ECLI:NL:RBARN:2010:BN9236

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900157-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Acht jaar cel voor poging tot moord en een gewapende overval

In de zaak tegen de verdachte, die op 9 februari 2010 in Ochten een gewapende overval heeft gepleegd en daarbij heeft geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven, heeft de rechtbank Arnhem op 4 oktober 2010 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Velthoven, werd beschuldigd van poging tot moord en poging tot diefstal met geweld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen jaar, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van acht jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk met een vuurwapen op het slachtoffer had geschoten, wat leidde tot een schotwond in de borst. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorbedachten rade, aangezien de verdachte de gelegenheid had gehad om na te denken over zijn daden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven. De civiele vordering van het slachtoffer werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van € 6.487,54 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de grote psychische gevolgen van de schietpartij voor het slachtoffer en de onveiligheid die dit in de samenleving teweegbracht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900157-10
Datum zitting : 20 september 2010
Datum uitspraak : 4 oktober 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : 10 november 1987 te Zeist,
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
raadsman : mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 februari 2010 te Ochten, althans in de gemeente
Neder-Betuwe, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, met een vuurwapen een of meerdere patro(o)n(en)/
afgevuurd op/in de richting van voornoemde [slachtoffer], welke
patro(o)n(en)/projectiel(en) voornoemde [slachtoffer] in de borst heeft/hebben
getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 februari 2010 te Ochten, althans in de gemeente
Neder-Betuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (verf)winkel weg
te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging hierin bestond(en), dat hij, verdachte, de winkel
van die [slachtoffer] gemaskerd (met een bivakmuts) is binnengegaan en/of tegen die
[slachtoffer] zei 'dit is een overval, ik wil geld, anders schiet ik, maak de kassa
open', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (daarbij) een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer]
heeft gericht en/of gericht heeft gehouden, en aldus een dreigende situatie
voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 februari 2010 te Ochten, althans in de gemeente
Neder-Betuwe, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het
oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, met voormeld oogmerk de winkel van die [slachtoffer] gemaskerd (met een
bivakmuts) is binnengegaan en/of tegen die [slachtoffer] zei 'dit is een overval,
ik wil geld, anders schiet ik, maak de kassa open', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft gericht en/of gericht
heeft gehouden, en aldus een dreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft
gecreëerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2010 te Ochten, in elk geval in de gemeente
Neder-Betuwe, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gas
alarmpistool (merk Valtro, model 85 combat, 9 mm), dat door zijn vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool (merk Beretta,
model 85F), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
De officier van justitie, mr. H.G. Velders, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] volledig wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 9 februari 2010 te Ochten, opzettelijk met een vuurwapen een patroon afgevuurd in de richting van [slachtoffer] (hierna: aangever). De kogel heeft aangever in de borststreek getroffen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot moord. Hij voert daartoe aan dat verdachte op meerdere momenten heeft geschoten, dat hij tussentijds de gelegenheid heeft gehad om na te denken en dat hij desondanks uiteindelijk gericht op het slachtoffer heeft geschoten.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade aangever van het leven wilde beroven. De voorbedachte rade ontbreekt, volgens de raadsman, omdat de verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven van de consequenties van zijn handelingen. Het – voorwaardelijk – opzet op de dood van aangever ontbreekt, omdat de verdachte slechts éénmaal en van een grote afstand heeft geschoten en niet kan worden gezegd dat hij daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard.
Beoordeling en conclusie
Plaats van de schotwond
In de tenlastelegging is opgenomen dat aangever zou zijn getroffen “in de borst”, terwijl blijkens de medische verklaring aangever een verwonding heeft op de overgang van de hals naar de schouder. Aangever zelf heeft verklaard dat hij aan de rechterbovenzijde van zijn borst/schouder is geraakt en dat de arts hem heeft verteld dat er een schotwond zit boven in de borst onder het sleutelbeen. De rechtbank is van oordeel dat de in de medische verklaring en door aangever aangeduide plaats volgens het algemeen spraakgebruik te omschrijven is als “in de borst”. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat aangever in de borst is getroffen.
Opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij heeft geschoten, omdat hij aangever wilde afschrikken. Hij heeft verder verklaard dat hij niet op aangever heeft gericht, maar dat hij wel in zijn richting heeft geschoten. Later verklaarde hij dat hij een meter naast aangever richtte.
