ECLI:NL:RBARN:2010:BO0193

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
663028 - CV EXPL 10-1318
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na ontbinding van mobiele telefonie-overeenkomst

In deze zaak vorderde Intrum Justitia schadevergoeding op basis van artikel 6:277 BW na de ontbinding van een mobiele telefonie-overeenkomst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 14 juni 2010 bepaald dat Intrum Justitia zich nader mocht uitlaten over de grondslag van haar vordering tot betaling van een factuur van 6 oktober 2009, die betrekking had op toekomstige termijnen. Intrum Justitia heeft in haar akte de grondslag van haar vordering nader onderbouwd, maar de kantonrechter oordeelde dat de schade niet voldoende was onderbouwd. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de factuur van € 66,51 af, omdat Intrum Justitia niet in staat was om de door haar geleden schade te specificeren en te onderbouwen.

Daarnaast werd de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 37,00 toegewezen, omdat Intrum Justitia aannemelijk had gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden had verricht. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde partij, die zich beriep op verrekening van belminuten met openstaande facturen, niet voldoende was onderbouwd en daarom buiten beschouwing werd gelaten.

In de beslissing werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 155,99, vermeerderd met wettelijke rente, en werd zij ook veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.J. Blaisse op 13 september 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 663028 \ CV EXPL 10-1318 \ MB \ 391 \ kw
uitspraak van 13 september 2010
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Intrum Justitia Nederland B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
eisende partij
gemachtigde Deurwaarderskantoor Van den Heuvel B.V.
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Intrum Justitia en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juni 2010;
- de akte van Intrum Jusititia;
- de antwoord-akte van [gedaagde partij].
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 14 juni 2010. In dat tussenvonnis heeft de kantonrechter – kort gezegd – overwogen dat Intrum Justitia zich bij akte nader mocht uitlaten over de grondslag van haar vordering tot betaling van de factuur van 6 oktober 2009 met factuurnummer 125629022 voor een bedrag van € 66,51 inclusief btw. Deze factuur heeft uitsluitend betrekking op toekomstige termijnen.
2.2. In de rechtsoverweging na 4.7. (eveneens 4.3. genummerd) en rechtsoverweging 4.8. is overwogen dat Intrum Justitia zich nader zal mogen uitlaten over de grondslag van haar vordering tot betaling van de toekomstige termijnen.
In rechtsoverweging 4.9.van dat vonnis is expliciet overwogen dat, voor het geval Intrum Justitia zich er op beroept dat aan haar vordering artikel 6:277 BW ten grondslag ligt (en niet, zoals uit de inleidende dagvaarding blijkt, een tekortkoming in de nakoming), zij alsdan de door haar geleden schade nader moet specificeren en – zo mogelijk met
stukken – moet onderbouwen.
2.3. Intrum Justitia heeft in haar akte de grondslag van haar vordering nader onderbouwd en zij heeft gesteld dat aan haar vordering artikel 6:277 BW ten grondslag ligt.
2.4. Dat zo zijnde overweegt de kantonrechter als volgt. Volgens het bepaalde in artikel 6:277 BW dient een partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd de door de wederpartij geleden schade als gevolg van deze ontbinding te vergoeden. Van belang is dat (slechts) het positief contractsbelang voor schadevergoeding in aanmerking komt. Dit volgt met zoveel woorden uit HR 19 mei 1995, NJ 1995, 531. Het positief contractsbelang (de verschuldigde schadevergoeding) wordt gevonden door een vergelijking tussen de situatie dat de overeenkomst tot het einde van de looptijd ongewijzigd zou hebben voortgeduurd en de situatie dat de overeenkomst wordt ontbonden zonder schadevergoeding.
Voor het maken van een dergelijke vergelijking dient ook een kantonrechter over gegevens te beschikken die op de daartoe voorgeschreven wijze door de partij die de vergoeding van het positief contractsbelang verlangt (te weten Intrum Justitia) aan de kantonrechter overgelegd dienen te worden.
2.5. Alhoewel de kantonrechter Intrum Justitia in haar tussenvonnis van 14 juni 2010 expliciet heeft verzocht om een onderbouwing van haar schadeposten, heeft Intrum Justitia in haar akte volstaan met de opmerking dat zij de gegevens niet kan verstrekken. Voorts heeft zij, zonder nadere onderbouwing, gesteld dat Vodafone [gedaagde partij] een toestel ter waarde van
€ 200,00 om niet ter beschikking heeft gesteld, hetgeen [gedaagde partij] heeft betwist.
Dit is onvoldoende. Intrum Justitia heeft haar vordering niet, althans onvoldoende, onderbouwd.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de factuur van 6 oktober 2009 met factuurnummer 125629022 voor een bedrag van € 66,51 inclusief btw dan ook af.
2.6. In rechtsoverweging 4.2. van het vonnis van 14 juni 2010 is al beslist dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 97,50 inclusief btw aan abonnementskosten.
In rechtsoverweging 4.3. op bladzijde 3 van dat vonnis is voorts beslist dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 18,71 inclusief btw aan gebruikskosten.
De vordering tot betaling van de wettelijke rente wordt eveneens toegewezen.
2.7. Ten aanzien van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter als volgt. Intrum Justitia heeft [gedaagde partij] terecht op betaling buiten rechte aangesproken. Bovendien is aannemelijk dat Intrum Justitia buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag van € 37,00 is in overeenstemming met de gebruikelijke tarieven en wordt toegewezen.
2.8. [gedaagde partij] heeft zich bij wijze van verweer beroepen op verrekening van de belminuten met de openstaande facturen. [gedaagde partij] heeft zijn verweer niet nader onderbouwd. Daarmee is de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen. De kantonrechter laat dit verweer dan ook buiten beschouwing.
2.9. [gedaagde partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1. veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 155,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 116,21 vanaf 7 januari 2010 tot aan de dag van algehele voldoening ;
3.2. veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Intrum Justitia begroot op € 78,29 aan dagvaardingskosten, € 90,00 aan vastrecht en € 75,00 aan salaris voor de gemachtigde;
3.3. verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2010.