zaakgegevens 589053 \ CV EXPL 09-256 \ 282fh
625281 \ CV EXPL 09-5202 \ 282fh
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Transportgroep Brummen B.V.
gemachtigde mr. J. Mulder
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Klok Logistics Nederland B.V.
gemachtigde mr. J. Mulder
Partijen worden hierna KAV, Brummen en De Klok genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt in de zaak met nummer 589053 \ CV EXPL 09-256 (KAV - Brummen) uit:
- het griffie-exemplaar van het vonnis in het vrijwaringsincident van de kantonrechter van 2 oktober 2009 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlaten producties van KAV;
en in de zaak met nummer 625281 \ CV EXPL 09-5202 (KAV - De Klok) uit:
- een authentiek afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 10 juni 2009 onder zaak-/rolnummer 184569 / HA ZA 09-839 en het daarin genoemde gedingstuk;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlaten producties van KAV.
2. de zaak met nummer 625281 \ CV EXPL 09-5202 (KAV - De Klok)
2.1.1. KAV, die haar bedrijf maakt van het verhuren van motorvoertuigen, heeft in oktober 2007 een trekker-/opleggercombinatie (verder te noemen: de combinatie) verhuurd voor de periode van 30 oktober 2007 tot 28 januari 2008. In een tweetal onderhandse akten van 29 oktober 2007, getiteld “Verhuurcontract” (waarvan de ene akte de trekker en de andere de oplegger betreft), is Brummen als huurder vermeld. In die akten worden de algemene voorwaarden die op de achterkant ervan zijn afgedrukt, van toepassing verklaard.
2.1.2. Op 26 januari 2008 stond de combinatie geparkeerd bij het loodsencomplex van De Klok in Nijmegen in verband met de bedrijfsvoering van De Klok. Op die dag is de combinatie bij een grote brand in dit complex geheel verloren gegaan.
2.1.3. In een nieuwsbericht op www.logistiek.nl van 28 januari 2008 stond onder meer te lezen:
“De Klok Logistics in Nijmegen wil ondanks de grote schade aan de magazijnen vandaag weer in bedrijf zijn. Volgens directeur [naam directeur] zijn er veel vrachtauto’s gered en wordt er een nieuw computersysteem in gebruik genomen. Bij de grote brand is 9.000 vierkante meter opslagruimte met daarin papier en textiel in de as gelegd.”
2.1.4. In opdracht van de brandverzekeraar van De Klok heeft het schade-expertisebureau Lengkeek, Laarman & De Hosson te Zwolle de gevolgen van de brand in kaart gebracht. Dit bureau heeft op zijn beurt Gorissen & Van der Zande Schadeonderzoek te Tilburg ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak en het verloop van de brand. Gorissen & Van der Zande schrijft in een rapport van 10 maart 2008 onder meer:
Ten gevolge van de brand gingen de opslagloods, de kantoren/kantine, de sorteerloods en de routeloods geheel verloren (foto's 2 t/m 8). Alleen de tapijtloods en de aangrenzende koploods bleven voor het vuur gespaard (foto's 9 t/m 11).
In de door het vuur getroffen gedeelten werd alles integraal vernietigd. De staalconstructies van de loodsen verweekten onder invloed van de hitte en zakten in (foto's 13 en 14 (respectievelijk de opslagloods en de routeloods)). Daardoor stortte ook een deel van de gevels in.
De verdiepingsvloer in dat deel van de opslagloods met op de 1e etage de kantoren stortte naar beneden (foto 15). Ook het dak boven dit deel stortte grotendeels in.
Aan de zijde van de Cargadoorweg stond een aantal uitgebrande voertuigen tegen de gevel van de opslagloods (foto 4). Verder werden overal rondom het pand (verplaatste) voertuigen met ingeslagen ruiten aangetroffen. Deze voertuigen werden tijdens de brand in veiligheid gebracht door brandweer en inmiddels gearriveerd personeel.
