Parketnummer : 05/800403-10 en 05/800037-10
Datum zitting : 27 september 2010
Datum uitspraak : 11 oktober 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/rnr : Adjudant-onderofficier, rnr. [nummer],
Ingedeeld bij : [standplaats].
Raadsman: mr. M.F.A.M. Collart, advocaat te Helmond.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/800037-10
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de
periode van 1 november 2009 tot en met 28 december 2009 te Almere, althans in
Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten T.M.
[slachtoffer1]), met kracht bij de armen en/of polsen en/of schouders heeft vastgepakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/800403-10
hij op of omstreeks 02 mei 2010 te Blankenberge België,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan S. [slachtoffer2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer2]
met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) uit het bad
heeft getrokken en/of terwijl die [slachtoffer2] boven aan de trap stond deze [slachtoffer2] een (harde) duw in de rug heeft gegeven en/of deze [slachtoffer2] met beide
handen bij de keel heeft vastgepakt en/of met kracht de keel heeft
dichtgeknepen en/of deze [slachtoffer2] (hard) op het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 02 mei 2010 te Blankenberge, België opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten S. [slachtoffer2]), met beide handen bij de keel
heeft vastgepakt en/of (vervolgens) uit het bad heeft getrokken en/of die [slachtoffer2] aan beide armen/polsen (met kracht) heeft vastgepakt en/of vervolgens
hard aan die armen en/of het lichaam van die [slachtoffer2] heeft getrokken en/of
terwijl die [slachtoffer2] boven aan de trap stond deze [slachtoffer2] een (harde) duw in
de rug heeft gegeven en/of die [slachtoffer2] met beide handen bij de keel heeft
vastgepakt en/of met kracht de keel heeft dichtgeknepen en/of deze [slachtoffer2]
(hard) op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of het hoofd van die [slachtoffer2] met kracht tegen een muur heeft geduwd/geslagen , waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.F.A.M. Collart, advocaat te Helmond.
Als benadeelde partij heeft ten aanzien van het onder parketnummer 05/800403-10 ten laste gelegde feit zich schriftelijk in het geding gevoegd, S. [slachtoffer2]. De benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitieheeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/800037-10 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 05/800403-10 subsidiair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen waarvan 120 uren werkstraf, subsidair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en voortzetting van de behandeling bij De Waag te Utrecht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van de benadeelde partij S. [slachtoffer2] (parketnr. 05/800403-10) volledig toe te wijzen en hij heeft gevorderd dat daarbij een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd voor het toe te wijzen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten aanzien van het onder parketnummer 05/800037-10 en parketnummer 05/800403-10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/800037-10
hij op tijdstippen omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 28
december 2009 te Almere(telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
T.M. [slachtoffer1]), met kracht bij de armen en polsen en schouders heeft vastgepakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/800403-10
hij op 02 mei 2010 te Blankenberge, België opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten S. [slachtoffer2]), met beide handen bij de keel
heeft vastgepakt en (vervolgens) uit het bad heeft getrokken en die [slachtoffer2] aan beide armen/polsen (met kracht) heeft vastgepakt en vervolgens
hard aan die armen en het lichaam van die [slachtoffer2] heeft getrokken en
terwijl die [slachtoffer2] boven aan de trap stond deze [slachtoffer2] een duw in
de rug heeft gegeven en die [slachtoffer2] met beide handen bij de keel heeft
vastgepakt en het hoofd van die [slachtoffer2] met kracht tegen een muur heeft
geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 05/800037-10
Mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van 05/800403-10 :
Subsidiair
Mishandeling
4b. De strafbaarheid van het/de feit(en)
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 11 mei 2010; en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd respectievelijk 12 maart 2010 en 13 juli 2010.
- een Pro Justitia rapportage opgemaakt door drs. H.M.J. Vandenboorn, GZ-psycholoog, gedateerd 17 september 2010.
