ECLI:NL:RBARN:2010:BO0275

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800979-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een soldaat voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 11 oktober 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 22-jarige soldaat, die werd beschuldigd van het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De zaak werd behandeld in het kader van een verkeersongeval dat plaatsvond op 26 juli 2009 in Assen, waarbij de verdachte als bestuurder van een personenauto betrokken was. Tijdens de zitting op 27 september 2010 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Lieffijn. De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, eiste een militaire detentie van twee maanden, een werkstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar.

De militaire kamer oordeelde dat de verdachte, door met een te hoge snelheid een bocht naar rechts te nemen, de controle over zijn voertuig had verloren en tegen een muur was gebotst. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij een van de inzittenden. De kamer concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar dat de omstandigheden niet ernstig genoeg waren voor een militaire detentie. In plaats daarvan werd een werkstraf van 180 uren opgelegd, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

De beslissing was gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van de Wegenverkeerswet 1994. De militaire kamer hield rekening met de blanco justitiële documentatie van de verdachte en de impact van de straf op zijn beroep als chauffeur. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. B.C.C. van den Bosch.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Promis II
Parketnummer : 05/800979-09
Datum zitting : 27 september 2010
Datum uitspraak : 11 oktober 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
rang/rnr : Soldaat der tweede klasse, [nummer]
ingedeeld bij : [standplaats]
raadsman : mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2009, te Assen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, Weiersstraat, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of
onachtzaam, een bocht naar rechts, richting de Vaart Zuidzijde, heeft gemaakt,
althans in de richting van de Vaart Zuidzijde heeft gestuurd, met een hogere
snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte, maximum toegestane snelheid van
50 kilometer per uur, althans met een gezien de omstandigheden te hoge
snelheid, heeft gereden en/of daarbij zijn snelheid niet zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte, in staat was de auto behoorlijk te (blijven)
besturen waarbij hij, verdachte, in of ter hoogte van die bocht de controle
over zijn, verdachtes, personenauto heeft verloren en met de door hem,
verdachte, bestuurde personenauto in botsing is gekomen met een zich aan de
rechterzijde van de rijbaan bevindende muur en aldus zich zodanig heeft
gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor aan een van de (mede)inzittenden ([slachtoffer]) van
de door hem, verdachte, bestuurde personenauto zwaar lichamelijk letsel werd
toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 juli 2009, te Assen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, Weiersstraat, een bocht naar rechts, richting de Vaart Zuidzijde, heeft
gemaakt, althans in de richting van de Vaart Zuidzijde heeft gestuurd, met
een hogere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte, maximum toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, althans met een gezien de omstandigheden
te hoge snelheid, heeft gereden en/of daarbij zijn snelheid niet zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte, in staat was de auto behoorlijk te (blijven)
besturen waarbij hij, verdachte, in of ter hoogte van die bocht de controle
over zijn, verdachtes, personenauto heeft verloren en met de door hem,
verdachte, bestuurde personenauto in botsing is gekomen met een zich aan de
rechterzijde van de rijbaan bevindende muur door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een militaire detentie voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, (proces-verbaal nummer 27.07.2009.00.05.5413);
- de medische verklaring (d.d. 9 september 2009);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige B. [getuige1], p. 29;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige J.T. [getuige2], p. 31;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2010.
Bewezenverklaring
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 26 juli 2009, te Assen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, Weiersstraat, zeer, onoplettend, een bocht naar rechts, richting de Vaart Zuidzijde, heeft gemaakt, met een gezien de omstandigheden te hoge snelheid, heeft gereden en daarbij zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was de auto behoorlijk te (blijven) besturen waarbij hij, verdachte, in of ter hoogte van die bocht de controle
over zijn, verdachtes, personenauto heeft verloren en met de door hem,
verdachte, bestuurde personenauto in botsing is gekomen met een zich aan de
rechterzijde van de rijbaan bevindende muur en aldus zich zodanig heeft
gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor aan een van de (mede)inzittenden ([slachtoffer]) van
de door hem, verdachte, bestuurde personenauto zwaar lichamelijk letsel werd
toegebracht;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 27 september 2010.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter zake van het primair tenlastegelegde gerekwireerd tot oplegging van een militaire detentie voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit en met de blanco justitiële documentatie van verdachte en het feit dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de medeschuld van het slachtoffer aan het letsel, nu uit de VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat het niet gebruiken van de autogordel van grote invloed is geweest op het bij het slachtoffer ontstane letsel. Verder heeft de verdediging verzocht bij het bepalen van de strafmaat mee te laten wegen dat verdachte chauffeur is van beroep en daarom onevenredig hard zou worden getroffen door een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid met de door hem bestuurde auto, waarin nog drie personen zaten, een bocht naar rechts gemaakt, waardoor hij de controle over de auto heeft verloren en tegen een muur is gebotst. Tengevolge van dit ongeval heeft één van de inzittenden zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
In het voordeel van verdachte houdt de militaire kamer rekening met het feit dat hij nooit eerder voor dergelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Een en ander in aanmerking nemende is de militaire kamer van oordeel, zonder af te willen doen aan de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer, dat de feiten niet ernstig genoeg zijn om een militaire detentie aan verdachte op te leggen. Zij is van oordeel dat kan worden volstaan met een werkstraf en zal verdachte daarom veroordelen tot een werkstraf van nader te noemen duur. Voorts zal de militaire kamer een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het voorwaardelijke deel dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden en meer voorzichtigheid in het verkeer te betrachten.
De straf is lager dan door de officier van justitie is geëist nu aansluiting is gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
B. ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
Bepaalt dat van deze ontzegging 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter laten anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. A.T.M. Vrijhoeven (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kolonel mr. B.F.M. Klappe (militair lid),
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2010.