Parketnummer : 05/700012-10
Datum zitting : [nummer] september 2010
Datum uitspraak : 28 september 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
S.S.E.E. [slachtoffer1] en/of J.A.F. [slachtoffer2] en/of J.J.M. [slachtoffer3] en/of een of meer
ander(en) van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig
overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, als bestuurder van
zijn, verdachtes, auto, meerdere malen, althans eenmaal, vol gas, althans met
(hoge) snelheid op die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] en/of die [slachtoffer3] en/of die
andere perso(o)n(en) is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer1]
en/of die [slachtoffer2] en of die [slachtoffer3] en/of die andere perso(o)n(en) is gereden,
waardoor die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] werden geraakt, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk S.S.E.E. [slachtoffer1] en/of
J.A.F. [slachtoffer2] en/of J.J.M. [slachtoffer3] en/of een of meer ander(en) van het leven
te beroven, opzettelijk als bestuurder van zijn, verdachtes, auto, meerdere
malen, althans eenmaal, vol gas, althans met (hoge) snelheid op die [slachtoffer1]
en/of die [slachtoffer2] en/of die [slachtoffer3] en/of die andere perso(o)n(en) is
ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] en of die
[slachtoffer3] en/of die andere perso(o)n(en) is gereden, waardoor die [slachtoffer1]
en/of die [slachtoffer2] werden geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te Culemborg,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan S.S.E.E. [slachtoffer1]
en/of J.A.F. [slachtoffer2] en/of J.J.M. [slachtoffer3] opzettelijk en met voorbedachte rade
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk na kalm beraad en rustig
overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk
als bestuurder van zijn, verdachtes, auto, meerdere malen, althans eenmaal,
vol gas, althans met (hoge) snelheid op die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer3] is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer3] is gereden, waarbij/waardoor die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] werden
geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te Culemborg een busje traangas (CS Gas,
merk Defenol), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen auto (Fiat Punto, [nummer]) verbeurd wordt verklaard en het onder verdachte inbeslaggenomen busje traangas onttrokken zal worden aan het verkeer.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Beoordeeld dient te worden of het aangetroffen busje een verboden wapen is als bedoeld in artikel 2, onder 1, categorie II onder 6 van de Wet Wapens en Munitie. Hieronder valt ingevolge deze bepaling ‘een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen’. In het dossier bevindt zich voor de vaststelling of het aangetroffen busje als een soortgelijk voorwerp dient te worden aangemerkt, enkel een beschrijving van CS-gas op de internetsite ‘Wikipedia’. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke bron, hoewel in het maatschappelijk verkeer veelvuldig gebruikt als bron van informatie, gelet op de geringe mate van betrouwbaarheid voor de bewijsvoering in een strafproces niet kan worden gebezigd. Bij ontstentenis van enig ander bewijsmiddel waaruit de strafbaarheid van het voorhanden hebben van het aangetroffen busje blijkt, dient verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de navolgende feiten, die ook niet ter discussie hebben gestaan, worden vastgesteld
1. Op 1 januari 2010 rijdt verdachte in zijn Fiat Punto in de Diepenbrockstraat te Culemborg.
2. In zijn auto zitten naast verdachte als bestuurder, tevens: [naam1], [naam2], [naam3] en [naam4].
3. De voorruit van de auto van verdachte vertoont bij vertrek naar de Diepenbrockstraat een barst met uitlopers naar alle kanten.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van de bewezenverklaring
De officier neemt de objectief waargenomen gedragingen als uitgangspunt voor haar betoog dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere pogingen doodslag.
Volgens de officier van justitie kunnen op grond van de verklaringen van de getuigen en van forensisch bewijs de navolgende gedragingen van verdachte worden vastgesteld. Verdachte is met zijn auto naar de Diepenbrockstraat gereden en daar, net voorbij de kruising met de Wagenaarstraat, heeft hij zijn auto schuin de stoep op gestuurd waar [slachtoffer3] stond, die net op tijd opzij kon springen waardoor hij niet is geraakt door de auto. Vervolgens is verdachte gestopt, schuin achteruitgereden de Wagenaarstraat in waarnaar hij tot twee keer toe, schuin recht-vooruit richting de tuin van de [adres] heeft gestuurd, waar [slachtoffer1] en [slachtoffer2] stonden. De eerste keer raakt hij het hek en de tweede keer komt hij voor de voorgevel van het huis tot stand. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] konden door weg te rennen aan de auto ontkomen, maar werden wel geraakt.
