zaaknummer / rolnummer: 192276 / HA ZA 09-1998
Vonnis van 8 september 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C.P. HACAP SHIPPING B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. R. Sinke te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.T.M. Palstra te Arnhem.
Partijen zullen hierna CP Hacap en KPS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 april 2010
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 juni 2010, waar in enquête zijn gehoord [drie getuigen],
- de conclusie na getuigenverhoor van CP Hacap
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van KPS.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis is CP Hacap te bewijzen opgedragen dat KPS krachtens overeenkomst verplicht is aan CP Hacap de facturen 291653 en 291654 te betalen.
2.2. Voordat eventueel het bewijs beoordeeld wordt, moet de kritiek van CP Hacap op het tussenvonnis aan de orde komen.
2.3. Inderdaad heeft de rechtbank bij het in het tussenvonnis onder 4.5 genoemde voorbeeld ten onrechte de binnenvaartartikelen 8:916 en 917 BW genoemd, terwijl zij art. 8:410 BW bedoelde, wat overigens ten aanzien van de aard van het cognossement geen verschil maakt. De rechtbank blijft echter bij haar standpunt dat de vermelding in het cognossement niet een vervoerovereenkomst doet ontstaan en evenmin onweerlegbaar bewijs van de identiteit van de partijen bij die overeenkomst oplevert. Ware dit anders, dan valt niet uit te sluiten dat een vervoerder in voorkomende gevallen zijn eigen opdrachtgever kiest.
2.4. De getuigen die naar aanleiding van de onder 2.1 hierboven bedoelde bewijsopdracht verklaringen hebben afgelegd, hebben voor zover van belang het volgende verklaard.
[getuige sub 1], directeur van [gedaagde]:
Persoonlijk weet ik niets van de vervoersovereenkomsten. De voormalig werknemers van KIA moeten daarvan op de hoogte zijn (…).
(op vragen van mr. Volker:).
(…) KIA produceerde voor KPS omdat de holding meerdere werkmaatschappijen heeft en elk zijn eigen taak heeft (…). KIA heeft een stuk of 40 werknemers. Van KPS ben ik de enige werknemer. De verkooponderhandelingen, offertes en contacten met afnemers verzorg ik in persoon. KPS kan mensen inlenen van andere werkmaatschappijen of derden. De onderhandelingen doe ik allemaal zelf; het gaat om twee of drie contracten per jaar.
U vraagt mij wie de cognossementen aan de afnemers stuurden. Ik neem aan dat KIA dat deed. Het vervoer wordt aan haar uitbesteed. Er is steeds sprake van twee overeenkomsten, de koopovereenkomst tussen KPS en de klant en de overeenkomst tussen KPS en KIA of een andere werkmaatschappij.
[getuige sub 2], manager (expediteur) bij CP Hacap:
De factuur aan KPS is gestuurd naar aanleiding van het feit dat KIA onze facturen niet kon voldoen. In het verleden gingen de rekeningen automatisch naar KIA. Ik had er nooit bij stil gestaan wie KPS en wie KIA was. Dat wisten wij ook niet. Op uw vraag waarom de facturen aanvankelijk naar KIA gingen antwoord ik dat er sprake is van een heel lange relatie waarin dit steeds gebeurde.
(op vragen van mr. Volker:)
Alle aanvragen gingen telefonisch en per E-mail; ze kwamen van de firma [gedaagde]. Er is nooit bezwaar gemaakt tegen de vermelding van KPS als consignor op het cognossement. Na de goedkeuring werden de cognossementen met alle documentatie naar [gedaagde] gestuurd.
[getuige sub 3], expediteur bij CP Hacap:
Wij werken altijd voor de firma [gedaagde], zolang als ik bij C.P. Hacap werk, nu een jaar of tien, elf. De facturen werden altijd naar dezelfde [gedaagde] firma gestuurd en wij wisten niet dat er nog meer firma’s waren. De E-mails kwamen van [gedaagde].com.
Wij kregen opdrachten van de firma [gedaagde] en ze namen als firma [gedaagde] de telefoon op.
De papieren worden bij ons opgemaakt aan de hand van de facturen en de cognossementen worden ter goedkeuring toegestuurd en als ze goedgekeurd zijn naar [gedaagde] gestuurd.
Naderhand zijn de facturen naar KPS gegaan omdat KIA niet betaalde. Daarom zijn ze verstuurd naar de afzender op het cognossement.
2.5. Geen van de getuigen rept over een overeenkomst tussen CP Hacap en KPS.
2.6. Uit de verklaringen van Den Hollander en Van Eekelen blijkt dat aan de zijde van CP Hacap gekozen is voor facturatie aan KPS op het moment dat KIA niet meer betaalde. Daargelaten dat er mogelijk sprake is geweest van een eerdere overeenkomst met KPS of met KIA die CP Hacap verplichtte tot facturatie aan KIA, is hier sprake van een niet op een overeenkomst met KIA of KPS gebaseerd handelen van CP Hacap.
2.7. In dit verband is het betoog van CP Hacap dat zij altijd heeft gemeend zaken te doen met de firma [gedaagde] en geen onderscheid maakte tussen KPS en KIA onbegrijpelijk. Los van het feit dat de mogelijkheid van verwarring tussen vennootschappen binnen het [gedaagde]-concern nog niet betekent dat CP Hacap zich niet behoeft te verdiepen in de vraag wie haar contractspartner is, blijkt immers uit de verklaringen juist dat er wel degelijk onderscheid gemaakt kon worden.
2.8. CP Hacap en KIA, stelt CP Hacap, “hebben géén aparte vervoerovereenkomst – naast het cognossement – gesloten waarin hun verhoudingen (…) zijn geregeld. De voorfase bestaat slechts uit een aanvraag en een boekingsbevestiging, waarna het cognossement is opgemaakt en goedgekeurd.” Ten onrechte stelt deze zin het cognossement met een overeenkomst gelijk. Belangrijker echter is dat uit deze stelling kan volgen dat de overeenkomst die ten grondslag lag aan het opstellen van het cognossement inderdaad, zoals KPS stelt, tot stand gekomen is tussen CP Hacap en KIA, niet tussen CP Hacap en KPS.
2.9. De conclusie moet zijn dat CP Hacap niet in haar bewijs geslaagd is en dat haar vordering, voor zover gegrond op KPS’ contractuele verplichting de facturen te voldoen, moet worden afgewezen.
2.10. Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen komt daarmee de ongerechtvaardigde verrijking als grondslag van de vordering aan de orde. De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 4.12 overwogen dat deze grondslag niet tot toewijzing van de vordering kan leiden. Er zijn nadien geen feiten of omstandigheden aangevoerd of gebleken die dit anders maken.
2.11. De vordering van CP Hacap zal dus worden afgewezen.
2.12. CP Hacap zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KPS worden begroot op:
- vast recht € 316,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.672,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt CP Hacap in de proceskosten, aan de zijde van KPS tot op heden begroot op € 1.672,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de tiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.