de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen, de geldigheid, nietigheid of rechtsgevolgen van hun besluiten of die van hun organen dan wel de rechten en verplichtingen van hun leden of vennoten als zodanig, is mede bevoegd de rechter van de woonplaats of de plaats van vestiging van de rechtspersoon of de vennootschap.
4.2. Voor deze zaak is van belang dat de rechtbank Arnhem als rechtbank van de woonplaats van Intermodal Partners – Barneveld – bevoegd is in zaken betreffende de rechten en verplichtingen van haar aandeelhouders als zodanig. Nu Haesaerts hier wordt aangesproken uit een overeenkomst die zij als aandeelhouder heeft gesloten door een partij die zich als mede-aandeelhouder presenteert, is de rechtbank van oordeel dat het, gewoonlijk, dus ook nu, ruim uitgelegde wetsartikel haar bevoegd maakt.
4.3. Het bevoegdheidsverweer wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
4.4. Het verweer, maar ook de dagvaarding dwingt tot beoordeling van de ontvankelijkheid van Hebo Beheer in haar vordering.
4.5. Haesaerts betoogt dat omdat Hebo Beheer op 31 mei 2007 haar aandelen Intermodal Partners heeft geleverd aan H&S Management, de pas veel later in dat jaar gesloten aandeelhoudersovereenkomst om verschillende redenen geen basis kan bieden voor de vordering. Hebo Beheer zelf stelt in de dagvaarding dat zij slechts indirect, namelijk via H&S Group aandeelhouder is van Intermodal Partners.
4.6. De vordering is gebaseerd op de aandeelhoudersovereenkomst. De wederpartij van Haesaerts daarbij is formeel Hebo Beheer.
4.7. Het niet gedagtekende stuk dat de aandeelhoudersovereenkomst bevat, mist door het ontbreken van de dagtekening de bewijskracht van een akte. Nu Haesaerts de totstandkoming van een geldige overeenkomst betwist, is het dus aan Hebo Beheer te stellen en zonodig te bewijzen dat de overeenkomst tot stand gekomen is.
4.8. En daar loopt deze zaak vast. Hoewel Hebo Beheer stelt dat er slechts sprake is geweest van een ‘verhanging’ binnen haar concern, waardoor het er niet toe doet dat zij en niet H&S Group de aandeelhoudersovereenkomst heeft gesloten, betoogt zij ook dat de overeenkomst is gesloten door aandeelhouders, gebruik makend van hun aandeelhoudersbevoegdheden om regelingen omtrent het aandeelhouderschap te treffen. Daarvan is echter ook in het betoog van Hebo Beheer geen sprake. De overeenkomst is immers niet door twee aandeelhouders gesloten.
4.9. Ook in Hebo Beheers eigen betoog bestaat er geen aandeelhoudersovereenkomst waarbij zij partij is. De vraag of dan wellicht een overeenkomst tussen Haesaerts en de aandeelhouder H&S Group tot stand gekomen is, een situatie die kennelijk door Haesaerts en wellicht ook door [betrokkene1] beoogd werd, is niet aan de orde nu H&S Group noch procespartij is noch rechten of verplichtingen uit de overeenkomst aan zich overgedragen heeft gekregen. Dat er sprake is geweest van contractsovername, zoals Hebo Beheer stelt, is uitgesloten. Er is in de situatie waarin Hebo Beheer aan de totstandkoming van de aandeelhoudersovereenkomst heeft meegewerkt zonder aandeelhouder te zijn en Haesaerts heeft gedagvaard als mede-aandeelhouder wat zij niet is, geen moment van contractsoverneming aanwijsbaar.
4.10. Nu Hebo Beheer haar vordering grondt op de rechten van een aandeelhouder uit een aandeelhoudersovereenkomst terwijl er van een overeenkomst tussen de twee aandeelhouders van Intermodal Partners ook naar haar eigen zeggen geen sprake is, moet de conclusie luiden dat zij niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.11. Hebo Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Haesaerts worden begroot op:
- vast recht € 2.215,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 5.057,00
in voorwaardelijke reconventie
4.12. De rechtbank komt aan beoordeling van de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering gelet op de niet-ontvankelijkheid van Hebo Beheer in conventie niet toe.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart Hebo Beheer niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2. veroordeelt Hebo Beheer in de proceskosten, aan de zijde van Haesaerts tot op heden begroot op € 5.057,00,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.