Bovenstaande objectief waargenomen gedragingen, aldus de officier van justitie, kunnen, gezien de andere omstandigheden: droog weer, de straatverlichting brandde en de auto verkeerde rijtechnisch in goede staat, niet anders betekenen dan dat verdachte de opzet heeft gehad om eerst [slachtoffer3] en daarna [slachtoffer1] en [slachtoffer2] aan te rijden. Verdachte was immers boos vanwege zijn kapotte voorruit en wilde verhaal halen. Nu het gaat om een auto (een sterke verkeersdeelnemer) en personen (zwakke verkeersdeelnemers) bestond de kans dat zij vermorzeld zouden raken door de auto of klemgereden tussen de auto van verdachte en andere objecten in de straat, en derhalve de kans op de dood. De tenlastegelegde voorbedachte rade acht zij niet bewezen. Weliswaar acht de officier bewezen dat verdachte naar de Diepenbrockstraat is gereden om verhaal te halen; op welke wijze dit zou gebeuren kan niet worden ingevuld, waardoor dit bestanddeel van het primair tenlastegelegde volgens haar niet bewezen kan worden
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat verdachte zonder enige bijbedoelingen met zijn auto in de Diepenbrockstraat reed. Hij had uitdrukkelijk niet de opzet om zichzelf, de inzittenden in zijn auto of omstanders in de Diepenbrockstraat (zwaar) te verwonden of te doden.
De verdediging betoogt onder aanhaling van vele citaten uit arresten van de Hoge Raad dat slechts sprake is geweest van gevaarzettend rijgedrag van verdachte in de zin van artikel 5 Wegenverkeerswet. En dit gedrag valt hem niet te verwijten nu zijn auto met stenen werd bekogeld. Dat dat zo was volgt uit de verklaringen van verdachte en de andere inzittenden in de auto. De verklaringen van de getuigen die zich in de Diepenbrockstraat bevonden, dat er niet met voorwerpen is gegooid naar de auto van verdachte, zijn ongeloofwaardig.
Vrijspraak dient te volgen, aldus de verdediging.
Bij de boordeling van de vraag wat bewezen kan worden stelt de rechtbank het navolgende voorop.
Reden om naar de Diepenbrockstraat te rijden.
Verdachte en de inzittenden in de Fiat Punto van verdachte hebben tegenover de
politie het volgende verklaard:
Verdachte verklaart dat hij thuis kwam van het stappen en zag dat de voorruit van zijn auto beschadigd was. Via via hoorde hij dat waarschijnlijk Molukse jongens dat gedaan hadden. Ook hoorde hij dat een Marokkaanse man in diens woning was geslagen door Molukse mannen . Hij wilde verhaal halen en is met zijn auto en vier inzittenden naar de Molukkenwijk gereden.
[naam4] heeft verklaard dat een Marokkaanse man was geslagen en ze naar de Diepenbrockstraat, een Molukse straat, gingen om verhaal te [verdachte] was de initiatiefnemer; wij gingen mee omdat hij anders alleen was gegaan.
[naam2] heeft verklaa[verdachte] boos was en dat er geroepen werd dat men naar de Molukkenwijk wilde. Hij stapte achterin de Fiat om mee te helpen als er problemen kwamen. Verdachte reed naar de Diepenbrockstraat omdat daar altijd Molukkers zijn. Ze gingen naar de Diepenbrockstraat om verhaal te halen, dat hadden ze afgesproken.
[naam3] heeft verklaa[verdachte] had gehoord dat de schade aan zijn auto aangericht was door Molukkers. Hij wilde naar de Molukse wijk om te vragen waarom zijn auto vernield was. Hij zet tegen ons dat “hij verhaal wilde maken daar”. [verdachte] was boos.
