ECLI:NL:RBARN:2010:BN9367

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
177412
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake intellectuele eigendomsrechten en faillissement van Blue Sense Holding B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Blue Sense Holding B.V. en de curator van een failliete entiteit. De rechtbank oordeelde dat Blue Sense Holding en de mede-eiser niet zijn geslaagd in het ontzenuwen van het bewijs dat de betrokken partijen de bedoeling hadden om de intellectuele eigendomsrechten, met name de geregistreerde octrooien, in te brengen in de nieuw op te richten entiteit, die failliet is gegaan. De curator heeft het recht om nakoming te verlangen en heeft een beter recht op de intellectuele rechten dan Blue Sense Holding en de mede-eiser. De rechtbank heeft de vorderingen van Blue Sense Holding in conventie en de vorderingen van de gedaagden in reconventie afgewezen. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan de curator en de gedaagden, waarbij de kosten van de curator zijn begroot op € 2.523,66 en de kosten aan de zijde van de gedaagden op € 2.466,50. De rechtbank heeft verder bepaald dat Blue Sense Holding en de mede-eiser binnen 96 uur na betekening van het vonnis moeten meewerken aan de overdracht van de octrooien aan de failliete entiteit, op straffe van dwangsommen. De rechtbank heeft ook een gebod opgelegd aan alle partijen om zich te onthouden van gedragingen die de indruk wekken dat zij gerechtigd zijn tot de intellectuele eigendomsrechten van de failliete entiteit. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 177412 / HA ZA 08-1944
Vonnis van 29 september 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLUE SENSE HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede,
en
[mede-eiser conv./verw.reconv.],
wonende te [woonplaats],
als derde in het geding opgeroepen,
mede-eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
verweerder in de na zijn oproeping opgekomen incidenten,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede,
tegen
1. [ged.1conv./eis.1reconv.],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap naar het recht van de staat Singapore
[ged.2conv./eis.2reconv.],
gevestigd te Singapore,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verweerders in de incidenten,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
en na tussenkomst
[curator].,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap [failliet].,
kantoorhoudende te Ede,
eiser in de incidenten,
advocaat mr. W.R.H. Jager te Ede.
Partijen zullen hierna Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.], [gedn.conv./eis.reconv.]. en de curator worden genoemd. [gedn.conv./eis.reconv.]. worden afzonderlijk aanduid met [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 november 2009
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 februari 2010
- het proces-verbaal van voortzetting van het getuigenverhoor van 1 juni 2010
- de conclusie na getuigenverhoor van Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.]
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedn.conv./eis.reconv.].
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van de curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie, in reconventie en in de tussenkomst
2.1. Bij het tussenvonnis van 11 november 2009 heeft de rechtbank Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen het voorshands door de curator geleverde bewijs dat het destijds rondom de participatieovereenkomst de bedoeling van de betrokken partijen was om de litigieuze intellectuele eigendomsrechten, in het bijzonder de geregistreerde octrooien, in te brengen in de nieuw op te richten entiteit. In rechtsoverwegingen 3.7. en 3.9 heeft de rechtbank gepreciseerd dat deze nieuw op te richten entiteit [failliet] was en niet Blue Sense Holding.
2.2. De rechtbank komt niet terug op haar beslissing dat de curator vooralsnog geslaagd was in het op hem rustende bewijs en dat het aan Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] was om dat bewijs te ontzenuwen. Daaraan doet niet af dat de schriftelijke verklaring van [mede-eiser conv./verw. reconv.], waaraan de rechtbank bewijskracht heeft toegekend als een akte in de zin van artikel 156 Rv, een door hem langs elektronische weg aan de curator toegestuurde e-mail betrof, die op dat moment uit de aard der zaak niet door hem kon worden onderschreven met een originele en met de hand geplaatste ondertekening. Voor zover de elektronische verzending vanuit een persoonlijk e-mailadres al niet zou kunnen worden aangemerkt als een ondertekening in de zin van artikel 156 Rv, welk artikel is geredigeerd toen er nog geen elektronisch verkeer bestond, is dit mankement geheeld door de door [mede-eiser conv./verw. reconv.] met de hand ondertekende verklaring ter comparitie, waarin hij bevestigt dat hij destijds het desbetreffende stuk heeft geschreven.
