ECLI:NL:RBARN:2010:BN9346

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
196037
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conforme haardkachel en schuldeisersverzuim bij betalingsverplichting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap DGH en een koper over de levering en installatie van een haardkachel. De koper had op 1 mei 2007 een overeenkomst gesloten met DGH voor de levering van een draaibare haardkachel. De koopsom bedroeg € 4.607,00, exclusief plaatsingskosten. De haardkachel werd op 14 augustus 2007 geïnstalleerd, maar de koper heeft herhaaldelijk geweigerd om DGH toegang te verlenen voor het verhelpen van geconstateerde gebreken. DGH heeft meerdere pogingen ondernomen om de klachten te verhelpen, maar de koper heeft afspraken afgezegd en geen medewerking verleend. Hierdoor kon DGH haar herstelverplichting niet nakomen.

DGH vorderde betaling van een openstaande factuur van € 4.355,00, vermeerderd met rente. De rechtbank oordeelde dat de koper in schuldeisersverzuim verkeerde, omdat hij DGH verhinderde om haar verplichtingen na te komen. De rechtbank wees de vordering van DGH tot betaling van de factuur toe en bevrijdde DGH van haar herstelverplichting. De vorderingen van de koper in reconventie, waaronder een verklaring voor recht en ontbinding van de koopovereenkomst, werden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de koper niet bevoegd was tot opschorting van zijn betalingsverplichting en veroordeelde hem in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van medewerking van de koper bij het herstel van non-conforme goederen en de gevolgen van schuldeisersverzuim voor de betalingsverplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 196037 / HA ZA 10-239
Vonnis van 29 september 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIK GEURTS HAARDKACHELS B.V.,
gevestigd te Duiven,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H. Houwers te Doetinchem,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te Elst,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R. Toxopeus te Amersfoort.
Partijen zullen hierna DGH en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 maart 2010
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 1 mei 2007 hebben DGH als verkoper en [ged.conv./eis.reconv.] als koper een overeenkomst gesloten ter zake van de levering en installatie van een draaibare, op hout gestookte haardkachel met een in de horizontale afvoerpijp te verwerken veegluik. De koopsom bedroeg € 4.607,00, exclusief plaatsingskosten van € 52,00 per uur per persoon en reiskosten van € 0,37 per kilometer. De leveringstijd was tweeënhalve maand. Het door beide partijen ondertekende opdrachtformulier verwijst naar de algemene leveringsvoorwaarden voor leden van de Vereniging “Het Sfeerverwarmingsgilde” (maart 2006).
2.2. [ged.conv./eis.reconv.] heeft op 2 mei 2007 een aanbetaling gedaan van € 460,=.
2.3. De haardkachel is op 14 augustus 2007 bij [ged.conv./eis.reconv.] geïnstalleerd.
2.4. Naar aanleiding van een bezoek van de heer [betrokkene1] van DGH aan [ged.conv./eis.reconv.] op 26 oktober 2007 heeft [betrokkene1] een email aan de serviceafdeling van DGH geschreven, waarin onder meer het volgende staat:
“(…)
Noa medium draaibaar, hij wordt gestookt, kachel ziet er goed uit.
Rookgasafvoer kanaal netjes geplaatst, nog niet goed afgewerkt.
Klacht 1. pijp niet goed ingemeten en geplaatst
Situatie: pijp vanaf kachel, met horizontale afvoer naar achterstaande muur.
Optisch loopt er een loze pijp door tot plafond afgewerkt met rozet.
De kachelpijp is binnen de mogelijkheden optimaal gemaakt.
Onderste gedeelte pijp heeft een max. lengte van 100cm.
In de aansluiting op de kachel is een verloopring geplaatst met een iets geringere diameter om de kachel te kunnen draaien.
Boven T aansluiting is een schuifpijp gebruikt om het (loze) kanaal tot het plafond te laten doorlopen.
Klant verteld dat dit de optimale aansluitmogelijkheid is.
De pijp is aan de onderzijde enigszins ingedeukt.
Klacht 2 sluiting deur
Doordat de sluithandel van de deur te ver opent is de kachel lastig te sluiten.