Gehoord bij de rechter-commissaris hebben voornoemde getuigen hun verklaring over verhaal halen “ingetrokken” en ook verdachte heeft later bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij gewoon maar een rondje wilde rijden.
De rechtbank gaat echter uit van boven aangehaalde verklaringen van de getuigen afgelegd bij de politie en de eerste verklaring van verdachte. Het is onaannemelijk dat men om 04.00 uur ’s nachts/’s ochtends na een avond stappen nog zomaar een rondje gaat rijden. En toen de getuigen en verdachte hun verklaringen aflegden voor de politie was de implicatie van “verhaal halen”, namelijk dat zich dat in de verdenking van verdachte tegen hem zou kunnen gaan keren, nog niet duidelijk. Later wel, wat verklaart waarom de getuigen voor de rechter-commissaris ineens niet meer spreken over “verhaal halen”.
Een en ander houdt in dat de rechtbank vaststelt dat verdachte toen hij naar de
Diepenbrockstraat reed boos was en verhaal wilde halen voor de schade die –naar hij meende- door Molukkers was aangericht aan zijn auto, en omdat of dit terwijl hij wist dat –zijn eigen verklaring- er die avond al een en ander was gebeurd, waaronder het in elkaar slaan van een Marokaanse man. Wat dat verhaal inhield is onduidelijk gebleven.
Is er met stenen gegooid?
Verdachte en de inzittenden in de Fiat Punto van verdachte:
Verdachte heeft achtereenvolgens verklaard dat hij door de straat (rb: bedoeld wordt
de Diepenbrockstraat) reed en een steen tegen de auto kreeg ; dat hij in de Diepenbrockstraat mensen op straat zag staan – 5 a 6 aan de rechterzijde van de straat ter hoogte van de Wagenaarstraat en aan de linkerzijde een aantal personen- en een harde klap op zijn auto hoorde en glasgerinkel; er werd met stenen op zijn auto gegooid, ter hoogte van de Wagenaarstraat; hij kreeg nog stenen op de ruit toen hij achteruit reed, de Wagenaarstraat in, om te keren.
[naam4] heeft verklaard dat toen ze ter hoogte van de woning waren, waarvan ze in de tuin zijn beland, er een baksteen door de ruit van het portier aan de bestuurderszijde vloog.
[naam2] heeft verklaard dat hij toen ze bij de Wagenaarstraat kwamen net voorbij de Wagenaarstraat mensen op straat zag staan. Hij zag en hoorde dat toen door die personen stenen tegen de auto werden gegooid; deze gingen door de zijruiten en de achterruit; de steen door de achterruit raakte zijn rug.
[naam3] heeft verklaard dat zij ter hoogte van de Wagenaarstraat van alle kanten bekogeld werden met bakstenen. Er ging een steen van links door de ruit.
Onderzoek in en aan de auto
Dit onderzoek, neergelegd in het Verkeersongevallenanalyserapport van 12 januari 2010, heeft opgeleverd dat er een deuk in het rechtervoorportier van de auto zat welke veroorzaakt is door een steen en dat zich op de vloer voor de passagiersstoel een klinker bevond en tussen de beide voorstoelen een deel van een trottoirtegel , alsmede dat van de beschadigingen aan de voorruit van de Fiat er twee steengruis/zand bevatten .
Op grond van de verklaringen van bovenstaande getuigen en het verkeerongevallenanalyserapport, wordt vastgesteld dat er in de Diepenbrockstraat, bezien vanuit de rijrichting van verdachte iets voorbij de Wagenaarstraat aan beide zijde mensen stonden en dat de auto van verdachte terwijl deze zich voor de Wagenaarstraat bevond, bekogeld werd met stenen, waarbij in ieder geval een steen door een ruit van de auto is gegaan .