2.3. Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] hebben ter voldoening aan hun bewijslast een aantal getuigen laten horen en aanvullende producties overgelegd. De getuigen zijn de heren [getuige1], [getuige2], B. [ged.1conv./eis.1reconv.] (in heropende enquête) en mevrouw [getuige4]. De producties zijn brieven, concept-akten, e-mails en bewijzen van overdracht en patent assignments van het Benelux-Merkenbureau en de US PTO.
2.4. Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] menen dat zij het van hen verlangde tegenbewijs in het bijzonder hebben geleverd met een handgeschreven aantekening van voornoemde mevrouw [getuige4], destijds de directiesecretaresse van [betrokkene1]. Volgens Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] blijkt uit deze aantekening van 27 mei 2004 op een brief van Trip Advocaten & Notarissen van 5 mei 2004 dat [ged.1conv./eis.1reconv.] en [mede-eiser conv./verw. reconv.] op of omstreeks 27 mei 2004 hebben besloten om de IP-rechten in afwijking van hun in het tussenvonnis onder 2.5. genoemde verklaring van 14 april 2004 niet door te schuiven naar de nieuwe B.V.’s maar deze in Blue Sense Holding te laten.
2.5. De rechtbank kan Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] hierin niet volgen. De aantekening luidt: “wachten met doorschuiven. zit wel prima zo in andere B.V., 27-5-04” en deze aantekening is voorzien van de paraaf van [getuige4] met daaraan toegevoegd: “(B+J)”. [getuige4] heeft als getuige verklaard dat deze initialen staan voor [ged.1conv./eis.1reconv.] en [mede-eiser conv./verw. reconv.].
Naar het oordeel van de rechtbank valt taalkundig uit deze aantekening niet op te maken dat het doorschuiven volledig van de baan was en dat de intellectuele eigendomsrechten definitief in Blue Sense Holding konden blijven zitten. Uit de aantekening volgt taalkundig slechts dat de rechten voorlopig goed zaten en dat met het doorschuiven kon worden gewacht.
2.6. Voor een andere dan een taalkundige uitleg is niet genoeg gesteld en biedt hetgeen wel gesteld en gebleken is geen handvat. Mevrouw [getuige4] kon zich bij het getuigenverhoor als getuige weinig herinneren van wat er is besproken tussen [ged.1conv./eis.1reconv.] en [mede-eiser conv./verw. reconv.] over wat er moest gebeuren met de octrooien en met name in welke rechtspersoon die zouden worden ingebracht. In het bijzonder kon de getuige zich niet herinneren wat de achtergrond was van haar aantekening op de brief van de notaris. Dit laatste gold ook voor enkele e-mails, die in augustus/september 2006 door haar zijn geschreven en waarmee zij bij het getuigenverhoor is geconfronteerd.
[ged.1conv./eis.1reconv.] is ook als getuige gehoord, zulks op verzoek van Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.]. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft ook verklaard dat hij niet meer weet wat precies bedoeld werd met het “laat maar wachten”. Wat hem betreft was er in elk geval geen sprake van een positiewijziging. [ged.1conv./eis.1reconv.] verklaart dat het de bedoeling bleef, en in zijn beleving: een eis van PPM-Oost, dat de IE-rechten zouden worden ingebracht in de nieuwe entiteit, waaraan [ged.1conv./eis.1reconv.] toevoegt dat hij de patenten beschouwde als zijn eigen economisch eigendom.
2.7. De hierboven genoemde stukken en behandelde getuigenverklaringen dragen niet bij tot het tegenbewijs. Dit geldt ook voor de getuigenverklaringen van mr. [getuige1] en [getuige2].