Aangever heeft verklaard dat verdachte het vuurwapen met twee handen op hem richtte en dat hij gericht op hem schoot. Vast staat dat het slachtoffer door de kogel in de borst is getroffen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte inconsistent zijn en gelet op het voorgaande tevens ongeloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte op het slachtoffer heeft gericht toen hij de laatste kogel afvuurde.
Verdachte heeft door met een vuurwapen – volgens verdachte – vanaf 20 meter afstand gericht op aangever te schieten, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever op een zodanige plaats zou raken dat deze als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Het enkele feit dat verdachte slechts éénmaal gericht op aangever heeft geschoten, doet daar niet aan af. Immers, één enkele treffer kon al de dood van aangever tot het gevolg hebben gehad.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever. Het verweer van de raadsman wordt daarmee verworpen.
Voorbedachten rade
Verdachte heeft het pistool van een vriend gekregen om een overval te plegen. De vriend van verdachte had het pistool al geladen om te laten zien hoe dat in zijn werk gaat. Het pistool was vuurklaar toen verdachte het meenam. Verdachte heeft in de winkel van aangever reeds eenmaal geschoten in de richting van een stelling, niet in de richting van aangever Daarop heeft verdachte de winkel verlaten en is aangever achter hem aan gelopen. Tijdens de achtervolging heeft verdachte nogmaals geschoten, ditmaal naar beneden gericht op de auto waarin aangever zich inmiddels bevond. Vervolgens is verdachte weer weggerend en heeft aangever de achtervolging voortgezet, uiteindelijk weer te voet, waarna verdachte zich op enig moment omdraaide. Verdachte heeft toen eenmaal in de lucht geschoten, daarna heeft hij het pistool op aangever gericht en toen eenmaal gericht op het slachtoffer geschoten.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovenstaande feiten en omstandigheden dat er meerdere momenten zijn geweest waarop verdachte heeft geschoten. Tussen deze verschillende momenten heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijd gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vraag of hij daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven is, anders dan de raadsman betoogt, niet van belang. Er is sprake van voorbedachten rade, nu verdachte de gelegenheid daartoe heeft gehad. Uit de omstandigheid dat verdachte eerst verschillende malen, met enige tussenpozen, kennelijk welbewust om te waarschuwen/af te schrikken, geschoten heeft in een richting die geen aanmerkelijk risico voor letsel opleverde (hetzij in een stelling, hetzij naar beneden in de auto, hetzij in de lucht) en vervolgens met twee handen gericht op aangever heeft geschoten, waarmee hij van waarschuwen over is gegaan in het uitvoeren van dat waarvoor hij waarschuwde, blijkt voorts dat er van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging geen sprake was.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], (p. 31 e.v.);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2010.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 9 februari 2010 te Ochten, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een patroon heeft afgevuurd op/in de richting van voornoemde [slachtoffer], welke patro(o)n projectiel voornoemde [slachtoffer] in de borst heeft
getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 9 februari 2010 te Ochten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (verf)winkel weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
welke bedreiging hierin bestond dat hij, verdachte, de winkel van die [slachtoffer] gemaskerd met een bivakmuts is binnengegaan en tegen die [slachtoffer] zei 'dit is een overval, ik wil geld, anders schiet ik, maak de kassa open', althans woorden van gelijke aard en strekking, en(daarbij) een
vuurwapen, op die [slachtoffer] heeft gericht en gericht heeft gehouden, en aldus een dreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd;Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot moord.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 26 mei 2009;
- een voorgeleidingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 02 april 2010, betreffende verdachte;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 juni 2010, betreffende verdachte; en
- een Pro Justitia rapport van drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 23 augustus 2010 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 17 mei 2010.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, subsidiair, matiging van de door de officier van justitie geëiste straf verzocht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nog niet eerder ter zake van een overval door de strafrechter is veroordeeld. Verder heeft hij aangevoerd dat gelet op de jonge leeftijd van verdachte een lange gevangenisstraf niet wenselijk is, omdat hij dan onvoldoende in staat zal zijn om naderhand zijn leven weer op orde te krijgen. Ten slotte is door de raadsman aangevoerd dat verdachte het slachtoffer een excuusbrief heeft geschreven.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte is op klaarlichte dag gemaskerd met een bivakmuts en bewapend met een geladen pistool een winkel binnen gegaan om een overval te plegen. Hij heeft tegen het slachtoffer gezegd 'dit is een overval, ik wil geld, anders schiet ik, maak de kassa open' en heeft het pistool op het slachtoffer gericht.