De verklaringen van de gehoorde Molukkers die zeggen getuigen te zijn geweest van de onderhavige gebeurtenissen in de Diepenbrockstraat in de nacht/ochtend van 1 januari 2010 dat de auto waarin verdachte reed niet met stenen is gegooid, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Ze hebben er immers alle belang bij - gezien de voortdurende onmin tussen de Marokkanen en de Molukkers- om hun eigen aandeel in de geweldsspiraal te minimaliseren.
Aangevers en andere aanwezigen in de Diepenbrockstraat hebben hierover het navolgende verklaard:
Hierbij stelt de rechtbank voorop dat zij de stempels die de getuigen in hun verklaringen hebben geplakt op het rijgedrag van verdachte zoals “bewust”, “moedwillig” opzettelijk” buiten beschouwing laat; dat zijn immers hun conclusies en het is juist aan de rechtbank om te beoordelen of sprake was van opzet van verdachte).
[slachtoffer3] heeft verklaard dat de auto aan het begin van de straat even stilstond en dat de snelheid van de auto ongeveer drie meter voor de verkeersdrempel omhoog ging en dat de auto toen recht op hem af kwam. Hij stond op dat moment op de stoep op de kruising van de Wagenaarstraat met de Diepenbrockstraat. Hij moest opzij springen om niet aangereden te worden, hij viel en brak daarbij zijn middenhandsbeentje. De auto stopte pas nadat hij opzij was gesprongen. De auto reed toen achteruit en probeerde een vriend van hem te raken. Daarna reed de auto weer achteruit, gaf gas en reed zo de tuin van de [adres] in, waar [slachtoffer1] en [slachtoffer2] stonden.
[slachtoffer1] heeft verklaard dat de auto met ongeveer 50 tot 60 km/u de richting van de Molukkers uitreed, even remde en vervolgens optrok richting [slachtoffer3]. Als hij niet opzij was gesprongen, was hij aangereden. Vervolgens werd het stuur omgegooid en reed de auto zonder snelheid te minderen hun tuin in. Daarna reed de auto even naar achter en vervolgens weer vooruit de tuin in. Toen werd zij geraakt.
[slachtoffer2] heeft verklaard dat de auto met piepende banden de straat in reed en met vol gas op [slachtoffer3] inreed en pas remde nadat de auto voorbij [slachtoffer3] was. De auto reed toen achteruit de kruising op en reed vol gas op [slachtoffer1] en hem af. De auto reed toen weer achteruit en reed weer in volle vaart op de tuin af, waardoor hij vast kwam te zitten tussen het hek en de bumper van de auto. Zijn linkerbeen bleek gekneusd te zijn.
[getuige1] (de vader van [slachtoffer1]) heeft verklaard dat hij binnen zat toen hij gegil hoorde. Hij keek via de deuropening naar buiten en zag een Fiat Punta. De koplampen schenen recht op de deur (rb: van zijn woning aan de Diepenbrockstraat [nummer], pg 233). Hij hoorde en zag dat de auto met veel gas optrok en hard in de richting van zijn huis reed. Hij hoorde klappen en de auto reed dwars door het hek. Zijn hek was vervormd toen hij de auto voor de eerste keer zag.
[getuige2] heeft verklaard dat hij buiten op (Diepenbrock)straat stond. Hij zag een auto de straat inrijden. De auto gaf gas en reed op [slachtoffer3] af die net op tijd weg kon springen. De auto reed achteruit en weer vooruit (nu om [naam]] te raken, lukte niet), waarna de auto terugdraaide en het hek van nr [nummer] ramde waardoor [slachtoffer1] en [slachtoffer2] tegen de woningpui werden gereden.
[getuige3] heeft verklaard dat hij een auto zag rijden, die eerst midden op straat reed en toen naar rechts stuurde naar de plek waar [slachtoffer3] stond, die opzij moest springen om niet geraakt te worden. De auto reed toen achteruit en daarna vooruit en kwam tegen het tuinhek van nr. [nummer] tot stilstand. Vervolgens reed de auto weer achteruit, kwam tot stilstand en reed richting nr. [nummer], dwars door het hek heen. Hij zag [slachtoffer1] door de lucht vliegen.