2.8. Uit de getuigenverklaring van [getuige1] volgt dat PPM-Oost aanvankelijk wilde dat alle activa en passiva zouden worden overgedragen aan de alsnog opgerichte vennootschappen. [getuige1] verklaart verder dat [getuige2] van PPM-Oost later, toen bleek dat de plankvennootschappen al activiteiten hadden ontplooid en contracten hadden afgesloten, alsmede dat de IE-rechten in Blue Sense Holding zaten, zei dat zij daar goed zaten en konden blijven zitten. Vervolgens is de oorspronkelijke akte van indeplaatsstelling omgebouwd tot een akte van toetreding. Maar [getuige1] verklaart hierbij dat hij dit een en ander niet heeft besproken met [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] en [getuige1] kan niet zeggen wat [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] hebben bedoeld. [getuige1] kan alleen spreken over de bedoelingen van PPM-Oost, terwijl in zijn beleving de akte van toetreding geen betrekking had op activa en er geen reden was om daarin uitdrukkelijk een bepaling op te nemen met betrekking tot de patenten.
2.9. Dit een en ander wordt bevestigd door de getuige [getuige2]. [getuige2] bevestigt dat wat PPM-Oost betreft de activa eigendom konden blijven van Blue Sense Holding, maar dit heeft hij alleen intern besproken met de juristen van PPM-Oost en [getuige2] heeft dit niet uitdrukkelijk besproken met [ged.1conv./eis.1reconv.] en [mede-eiser conv./verw. reconv.]. Hij kan zich niet herinneren dat bij de akte van toetreding is gesproken over de patenten. Aan die door PPM-Oost opgestelde akte van toetreding zijn volgens [getuige2] geen gezamenlijke besprekingen voorafgegaan. Het zou, gezien de verschillende data bij de handtekeningen, zelfs zo kunnen zijn dat er ook geen gezamenlijke tekensessie is geweest.
2.10. De rechtbank kan ten slotte geen gevolgtrekking verbinden aan de door Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] veronderstelde omstandigheid dat PPM-Oost wilde dat de patenten in een vennootschap zonder operationele risico’s zouden worden ondergebracht. Immers, niet alleen is in dit geding niet doorslaggevend wat PPM-Oost wilde, maar wat de kenbare bedoeling was van [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] en de door hen beheerste rechtspersonen, maar bovendien geldt dat bij [failliet] evengoed als bij Blue Sense Holding de operationele risico’s waren ondergebracht in een werkmaatschappij, te weten [betrokkene1].
2.11. De slotsom is dat Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] niet zijn geslaagd in de ontzenuwing van het bewijs dat het de bedoeling van de betrokken partijen was om de litigieuze intellectuele eigendomsrechten, in het bijzonder de geregistreerde octrooien, in te brengen in de nieuw op te richten entiteit, [failliet] De curator kan nakoming verlangen en heeft een beter recht op die intellectuele rechten dan Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] en ook een beter recht dan [gedn.conv./eis.reconv.]. Hierop stranden zowel de vorderingen van Blue Sense Holding in conventie als die van [gedn.conv./eis.reconv.]. in reconventie. Deze vorderingen worden afgewezen.
2.12. In de tussenkomst in het geding in conventie kunnen de vorderingen van de curator zoals gewijzigd worden toegewezen met uitzondering van het navolgende.
2.13. De curator heeft geen deugdelijke rechtsgrond aangevoerd voor de sub b. gevorderde hoofdelijke verbeurte van dwangsommen bij de vordering tot onthouding door Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.], [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.]. De curator vordert een gebod tot onthouding van gedragingen en/of uitlatingen, waardoor bij derden de indruk zou worden gewekt dat zij gerechtigd zijn tot de aan [failliet] toebehorende octrooien. Dit gebod is toewijsbaar ten aanzien van alle betrokkenen, maar zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.]. over en weer aansprakelijk zouden zijn voor een overtreding van dit verbod door de andere partij. Dit deel van de vordering van de curator wordt afgewezen.
Omdat Blue Sense Holding wordt beheerst en vertegenwoordigd door [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] wordt beheerst en vertegenwoordigd door [ged.1conv./eis.1reconv.], is er wel reden voor hoofdelijke aansprakelijkheid binnen deze twee configuraties. Voor de duidelijkheid zal de rechtbank daarom het dictum op dit onderdeel splitsen.