Oplossing: begrenzing 20 mm beperking (plaatje inlassen).
(…)
Vervolg:
Klant belt mij komende week of hij akkoord gaat met bijwerken pijp.
(…)”
2.5. Op verzoek van [ged.conv./eis.reconv.] is hem op 31 oktober 2007 een factuur ten bedrage van
€ 4.355,= toegezonden.
2.6. Bij brief van 3 december 2007 heeft [betrokkene1] namens DGH aan [ged.conv./eis.reconv.] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Van onze service afdeling heb ik begrepen dat zij uw haard en afvoer nog niet hebben kunnen bijwerken, dit omdat u weigert onze medewerker toegang tot uw huis te verlenen.
Ook hebben wij tot op heden nog geen betaling ontvangen. De kachel wordt door u wel gebruikt.
Ik heb 2 maanden geleden bij u de situatie bekeken en geconstateerd dat de haard goed functioneert, maar dat de afwerking nadere aandacht verdient. De afvoer is zoals gebruikelijk uit schoorsteen elementen op maat opgebouwd. Op zichzelf is dit correct gebeurd alleen de afwerking heeft niet plaatsgevonden en is een pijpdeel ingedeukt.
Wij willen dat u binnen 10 dagen met onze service afdeling een afspraak maakt, zodat wij de kachel en pijp in orde kunnen maken. De betaling dient direct bij oplevering te geschieden zoals overeengekomen bij uw opdracht.
(…)”
2.7. [ged.conv./eis.reconv.] heeft bij brief van 28 december 2007 aan DRU Verwarming – als organisatie die DGH heeft “ingelijfd” – zijn ongenoegen geuit over DGH en een verzoek gedaan om “de problemen tot een goed einde te brengen”. In deze brief heeft [ged.conv./eis.reconv.] ook gereageerd op de brief van 3 december 2007 van [betrokkene1]. [ged.conv./eis.reconv.] heeft onder meer geschreven:
“(…)
3e alinea
Verdient geen nadere toelichting denk ik want daar ligt het probleem.
(…)”
2.8. Bij brief van 10 juni 2008 heeft de heer [betrokkene2] namens DGH aan [ged.conv./eis.reconv.] onder
meer het volgende geschreven:
“(…)
Om deze onfortuinlijke zaak op te lossen heb ik circa 2 maanden geleden met u telefonisch contact opgenomen om te proberen met u een afspraak te maken. U was hier blij mee en zegde mij toe terug te zullen bellen om een datum af te spreken. Na 7 weken heb ik u opnieuw gebeld, dat was op 27 mei 2008. Opnieuw zegde u mij toe terug te bellen voor een afspraak. Tot vandaag heb ik niets van u vernomen.
(…) Als fabrikant en installateur trachten wij echter samen met u deze zaak op te lossen teneinde onze factuur van € 4.355,- betaald te krijgen. U stelt ons echter niet in de gelegenheid de zaak te corrigeren.
(…) Hierbij wil ik u verzoeken om voor 20 juni a.s. hetzij uw rekening te voldoen hetzij met mij een afspraak te maken om nog deze maand deze zaak op te lossen. Indien ik niets van u verneem zullen wij de zaak bij onze advocaat neerleggen.
(…)”
2.9. [betrokkene2] heeft vervolgens bij brief van 7 mei 2009 namens DGH aan [ged.conv./eis.reconv.] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Wij hebben inmiddels 2 x met u een afspraak gemaakt voor een huisbezoek. Deze afspraken hebt u beiden afgezegd. U hebt tot op heden ook geen contact meer met ons opgenomen om een nieuwe afspraak te maken.
Teneinde een oplossing na te streven en betaling te krijgen voor onze geleverde diensten doen wij een derde en laatste poging om alsnog met u in gesprek te treden. Derhalve willen wij u bezoeken op 20 mei a.s. om 13.00 uur te [adres]
Mocht u op deze datum niet kunnen zouden wij graag van u 2 andere data willen ontvangen waarop een gesprek wel kan plaatsvinden. (…)
Zonder tegenbericht ziet ons op 20 mei om 13.00 uur op bovengenoemd adres.