[getuige4] heeft verklaard dat ze die nacht [slachtoffer3] aan de overkant van de straat zag staan. Ze hoorde achter haar een auto rijden; de auto gaf veel gas en reed een beetje slingerend. In de buurt van [slachtoffer3] reed de auto ineens recht op hem af, [slachtoffer3] sprong opzij anders was hij onder de wielen van de auto gekomen. De auto reed achteruit en vervolgens vol gas richting nr. [nummer] waardoor hij tegen het hek botste. Daarna reed de auto weer achteruit en vooruit richting nr. [nummer] waar hij in de tuin tot stilstand kwam.
[getuige5] heeft verklaard dat zij een auto hard hoorde komen aanrijden, uit het raam keek (rb: Diepenbrockstraat [nummer], pg 282) en zag dat een auto vanaf de stoep naar voren en naar achteren reed en uiteindelijk in de tuin van nr. [nummer] belandde. Toen de auto de tuin inreed zag zij [slachtoffer2] over haar tuinhek vliegen.
Op grond van bovenstaande verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte met
zijn auto bij de kruising Diepenbrockstraat en Wagenaarstraat schuin de stoep op is gereden waar [slachtoffer3] stond, op de stoep gestopt is en achteruit de Wagenaarstraat in is gereden. Vervolgens is hij schuin vooruit gereden en tegen het tuinhek van Diepenbrockstraat nr. [nummer] aangereden, achteruit gereden en wederom vooruit, de tuin van Diepenbrockstraat nr. [nummer] in en tot stilstand gekomen voor de voorgevel van dat huis. De tweede keer heeft hij met zijn auto [slachtoffer1] en [slachtoffer2] geraakt. [slachtoffer2] liep daarbij een gekneusd linkerbeen op en [slachtoffer1] een wondje op haar scheenbeen. Verdachte heeft bij al zijn acties hoorbaar gas gegeven.
Van het bovenstaande heeft verdachte enkel betwist dat hij twee keer heeft ingereden op de tuin van nr. [nummer]. De rechtbank acht evenwel bewezen dat zulks wel het geval is op grond van de verklaringen van de aangevers en de omwonenden.
Verdachte en de inzittenden van de Fiat hebben het volgende verklaard:
Verdachte heeft verklaard dat hij zo verschrikkelijk schrok (van de steen tegen zijn auto) dat hij met de auto in de tuin terecht kwam; hij kreeg een aanrijding , en dat hij toen hij de stenen op de ruit kreeg, stopte en weg wilde, niet recht doorrijden want daar stonden mensen, maar teruguit rijden om terug te gaan in de richting waar hij vandaan kwam; hij wilde achteruit rijden, de Wagenaarstraat in om op die manier te keren en terug te rijden in de richting van de Mendelssohnlaan , en hij was in blinde paniek .
[naam4] heeft verklaard dat er paniek in de auto ontstond toen er een baksteen door de ruit naar binnen kwam en dat verdachte wilde keren en op straat draaide.
[naam2] heeft verklaard dat toen er stenen werden gegooid hij is gaan liggen en het hoofd beschermd heeft; er was paniek in de auto en even later stond de auto stil in een tuin, en dat [verdachte] uit angst een huis in reed.
[naam3] heeft verklaard dat hij zijn hoofd met zijn armen heeft afgeschermd (rb: nadat de auto van alle kanten met bakstenen werd bekogeld) en hij toen niet meer goed kon zien wat er gebeurde. In de auto werd geroepen dat ze weg moesten rijden, dat er gas gegeven moest worden en dat hij voelde dat verdachte toen voor- en achteruit reed.
Op grond van bovenstaande verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte weg wilde vanwege de stenen die naar de auto werden gegooid en er voor koos om in de Diepenbrockstraat te keren door eerst achteruit de Wagenaarstraat in te rijden en met een draai terug te keren naar van waar hij gekomen was. Hij wilde niet rechtdoor rijden omdat er daar-aan weerszijde van de weg- mensen stonden. Verdachte handelde in paniek en beheerste zijn auto niet meer.