2.14. Onder c. vordert de curator, kort gezegd, opgave van de uitgegeven licenties en ontvangen of verschuldigde licentievergoedingen. De curator vordert deze opgave van zowel Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] als van [gedn.conv./eis.reconv.]., zulks wederom op straffe van een aan alle betrokkenen hoofdelijk op te leggen dwangsom. Dit laatste is om voormelde reden niet toewijsbaar, maar ook overigens geldt dat van deze gebrouilleerde partijen niet verwacht kan worden dat zij volledig bekend zijn met de licenties die de ander heeft uitgegeven in de tijd dat deze andere partij geregistreerd heeft gestaan als de rechthebbende. De rechtbank zal het dictum hieraan aanpassen.
2.15. Bij deze vordering tot het doen van opgave overweegt de rechtbank nog naar aanleiding van de opmerking van de curator ter comparitie, dat de omstandigheid dat reeds geheel of gedeeltelijk is voldaan aan de incidentele voorziening, waarbij Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] werden veroordeeld om opgave te doen voor de duur van het geding, niet in de weg staat aan de toewijzing bij dit eindvonnis van de vordering tot het opnieuw doen van nadere c.q. herhaalde opgaven. Voorts overweegt de rechtbank naar aanleiding van het verweer van [gedn.conv./eis.reconv.]., die stellen nimmer fees uit hoofde van verstrekte licenties te hebben ontvangen, dat zij blijkens door de curator overlegde facturen na 10 januari 2007 wel voor drie kwartalen een aanzienlijke license fee in rekening hebben gebracht aan een Amerikaanse rechtspersoon (beweerdelijk een door [mede-eiser conv./verw. reconv.] gecontroleerde rechtspersoon) en dat de curator recht en voldoende belang heeft bij een met een dwangsom versterkt gebod om volledige openheid van zaken te geven, ook indien die openheid niet meer oplevert dan wat reeds bekend is.
2.16. Sub d. vordert de curator, zakelijk weergegeven, om [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] te veroordelen om zorg te dragen voor afdracht aan de boedel van [failliet] van alle sinds 10 januari 2007 ontvangen en niet-ontvangen licentievergoedingen, zulks op straffe van dwangsommen. Deze dwangsommen verbindt de curator dus aan de niet betaling van (vooralsnog onbekende) geldsommen. Dit deel van de vordering staat op gespannen voet met het ruim uit te leggen verbod van dwangsommen op de niet voldoening aan een veroordeling tot betaling van een geldsom, verwoord in artikel 611a lid 1 Rv., tweede volzin. Maar ook overigens is deze vordering onvoldoende onderbouwd.
De curator stelt te dien aanzien in zijn incidentele conclusie tot tussenkomst dat het ‘rechtens juist’ is dat alle vergoedingen voor licenties aan de boedel betaald worden, dat [ged.1conv./eis.1reconv.] en [mede-eiser conv./verw. reconv.] daarvan op de hoogte waren en dat zij het ‘in hun macht’ hebben om hun vennootschappen die vergoedingen te laten betalen en dat het ‘mitsdien redelijk – desnoods als een bijzondere vorm van schadevergoeding –’ is om [ged.1conv./eis.1reconv.] en [mede-eiser conv./verw. reconv.] op verbeurte van dwangsommen te verplichten om hun vennootschappen alsnog de vergoedingen aan de boedel te laten betalen. Dit beschouwt de rechtbank niet als een deugdelijke grondslag. De rechtbank kan zich wel iets voorstellen bij het beroep op de redelijkheid, na een reeks van faillissementen en een spoor van onbevredigde schuldeisers, maar [failliet] is nu eenmaal nog geen eigenaar of bezitter van de intellectuele rechten. Die moeten nog worden overgedragen. Mogelijk heeft [failliet] aanspraak op schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking of een tekortkoming in de nakoming van het voornemen om de rechten aan haar over te dragen, maar hiervoor heeft de curator te weinig gesteld. In het bijzonder is niets gesteld omtrent het vereiste wettelijk verzuim.
De rechtbank wijst het petitum op dit onderdeel af.