Mocht ook deze 3e poging weer op niets uitlopen zijn wij genoodzaakt de juridische weg te zoeken.
(…)”
2.10. Op 2 juli 2009 heeft [betrokkene2] wederom een brief aan [ged.conv./eis.reconv.] geschreven waarin onder meer het volgende staat:
“(…)
Op 7 mei 2009 hebben wij een derde maal verzocht om een afspraak om uw klaarblijkelijke probleem met de [betrokkene1] haard op te lossen. U belde mij op 11 mei jl. om te vertellen dat de afspraak moest worden afgezegd. Het was eveneens de 3e keer dat u afzegde. Tevens meldde u dat u zeer tevreden was over de haard en deze niet graag zou willen missen. U hebt mij beloofd om mij op korte termijn een e-mail te sturen met een datum voor een nieuwe afspraak. Deze heb ik tot de dag van vandaag niet ontvangen.
Indien voor 18 juli a.s. geen afspraak heeft plaatsgevonden ter oplossing van de meende problemen neem ik aan dat u verder tevreden bent over het geleverde product en tot betaling zult overgaan. Zoniet dan zal ik mijn advocaat verzoeken om een dagvaarding voor te bereiden.
(…)”
2.11. Op 17 juli 2009 heeft [betrokkene2] schriftelijk de door [ged.conv./eis.reconv.] gemaakte afspraak op 18 augustus 2009 bevestigd. Deze afspraak is door [ged.conv./eis.reconv.] op 17 augustus 2009 echter telefonisch afgezegd, waarbij [ged.conv./eis.reconv.] heeft toegezegd een nieuwe afspraak te zullen maken. Een nieuwe afspraak is niet gemaakt.
2.12. Namens DGH is op 11 november 2009 een conceptdagvaarding toegezonden aan [ged.conv./eis.reconv.]. In reactie daarop heeft de advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] bij brief van 18 december 2009 DGH laten weten dat DGH in de gelegenheid werd gesteld om de huidige kachel met toebehoren te vervangen door een juiste en deugdelijke kachel. Voorgesteld werd om de door gedaagde gemaakte kosten en de geleden immateriële schade van in totaal € 2.500,= te verrekenen met het openstaande factuurbedrag van € 4.355,=. De advocaat gaf voorts te kennen dat, indien niet op dit voorstel werd ingegaan, de koopovereenkomst zou worden ontbonden. In dat geval zou ook aanspraak worden gemaakt op vergoeding van de schade aan plafond en muur omdat deze opnieuw geprepareerd en gestuct zouden moeten worden.
3. Het geschil
in conventie en in reconventie
3.1. DGH vordert veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 5.399,43, vermeerderd met kosten. Hieraan legt DGH ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv.] gehouden is tot nakoming van zijn betalingsverplichting uit hoofde van de koopovereenkomst van 1 mei 2007 tussen DGH en [ged.conv./eis.reconv.]. Ondanks aanmaning daartoe laat [ged.conv./eis.reconv.] na de factuur van 31 oktober 2007 te voldoen. Daarnaast vordert DGH bevrijding van de op haar rustende verbintenis tot herstel van de haardkachel. DGH baseert deze vordering op het schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.].
3.2. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat sprake is van non-conformiteit. De afgeleverde en geïnstalleerde haardkachel beantwoordt niet aan de koopovereenkomst. In conventie voert [ged.conv./eis.reconv.] mitsdien het verweer bevoegd te zijn tot opschorting van zijn betalingsverplichting jegens DGH. In reconventie vordert [ged.conv./eis.reconv.] vervolgens een verklaring voor recht dat DGH toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst en voorts ontbinding van de koopovereenkomst. Daarnaast vordert [ged.conv./eis.reconv.] veroordeling van DGH tot vergoeding van schade ad € 5.460 althans van een bij staat op te maken bedrag, vermeerderd rente en kosten.