De militaire kamer overweegt het navolgende:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandelingen in de relationele sfeer, hetgeen bij twee opeenvolgende partners tot strafrechtelijke vervolging heeft geleid. Bij de eerste partner (T.M. [slachtoffer1]) heeft hij, toen de langdurige relatie ten einde liep, en het volgens hem bleek dat zij zijn vertrouwen beschaamde diverse keren lichamelijk geweld tegen haar gebruikt. Bij de volgende partner (S. [slachtoffer2]) heeft hij deze, toen ze een weekend weg waren, mishandeld toen hij, wederom het gevoel had dat zijn vertrouwen beschaamd werd. Hij heeft haar – S. [slachtoffer2] - hierbij, lichamelijk hardhandig aangepakt terwijl zij dit niet aan had zien komen en zij nietsvermoedend in bad lag. Dit zijn ernstig feiten. Beide vrouwen hebben lichamelijk letsel opgelopen door het handelen van verdachte en zijn ook in geestelijke zin erg aangedaan door zijn handelen. Zijn wijze van optreden heeft een dusdanige indruk op de vrouwen gemaakt dat zij bang waren/zijn voor verdachte en psychologische hulp hebben moeten inschakelen.
Hoewel er geen gedragsstoornissen bij verdachte zijn aangetroffen, moet het recidive risico van verdachte, zoals blijkt uit het laatste rapport opgesteld door Reclassering Nederland, worden ingeschat als hoog gemiddeld. Hetgeen ook door zijn handelen wordt bevestigd. Ten aanzien van het onder parketnummer 05/800037-10 ten laste gelegde feit was er in eerste instantie voor gekozen om dit feit voorwaardelijk te seponeren en wel met ingang van 1 april 2010, Op 2 mei 2010 ging verdachte echter wederom de fout in. Verdachte heeft aangegeven niet te weten waarom hij iedere keer over gaat tot het gebruik van geweld in zijn relaties, terwijl hij in zijn werk goed met geweld weet om te gaan. Hij heeft aangegeven behandeling te wensen om zijn probleem aan te pakken en heeft daartoe ook reeds eigener beweging stappen gezet.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een werkstraf een passende sanctie is. De militaire kamer zal, in afwijking van de officier van justitie, een werkstraf voor de duur van 120 uren opleggen.
Aangezien verdachte zich na het voorwaardelijk sepot zo snel weer heeft schuldig gemaakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit, is de militaire kamer van oordeel dat voor het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf geen plaats meer is. Daarentegen zal de militaire kamer, in afwijking van de officier van justitie, een gevangenisstraf opleggen, zij het in voorwaardelijke zin zoals hierna aan te geven.
Om verdachte te weerhouden dat hij in de toekomst zich wederom schuldig maakt aan soortgelijke strafbare feiten zal de militaire kamer verdachte aan de op te leggen proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden dat hij zich gedurende proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling bij De Waag te Utrecht of een soortgelijke instelling, voor zover en zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht en ook als dat mocht inhouden een meldingsgebod bij de reclassering.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, zal van de op te leggen werkstraf de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, worden afgetrokken.
De militaire kamer zal de met ingang van 12 mei 2010 geschorste voorlopige hechtenis opheffen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van
Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot
vergoeding van de geleden schade. De benadeelde partij, S. [slachtoffer2] vordert een
bedrag van € 1.366,06,-. De vordering valt uiteen in een bedrag van € 366,06,-
ten aanzien van de geleden materiële schade en een bedrag van €1.000,- ten
aanzien van de geleden immateriële schade.
Voldoende vast staat dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit
rechtstreeks nadeel is toegebracht op materieel vlak. De militaire kamer zal dan ook
de geleden materiële schade in haar geheel voor vergoeding in aanmerking laten komen tot
het gevorderde bedrag..
De militaire kamer acht voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat S. [slachtoffer2] door hetgeen
haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en is voorts van oordeel dat zij uit dien
hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. Dit is aan verdachte toe te
rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het
Burgerlijk Wetboek is voldaan. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal de militaire kamer deze schade begroten op een bedrag van €1.000,-
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de vordering volledig toewijzen
tot een bedrag van € 1.366,06,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010. De
militaire kamer zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek
van Strafrecht ter hoogte van het toegewezen bedrag opleggen, zijnde 23 dagen hechtenis.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c,14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. Een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden een meldingsgebod en/of het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag te Utrecht of een andere vergelijkbare instelling, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 6 (zes) uren, zijnde 3 (drie) dagen hechtenis.
C. Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij S. [slachtoffer2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan S. [slachtoffer2] te betalen € 1.366,06 (eenduizenddriehonderdzesenzestig euro en zes eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.366,06 subsidiair 23 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S. [slachtoffer2] te betalen € 1.366,06 (eenduizenddriehonderdzesenzestig euro en zes eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter, als voorzitter,
mr. A.T.M. Vrijhoeven, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2010.