De vraag is of verdachte met zijn rijgedrag de volle opzet heeft gehad om de aangevers te doden, zoals de officier van justitie heeft gesteld. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Immers, de uiterlijke verschijningsvorm van het rijgedrag van verdachte: het schuin vooruit rijden in de richting van [slachtoffer3], het achteruit rijden de Wagenaarstraat in en dan tot twee maal toe vooruit, verenigt zich ook met de lezing van verdachte dat hij hoe ook wilde wegkomen door terug te draaien in de richting van waaruit hij was gekomen.
De vraag is vervolgens, of verdachte, door zijn rijgedrag bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de slachtoffers dodelijk zou treffen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De rechtbank stelt voorop dat een auto in het verkeer een potentieel moordwapen is. Door in een panieksituatie te gaan rijden met een auto waarover men op dat moment geen beheersing had en waarvan het zicht door de voorruit op dat moment beperkt was, en wel in een straat waar op dat moment diverse voetgangers aanwezig waren, bestaat de aanmerkelijke kans dat verdachte met die auto één of meer voetgangers zou aanrijden. De kans dat een voetganger door een dergelijke aanrijding zou komen te overlijden, is eveneens aanmerkelijk. Dit geldt voor [slachtoffer3] en te meer, - zoals in het geval van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] - wanneer een voetganger zich bevindt vóór een gevel waartegen men geplet kan worden en men door de aanwezigheid van hekken of andersoortige obstakels beperkt is in de vluchtmogelijkheden. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte met zijn rijgedrag het voorwaardelijk opzet heeft gehad om de aangevers van het leven te beroven. Dat verdachte heeft gehandeld in paniek, doet hieraan niet af.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat het rijgedrag van verdachte anders dan de raadsman heeft gesteld, naast het gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5 Wegenverkeerswet, ook inhoudt voorwaardelijk opzet op de dood.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte rade bij verdachte. Ten eerste niet, omdat –zoals reeds overwogen- niet duidelijk is geworden wat het verhaal halen inhield, toen ze naar de Diepenbrockstraat reden, en ten tweede, voor zover het gaat om de vraag of verdachte toen hij de aanmerkelijke kans aanvaardde omstanders te zullen treffen hierin met voorbedachten rade heeft gehandeld niet omdat niet vastgesteld kan worden dat verdachte, nadat zijn stenen door stenen werd getroffen, enig moment van beraad heeft genomen voorat hij wegreed zoals door de rechtbank is vastgesteld.
De rechtbank acht derhalve de poging doodslag op J. [slachtoffer3], J. [slachtoffer2] en S. [slachtoffer1] wettig en overtuigend bewezen.
Het feit is strafbaar.
Bovenstaande overwegingen houden in dat de rechtbank vrij zal spreken van het primair tenlastegelegde en wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk S.S.E.E. [slachtoffer1] en
J.A.F. [slachtoffer2] en J.J.M. [slachtoffer3] van het leven te beroven, opzettelijk als bestuurder van zijn, verdachtes, auto, meerdere malen, met (hoge) snelheid in de richting van die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] en die [slachtoffer3] is gereden, waardoor die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] werden geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging doodslag, meermalen gepleegd
5. De strafbaarheid van verdachte
De verdediging stelt dat het rijgedrag niet aan verdachte te verwijten valt; hij is daarom niet strafbaar. De raadsman laat het aan de rechtbank onder welk juridisch leerstuk de gebeurtenissen dienen te worden ondergebracht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie betoogt dat een mogelijk beroep door verdachte op psychische overmacht en/of noodweer niet kan slagen. Het objectief waargenomen rijgedrag van verdachte past niet bij de door hem gestelde blinde paniek tengevolge van de stenen die naar zijn auto werden gegooid. En zo verdachte al gehandeld heeft in blinde paniek/noodweer situatie dan is er sprake van culpa in causa. Hij heeft de –ontstane- overmacht/noodweer-situatie zelf opgezocht.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de auto van verdachte, waarmee hij door de Diepenbrockstraat reed, met stenen werd bekogeld, op zichzelf een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de auto en de inzittenden -waaronder verdachte- oplevert.