3.3. DGH voert verweer tegen de vordering in reconventie. Op de stellingen van partijen wordt voor zover van belang hierna nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Als reactie op het door [ged.conv./eis.reconv.] gevoerde verweer dat hij vanwege non-conformiteit van haardkachel bevoegd is tot opschorting, heeft DGH het volgende aangevoerd. [ged.conv./eis.reconv.] maakt het DGH onmogelijk de klachten aan de haardkachel te herstellen en verhindert aldus behoorlijke nakoming van de koopovereenkomst door DGH. Sinds 2007 is DHG steeds bereid geweest om de (kleine) gebreken aan de haardkachel te verhelpen. DGH heeft meerdere keren aangedrongen op een afspraak om de klachten te herstellen. Gemaakte afspraken zijn echter bij herhaling altijd door [ged.conv./eis.reconv.] afgezegd. Er is volgens DGH kortom sprake van schuldeisersverzuim. [ged.conv./eis.reconv.] is daardoor niet bevoegd tot opschorting. Omtrent deze stellingen van partijen overweegt de rechtbank als volgt.
4.2. Bij de beoordeling van deze zaak wordt als uitgangspunt genomen dat DGH er van mocht uitgaan dat haar verplichting tot herstel van de haardkachel enkel omvatte de afwerking van rookafvoerpijp, de deuk in het horizontale gedeelte daarvan en de sluiting van de deur van de haardkachel. Het zijn deze gebreken die [betrokkene1] na zijn bezoek op 26 oktober 2007 aan de serviceafdeling van DGH heeft gemeld. Daarnaast zijn het ook deze gebreken waaraan [betrokkene1] in zijn brief van 3 december 2007 aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft gerefereerd als de gebreken die hij heeft geconstateerd tijdens zijn bezoek. [betrokkene1] heeft [ged.conv./eis.reconv.] te kennen gegeven bij zijn bezoek te hebben geconstateerd dat de haard goed functioneerde en de afvoer op zichzelf correct was opgebouwd. Volgens [betrokkene1] had afwerking echter niet plaatsgevonden en was een pijpdeel ingedeukt. [ged.conv./eis.reconv.] heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. In reactie op de weergave van de gebreken door [betrokkene1] heeft [ged.conv./eis.reconv.] in zijn brief van 27 december 2007 zelfs enkel opgemerkt, onder de kop 3e alinea: “Verdient geen nadere toelichting denk ik want daar ligt het probleem”. Voor het overige betreft deze brief hoofdzakelijk een uiting van onvrede over de manier waarop [ged.conv./eis.reconv.] zich door [betrokkene1] behandeld en bejegend voelde. Pas bij gelegenheid van onderhavige procedure – ruim tweeënhalf jaar na installatie van de haardkachel – heeft [ged.conv./eis.reconv.] zijnerzijds voor het eerst uiteengezet welke gebreken de haardkachel volgens hem heeft.
4.3. Voorts kan het volgende worden vastgesteld. Uit de email van 26 oktober 2007 aan de serviceafdeling van DGH waarin [betrokkene1] na zijn bezoek aan [ged.conv./eis.reconv.] de geconstateerde gebreken heeft gemeld, volgt dat [ged.conv./eis.reconv.] contact zou opnemen voor het vervolg. Kennelijk is dat niet gebeurd, gezien de brief van 3 december 2007 van [betrokkene1] aan [ged.conv./eis.reconv.] waarin uitdrukkelijk wordt verzocht contact op te nemen om zodoende de kachel en de pijp in orde te maken. Uit de brief van 10 juni 2008 volgt vervolgens dat [betrokkene2] van DGH in ieder geval medio april 2008 en op 27 mei 2008 telefonisch contact heeft gezocht met [ged.conv./eis.reconv.], die hem twee keer heeft toegezegd terug te bellen voor een afspraak. Omdat daarop niets is vernomen, werd [ged.conv./eis.reconv.] verzocht om vóór 20 juni 2008 of de factuur te betalen of alsnog een afspraak te maken. Uit de brief van 7 mei 2009 volgt dat [ged.conv./eis.reconv.] in de periode daaraan voorafgaand tot twee toe een afspraak heeft afgezegd. Ook het bij deze brief aangekondigde bezoek van 20 mei 2009 heeft [ged.conv./eis.reconv.] afgezegd. Zijn toezegging om via de email een nieuwe afspraak te maken is [ged.conv./eis.reconv.] niet nagekomen, zo volgt uit de brief van 2 juli 2009. In deze brief dringt DGH er daarom op aan dat [ged.conv./eis.reconv.] desgewenst voor 18 juli 2009 alsnog een afspraak maakt, onder mededeling dat de zaak anders uit handen wordt gegeven aan een advocaat. Uiteindelijk is nog een afspraak gepland op 18 augustus 2009, maar ook deze heeft [ged.conv./eis.reconv.] – een dag van tevoren – afgezegd. Nadat namens DGH in november 2009 een concept dagvaarding aan [ged.conv./eis.reconv.] was toegezonden, heeft [ged.conv./eis.reconv.] bij monde van zijn advocaat DGH in de gelegenheid gesteld de huidige haardkachel te vervangen door een andere kachel en heeft hij voorts voorgesteld om zijn kosten en schade te verrekenen met de oorspronkelijke koopsom. Indien DGH hiermee niet akkoord ging, zou de koopovereenkomst worden ontbonden.