2.17. Ten slotte zal de rechtbank in de lijn van de beslissing in het incident de gevorderde dwangsommen matigen en maximeren.
2.18. De vorderingen van de curator jegens [gedn.conv./eis.reconv.]. in de tussenkomst in reconventie, strekkend tot overdracht van de octrooien aan [failliet] na terug overdracht aan [gedn.conv./eis.reconv.]., beschouwt de rechtbank als een voorwaardelijke vordering voor het geval de vorderingen van [gedn.conv./eis.reconv.]. jegens Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] zouden worden toegewezen. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan, zodat deze vorderingen van de curator buiten beschouwing kunnen blijven.
2.19. Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] zullen als de nagenoeg geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, waarbij zij zullen worden veroordeeld om zowel de kosten van de curator als de kosten van [gedn.conv./eis.reconv.]. te vergoeden. Wat betreft de kostenbegroting hebben Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] een beroep gedaan op artikel 1019h Rv. Dat hebben de curator en [gedn.conv./eis.reconv.]. niet gedaan en zij hebben ook geen specificatie van hun werkelijke kosten overgelegd, terwijl het overigens nog maar de vraag is of hier wel sprake is van een handhavingsactie in de zin van artikel 1019 Rv. De rechtbank zal volstaan met de gebruikelijke liquidatietarieven.
De kosten van de curator worden begroot op € 57,16 voor het oproepingsexploot, € 440,00 voor vast recht en € 2.026,50 voor salaris advocaat (3,5 punten, tarief € 579,00). In totaal dus € 2.523,66.
De kosten aan de zijde van [gedn.conv./eis.reconv.]. worden begroot op € 440,00 voor vast recht en eveneens € 2.026,50 voor salaris advocaat. In totaal dus € 2.466,50.
2.20. In reconventie worden de vorderingen van [gedn.conv./eis.reconv.]. afgewezen. [gedn.conv./eis.reconv.]. worden in het ongelijk gesteld, zij het niet vanwege het gelijk van Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.], maar vanwege het gelijk van de curator. De rechtbank zal daarom [gedn.conv./eis.reconv.]. veroordelen in de kosten van de curator en zij zal de kosten tussen [gedn.conv./eis.reconv.]. en Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] compenseren vanwege het wederzijds ongelijk.
De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op € 1.013,25 voor salaris (3,5 x 0,5 punten)
in de verschillende incidenten
2.21. Ten aanzien van de kosten van de verschillende incidenten, waarin de beslissingen over de kosten werden aangehouden, overweegt de rechtbank als volgt.
2.22. In het eerste incident tot tussenkomst en voeging (in conventie) met verzoek tot gedwongen tussenkomst en oproeping van [mede-eiser conv./verw. reconv.], alsmede tot het treffen van een voorlopige voorziening, wordt Blue Sense Holding (niet [mede-eiser conv./verw. reconv.]: die was nog geen partij) alsnog als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de curator.
De rechtbank begroot deze kosten op € 452,00 voor salaris advocaat (1 punt van het geldende tarief voor zaken van onbepaalde waarde).
2.23. [gedn.conv./eis.reconv.]. hebben zich in dit eerste incident gedeeltelijk gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en voor het overige verweer gevoerd. Zij kunnen ten opzichte van Blue Sense Holding niet als een in het gelijk gestelde partij worden aangemerkt. De rechtbank zal tussen deze partijen de proceskosten compenseren.
2.24. In het nadere incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding is de curator in het vonnis van 8 april 2009 ten opzichte van Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] grotendeels in het gelijk gesteld, doch ten opzichte van [gedn.conv./eis.reconv.]. in het ongelijk. De rechtbank zal Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] veroordelen in de kosten van de curator en zij zal de curator veroordelen in de kosten van [gedn.conv./eis.reconv.]..
De rechtbank begroot de kosten van de curator en van [gedn.conv./eis.reconv.]. op voor ieder € 452,00 voor salaris advocaat (1 punt, tarief onbepaalde waarde).