5.2 Plaatsbepaling ontstaan
Gelet op het aangetroffen brandbeeld kon technisch niet worden bepaald waar de brand ontstond. De vernietiging was daarvoor in het gehele gebied te groot en te integraal.
Omdat ook de brandmeldcentrale in het pand door het vuur werd vernietigd kon niet worden vastgesteld welke sensor(en) de eerste alarmmelding(en) genereerde om aan de hand daarvan de plaats van ontstaan te herleiden.
Aan de hand van de lijst met alarmregistraties van het inbraakdetectiesysteem en de waarnemingen van brandweer en getuigen kon worden vastgesteld dat de brand in ieder geval ontstaan was in de opslagloods.
De brandweer kon in eerste instantie nog door de NPD-, de route-, de sorteer- en de tapijtloods lopen, op zoek naar de brand. Ook was personeel van verzekeringnemer nog in het kantoor geweest om een aantal sleutels te pakken voor de vrachtwagens die rondom het pand stonden.
De exacte plaats van ontstaan van de brand in de opslagloods kon niet meer worden vastgesteld. Dit vanwege de enorme vuurvernietiging en het integrale brandbeeld.
Gelet op (het ontbreken van) meldingen van het inbraakdetectiesysteem kan worden gesteld dat de brand zeer waarschijnlijk ontstond in het midden deel van de opslagloods (foto 1 omcirkelde deel).
Het is het meest waarschijnlijk dat de brand ontstond In het middenstuk van de opslagloods (foto's 1 en 16), in het gebied grenzend aan het opslagdeel onder de kantoren (zie ook de bijgevoegde schets)
Een exactere plaats van ontstaan kon helaas niet worden vastgesteld.
Het aangetroffen brandbeeld laat zich geheel verklaren aan de hand van een ontstaan in het middenstuk van de opslagloods.
Vanaf die plek breidde het vuur zich in eerste instantie uit naar de goederen opgeslagen in dat deel van de opslagloods, om zich vervolgens over de hele loods te verspreiden. Nadat de brandweer zich uit veiligheidsoverwegingen uit de NPD- en sorteerloods terugtrok kon het vuur zich uitbreiden naar de andere loodsen.
Voor zover uit de verkregen gegevens bekend is geworden is er tussen de automatische melding van de brand en de uiteindelijke constatering van de brand ongeveer 17 minuten gelegen (respectievelijk 13.32 en 13.49 uur). Gelet op het feit dat de brandweer om 13.41 uur ter plaatse kwam, moet worden geconcludeerd dat zij pas 8 minuten later de brand constateerde.
Voordat het brandmeldsysteem een alarm genereerde was, gelet op de grootte en hoogte van de opslagloods, waarschijnlijk al sprake van een brand die enkele minuten daarvoor ontstond en zich al fors aan het ontwikkelen was.
Vervolgens is er 17 minuten gelegen tussen de melding en het daadwerkelijk aantreffen van de brand.
Gelet op die verstreken tijd is het te verklaren waarom de brandweer bij aantreffen met een reeds volledig tot ontwikkeling gekomen brand werd geconfronteerd.
Vooralsnog werden er geen aanwijzingen gevonden voor het (on)bevoegd betreden van het pand door een persoon. Door het inbraakdetectiesysteem werden voorafgaand aan de brand namelijk geen alarmmeldingen gegenereerd.
Op het moment dat de brandweer ter plaatse kwam werd een hermetisch gesloten pand aangetroffen en was er buiten het pand niets te zien van vuur of rook.
Naar de mening van rapporteur kan dan ook vrijwel zeker worden uitgesloten dat de brand het gevolg is van het al dan niet opzettelijk bijbrengen of achterlaten van open vuur in welke vorm dan ook.
6.2 Meest waarschijnlijke oorzaak
In de opslagloods werd gebruik gemaakt van elektrisch aangedreven heftrucks en dito pompwagens. De oplaadapparatuur daarvan stond in het middelste deel van de opslagloods nabij/tegen de tussenwand met het opslagdeel onder de kantoren. (foto's 1 en 16).