4.4. Uit de in rechtsoverweging 4.2 en 4.3 weergegeven omstandigheden blijkt dat DGH de klachten van [ged.conv./eis.reconv.] heeft onderkend als gebreken die hersteld moesten worden, en zich na het bezoek van 26 oktober 2007 direct bereid en in staat heeft getoond om deze gebreken daadwerkelijk te verhelpen. DGH heeft daartoe ook het nodige ondernomen en heeft bovendien het initiatief genomen om tot een afspraak te komen. Gemaakte afspraken zijn echter steeds door [ged.conv./eis.reconv.] afgezegd. Ook toezeggingen om contact op te nemen voor het maken van een afspraak zijn door [ged.conv./eis.reconv.] bij herhaling niet nagekomen. De brief van 18 december 2009 van de advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] komt ten slotte zelfs neer op weigering van herstel van de reeds geïnstalleerde haardkachel. Daarin wordt DGH immers ineens voor de – gezien de voorgeschiedenis verrassende – keuze gesteld om óf een nieuwe haard te installeren onder verrekening van kosten en schade óf te accepteren dat de koopovereenkomst wordt ontbonden. Op grond van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat DGH is verhinderd om haar herstelverplichting behoorlijk na te komen doordat [ged.conv./eis.reconv.] de daartoe noodzakelijke medewerking niet heeft verleend. [ged.conv./eis.reconv.] is aldus – zoals DGH terecht aanvoert – als schuldeiser in verzuim. Het feit dat, zoals [ged.conv./eis.reconv.] aanvoert, zijn vrouw vanaf april 2008 een aantal keer is geopereerd en [ged.conv./eis.reconv.] daarom niet in de gelegenheid was om over de haard te overleggen, doet hieraan niet af en blijft voor risico van [ged.conv./eis.reconv.].
4.5. Nu [ged.conv./eis.reconv.] in schuldeisersverzuim is geraakt, is ingevolge artikel 6:54 onder a BW [ged.conv./eis.reconv.] niet bevoegd tot opschorting van zijn betalingsverplichting jegens DGH. Het verweer van [ged.conv./eis.reconv.] wordt dan ook verworpen. Dit leidt ertoe dat, nu [ged.conv./eis.reconv.] de factuur van 31 oktober 2007 en de hoogte daarvan bovendien niet anderszins betwist, de vordering van DGH tot betaling van deze factuur zal worden toegewezen en [ged.conv./eis.reconv.] zal worden veroordeeld om € 4.355,00 aan DGH te betalen.
4.6. Daarnaast zal worden toegewezen een bedrag van € 933,91 aan rente. Artikel 9 lid 3 algemene voorwaarden bepaalt dat girale betaling dient plaats te vinden binnen veertien dagen na aflevering of, wanneer dat later is, binnen veertien dagen na factuurdatum. De factuur dateert van 31 oktober 2007 en is dus van latere datum dan de aflevering, die op 14 augustus 2007 heeft plaatsgevonden. Artikel 9 lid 4 bepaalt vervolgens dat indien niet binnen deze termijn van veertien dagen wordt betaald, de wederpartij in verzuim is en de leverancier gerechtigd is om rente in rekening te brengen ter hoogte van de wettelijke rente vermeerderd met 4%. Aldus is [ged.conv./eis.reconv.] vanaf 14 november 2007 deze contractuele rente verschuldigd over het factuurbedrag van € 4.355,=. Naar DGH stelt en [ged.conv./eis.reconv.] niet weerspreekt, betreft het gevorderde bedrag van € 933,91 de rente over de periode van 14 november 2007 tot en met 31 december 2009.