1. Aan verdachte komt evenwel geen geslaagd beroep op noodweer toe, omdat hij zich willens en wetens heeft begeven in een situatie waarin een agressieve reactie van de inwoners van de Diepenbrockstraat alleszins was te verwachten. Immers, uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte, terwijl hij boos was, bewust met zijn vrienden naar de Diepenbrockstraat is gereden om verhaal te gaan halen over de vernieling van zijn auto en de eerdere incidenten die zich die avond hadden voorgedaan tussen Molukkers en Marokkanen in de wijk Terweijde in Culemborg. Hij wist dat in de bewuste straat veel Molukkers woonden en dat hij derhalve de meeste kans liep in die straat Molukkers te treffen, hetgeen ook zijn bedoeling was. Hij wist dat de Molukkers die avond boos waren en reeds eerder die avond gewelddadig gedrag hadden vertoond richting een of meer Marokkanen.Verdachte is desondanks in zijn auto gestapt en naar die straat gereden.
2. Bovendien is hij in een auto gestapt waarvan de voorruit al beschadigd was. Verdachte kon weliswaar nog wel over de beschadiging heenkijken, maar het zicht was dusdanig belemmerd, dat verdachte geen vrij zicht meer had op hetgeen zich voor de auto zou plaatsvinden. Verdachte nam voorts bewust 4 personen mee in de kleine auto, waardoor ook te voorzien was dat de auto minder wendbaar zou zijn in geval van nood. Onder deze genoemde omstandigheden kon verdachte dan ook zeer wel verwachten dat verdachte met zijn (provocerende) aanwezigheid agressief en gewelddadig gedrag zou uitlokken bij de Molukkers en dat hij met zijn gehavende en zwaar beladen wagen niet op een veilige manier aan dat geweld zou kunnen ontkomen. Verdachte heeft willens en wetens het risico genomen dat zijn auto onbeheersbaar werd.
3. Op grond van het bovenstaande komt verdachte dan ook niet met vrucht een beroep op noodweer toe. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 10 augustus 2010; en
• een brief van de Reclassering Nederland, gedateerd 19 februari 2010, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat op basis van de ernst van de bewezenverklaarde feiten een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Het feit heeft een grote impact gemaakt op de slachtoffers en de wijk Terwijde. Juist het moment waarop het feit plaats heeft gevonden was de situatie in Culemborg al gespannen. Verdachte heeft bewust de confrontatie opgezocht en geprovoceerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Verdachte heeft, toen er al langere tijd spanningen bestonden tussen de Molukse en Marokkaanse gemeenschap, en die avond al een reeks van ernstige incidenten tussen beide groepen had plaatsgevonden, door zijn gedrag wederom bijgedragen aan de verdere escalatie van de problematiek. Door zich met een groep Marokkanen in een Molukse wijk te begeven heeft hij doelbewust en provocerend gehandeld. Hij heeft met zijn rijgedrag Molukkers blootgesteld aan dodelijk treffen.
Daar staat tegenover dat na dit gebeuren verdachte en de inzittenden door de aanwezige Molukkers in de Diepenbrockstraat ten prooi zijn gevallen aan grof geweld.
Een en ander tegen elkaar afgewogen is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf passend is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een duur die lager zal zijn dan die door de officier van justitie is geëist. Een deel van deze gevangenisstraf zal gelet op het feit dat verdachte zich voor de eerste maal schuldig maakt aan een geweldsmisdrijf voorwaardelijke worden gesteld opdat hij zich in het vervolg rekenschap zal geven van de gevolgen van zijn handelen.
Een deel van de aangevers zwijgt uitdrukkelijk over dit deel van de gebeurtenissen die avond waarvan niet ontkent kan worden dat het niet heeft plaatsgevonden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 55, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt vrij van het onder 2 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achtien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een busje traangas Defenol CS.
Beveelt verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een auto (Fiat Punto, [nummer]).
mr. M.M.L.A.T. Doll, als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. M.S.T. Belt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr E. Stevens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2010.