Dat er uiteindelijk geen geld is buitgemaakt tijdens de overval, is het gevolg van het heldhaftige optreden van de eigenaar van de winkel. Deze heeft geen geld gegeven en direct de achtervolging ingezet toen verdachte de winkel uiteindelijk uitvluchtte. Tijdens deze achtervolging heeft verdachte nog meerdere malen geschoten: eenmaal op de auto waarin aangever zich toen bevond en vervolgens eenmaal in de lucht. Ten slotte heeft verdachte gericht op het slachtoffer geschoten. Daarbij is het slachtoffer door de kogel in de borststreek getroffen. Dit alles vond plaats op klaarlichte dag, in een klein dorp, op een tijdstip waarop zich ook andere inwoners op straat bevinden.
Voor het slachtoffer is dit een zeer angstaanjagende ervaring geweest, die grote indruk heeft gemaakt. Aangever heeft in eerste instantie moeten vernemen dat de kogel in zijn lichaam zou moeten blijven zitten omdat opereren te risicovol zou zijn. Dat er geen dodelijke verwonding of zwaar lichamelijk letsel is opgetreden is een geluk bij een ongeluk en zeker niet de verdienste van verdachte. Ernstige feiten als het onderhavige, kunnen door het bedreigende karakter ervan grote psychische gevolgen voor het slachtoffer hebben, waardoor deze zich nog lange tijd onveilig kan voelen. Een schietpartij op straat, op klaarlichte dag, gericht tegen een willekeurige winkelier veroorzaakt in de samenleving in het algemeen soortgelijke onveiligheidsgevoelens.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling in aanmerking dat verdachte spijt heeft betuigd tegenover het slachtoffer.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten en ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank houdt rekening met hetgeen door drs. [psycholoog], klinisch psycholoog en dr. [psychiater], psychiater, in hun rapportages naar voren is gebracht. Uit deze rapportages blijkt dat verdachte voortdurend in financiële problemen zit, beïnvloedbaar is en impulsief meegaat in een uiterst gevaarlijk plan om een overval te plegen. De persoonlijkheidspathologie bepaalt in hoge mate het impulsief handelen, waardoor verdachte niet bezig kan zijn met het overzien van de consequenties van dit handelen. Middelenmisbruik heeft een ontregelende werking op het brein en verlaagt de frustratietolerantiedrempel. De onderzoekers adviseren verdachte voor het hem tenlastegelegde te beschouwen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een forse gevangenisstraf passend en geboden is.
De straf van na te noemen duur, is, mede gelet op de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, enigszins lager dan door de officier van justitie geëist, waarbij aansluiting is gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 6.487,54.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] volledig toe te wijzen en gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat enkel de immateriële schade voor toewijzing vatbaar is. Ten aanzien van de materiële schade is aangevoerd dat dit onvoldoende is onderbouwd en aldus moet worden afgewezen, nu er enkel pro forma facturen voor de loonkosten zijn overgelegd, waaruit niet blijkt of deze bedragen daadwerkelijk zijn betaald.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De rechtbank zal de civiele vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.750,- wegens immateriële schade, nu dit deel van de vordering niet is betwist door verdachte en de rechtbank gegrond voorkomt.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden materiële schade bestaande uit de loonkosten rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit en voldoende met stukken is onderbouwd. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij verklaard dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald en ook boekhoudkundig zijn verwerkt. Dit is door de verdediging niet gemotiveerd betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden materiële schade bestaande uit eigen risico voor de ziektekostenverzekering en kilometervergoeding eveneens rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit en voldoende met stukken is onderbouwd.
De rechtbank zal derhalve de civiele vordering tot een bedrag van € 3.737,54 aan materiële schade toewijzen.
Op grond van het voorgaande zal in totaal een bedrag van € 6.487,54 wegens materiële en immateriële schade worden toegewezen.
Het toegewezen bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 9 februari 2010.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 289 en 312 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 6.487,54 (zegge zesduizend vierhonderdzevenentachtig euro en vierenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 9 februari 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 6.487,54, subsidiair 67 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 6.487,54 (zegge zesduizend vierhonderdzevenentachtig euro en vierenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 9 februari 2010, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 67 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. B.F.M. Klappe,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2010.