4.7. Aldus verwerpt de rechtbank het verweer van [ged.conv./eis.reconv.] dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn en dat geen rente verschuldigd is, omdat de algemene voorwaarden bepalingen bevatten die voorkomen op de zogenaamde zwarte lijst dan wel grijze lijst van de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Niet gesteld of gebleken is immers dat artikel 9 lid 3 en 4 algemene voorwaarden, waarop DGH zich in deze beroept, bedingen betreffen als bedoeld in deze artikelen. Ook anderszins is niet gesteld of gebleken dat de betreffende bepalingen onredelijk bezwarend zijn.
4.8. Verder zal de rechtbank bepalen dat DGH – overeenkomstig haar vordering – bevrijd zal zijn van haar herstelverplichting. Meer dan twee jaar lang heeft DGH het nodige in het werk gesteld om de geconstateerde gebreken aan de haardkachel te herstellen. Haar pogingen daartoe zijn echter gestrand door toedoen van [ged.conv./eis.reconv.] zelf. Al die tijd heeft DGH afgezien van rechtsmaatregelen tot (gedeeltelijke) betaling van de koopsom. Inmiddels blijkt uit de opstelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat hij thans geen prijs meer stelt op herstel van de haardkachel. Van DGH hoeft daarom niet meer verwacht te worden dat zij haar herstelverplichtingen nog nakomt.
4.9. [ged.conv./eis.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met – als niet weersproken – de wettelijke rente hierover. De kosten aan de zijde van DGH worden begroot op:
- vast recht EUR 314,00
- salaris advocaat EUR 768,00 (2,0 punt x tarief EUR 384,00)
- verschotten EUR 73,89
- totaal EUR 1.155,89
4.10. De rechtbank zal [ged.conv./eis.reconv.] tot slot veroordelen in de nakosten.
in reconventie
4.11. De vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Gelet op rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.4 en op het bepaalde in artikel 6:266 lid 1 BW kan een vordering tot ontbinding niet worden gegrond op een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis ten aanzien waarvan de schuldeiser zelf in verzuim is.
4.12. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van schade geldt dat ingevolge artikel 6:61 lid 2 BW de schuldenaar niet in verzuim kan geraken, zolang de schuldeiser in verzuim is. Bovendien is DGH ook al niet in verzuim geraakt omdat [ged.conv./eis.reconv.] DGH terzake niet behoorlijk in gebreke heeft gesteld. Tot slot geldt nog dat zonder ontbinding en verwijdering van de haardkachel geen schade is geleden.
4.13. [ged.conv./eis.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met – als niet weersproken – de wettelijke rente hierover. De kosten aan de zijde van DGH worden begroot op:
- salaris advocaat EUR 384,00 (1,0 punt x tarief EUR 384,00)
- verschotten EUR 0,00
- totaal EUR 384,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 5.288,91,
5.2. bepaalt dat DGH bevrijd is van haar verplichting tot herstel van gebreken aan de op 14 augustus 2007 aan [ged.conv./eis.reconv.] geleverde en geïnstalleerde haardkachel,
5.3. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de kosten van het geding in conventie, tot deze uitspraak aan de kant van DGH begroot op € 1.155,89, te vermeerderen met wettelijke rente,
5.4. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tevens in de nakosten, aan de zijde van DGH bepaald op
€ 131,00 voor nasalaris procureur, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest met € 68,00 voor nasalaris procureur,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
in reconventie
5.7. wijst de vordering af,
5.8. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de kosten van het geding in reconventie, tot deze uitspraak aan de kant van DGH begroot op € 384,00,
5.9. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.