2.25. In het incident tot tussenkomst in reconventie is de curator in het gelijk gesteld na referte door Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.]. Deze tussenkomst is echter achteraf bezien onnodig gebleken vanwege de geslaagde tussenkomst in conventie. De rechtbank zal in dit incident de proceskosten tussen alle partijen compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie na tussenkomst door de curator en oproeping van [mede-eiser conv./verw. reconv.]
3.1. wijst de vorderingen van Blue Sense Holding af,
3.2. veroordeelt Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] om binnen 96 uur na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het verlijden van een notariële akte, waarbij de octrooien, die bij het US PTO zijn geregistreerd onder de nummers 6194198 en 6283309, worden overgedragen aan [failliet] (in liquidatie) en om voorts al datgene op hun kosten te doen wat nodig is voor een juiste registratie van die IE-rechten op naam van [failliet] bij de betreffende registers in de verschillende landen binnen 1 week na het verlijden van de akte, zulks op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordelingen te voldoen, zulks met een maximum van € 100.000.000,--;
3.3. gebiedt Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] om zich te onthouden van alle gedragingen en/of uitlatingen waardoor zij jegens derden de indruk zouden wekken dat zij – gezamenlijk of afzonderlijk of via hun vennootschappen – gerechtigd zijn tot aan [failliet] toebehorende IE-rechten anders dan via licenties, zulks op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500.000,-- ineens en € 100.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, een en ander met een maximum van € 10.000.000,--;
3.4. gebiedt [gedn.conv./eis.reconv.]. om zich te onthouden van alle gedragingen en/of uitlatingen waardoor zij jegens derden de indruk zouden wekken dat zij – gezamenlijk of afzonderlijk of via hun vennootschappen – gerechtigd zijn tot aan [failliet] toebehorende IE-rechten anders dan via licenties, zulks op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500.000,-- ineens en € 100.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, een en ander met een maximum van € 10.000.000,--;
3.5. veroordeelt Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] enerzijds en [gedn.conv./eis.reconv.]. anderzijds, ieder voor zich, om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis, een volledige opgave te doen van alle licenties die zijn uitgegeven in de periode waarin de octrooien bij de US PTO op hun naam geregistreerd hebben gestaan, zulks onder overlegging van die licenties aan de curator, alsook van de uit hoofde van die licenties sinds 10 januari 2007 verschuldigd geworden bedragen met vermelding van (i) welke bedragen (ii) wanneer en (iii) aan wie zijn betaald, en de bedragen die in de toekomst nog verschuldigd worden met gelijke gegevens, laatst genoemde telkens uiterlijk op de tijdstippen waarop de verschuldigdheid van die bedragen ontstaat, zulks op straffe van een door ieder voor zich verschuldigde dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000.000,-- per (rechts)persoon;
3.6. veroordeelt Blue Sense Holding B.V. in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 2.523,66 en aan de zijde van [gedn.conv./eis.reconv.]. op € 2.466,50.
3.7. verklaart dit vonnis met betrekking tot de veroordelingen en geboden met dwangsommen uitvoerbaar bij voorraad,
3.8. wijst af het meer of anders door de curator gevorderde,
in reconventie na tussenkomst door de curator en oproeping van [mede-eiser conv./verw. reconv.]
3.9. wijst de vorderingen af,
3.10. veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.]. in de proceskosten aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op € 1.013,25,
3.11. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.12. compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat de partijen de eigen kosten dragen,
in het incident tot tussenkomst en voeging (in conventie) met verzoek tot gedwongen tussenkomst en oproeping van [mede-eiser conv./verw. reconv.]
3.13. veroordeelt Blue Sense Holding in de proceskosten aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op € 452,00,
3.14. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.15. compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat de partijen de eigen kosten dragen,
in het nadere incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding
3.16. veroordeelt Blue Sense Holding en [mede-eiser conv./verw. reconv.] in de proceskosten aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op € 452,00,
3.17. veroordeelt de curator in de proceskosten aan de zijde van de [gedn.conv./eis.reconv.]., tot op heden begroot op € 452,00,
3.18. verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident tot tussenkomst in reconventie
3.19. compenseert de proceskosten in die zin dat alle partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. D.T. Boks en mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.