Bij de resten van de laders werden ook de resten van de voertuigen aangetroffen (foto's 17 en 18). Elders in de opslagloods werd aan de zijde van de Cargadoorweg nog het restant van een elektrische hoogwerker aangetroffen (foto 19). Bij deze hoogwerker stond geen lader in de buurt.
Tussen de overheaddeur en de loopdeur aan de zijde van de kantooringang werd het restant van computerapparatuur en een kabelhaspel aangetroffen (foto's 20 en 21). Van de monitor en printer resteerde nagenoeg niets meer (foto 22). De situatie rondom de computerapparatuur was voor de brand zeer waarschijnlijk gelijk aan een situatie zoals aangetroffen in de tapijthal (foto 23).
De ervaring leert dat dit soort apparatuur na werktijd niet uitgeschakeld wordt maar op stand-by gaat. Het is dan ook aannemelijk dat dit bij verzekeringnemer ook het geval was.
De meest waarschijnlijke oorzaak voor het ontstaan van de brand is, naar de mening van rapporteur, dan ook gelegen in een elektrische. Daarbij kan gedacht worden aan o.a.:
- een mankement in één van de acculaders;
- een elektrisch defect in de computerapparatuur
- een defect in de elektrische onderverdeelinrichting die in de opslagloods gemonteerd was;
- een mankement in de vaste elektrische installatie.
De oorzaak voor het ontstaan van de brand is niet vastgesteld kunnen werden. Daartoe was de vernietiging aan de opslagloods en de daarin aanwezige goederen te groot.
Wel werd duidelijk dat de meest waarschijnlijke oorzaak is gelegen in een technische, zeer waarschijnlijk een elektrische.
Door ons zijn de tijden van de lijst met alarmregistraties omgezet naar de tijd van de brandweer. Dit vanwege het tijdverschil van 3 minuten. Vervolgens blijkt het volgende:
13.32 uur: automatische brandmelding
13.35 uur: brandweer belt met de PAC i.v.m. een sleutelhouder
13,41 uur: brandweer ter plaatse
13.46 uur: brandweer in de loods (omgeving sorteerloods / kantine)
13.49 uur: brandweer loopt richting tapijtloods en treft de brand in de opslag loods aan waarna wordt opgeschaald naar middelbrand
13.54 uur: brandweer forceert de overheaddeur en wordt met vallende, brandende plafondplaten e.d. geconfronteerd
13.58 uur: brand wordt uitslaand, tweede voertuig komt ter plaatse en het sein grote brand wordt gegeven.
14. RESUME / SLOTOPMERKINGEN
· De brand ontstond in de opslagloods van het pand en breidde zich vervolgens uit naar de kantoren op de 1e etage en uiteindelijk ook naar de kantoren en kantine op de begane grond, de sorteer- en de routeloods.
· Ten gevolge van de brand ging het grootste deel van het pand verloren inclusief alle goederen die binnen stonden. In de rest van het pand ontstond een zeer grote rook- en roetschade.
· Bij de brand ging ook een aantal bestel- en vrachtauto's in vlammen op. Van andere vrachtwagens in gebruik bij verzekeringnemer werden ruiten vernield om de auto's bij het pand weg te kunnen rijden.
· De exacte plaats van ontstaan van de brand kon niet warden vastgesteld, Daarvoor was de vernietiging te groot en te integraal. Zeer waarschijnlijk ontstond de brand ergens in het middenstuk van de opslagloods.
· De oorzaak van de brand kon niet worden vastgesteld. Er werden geen aanwijzingen gevonden die duiden op het al dan niet opzettelijk bijbrengen of achterlaten van open vuur in welke vorm dan ook.
· Op basis van het elimineren van andere oorzaken is de meest waarschijnlijke oorzaak gelegen in een elektrisch defect of mankement. Waar zich dit voordeed kon niet worden vastgesteld. In het betreffende gebied stonden diverse aangesloten acculaders en computerapparatuur. Ook was er een onderverdeelinstallatie van de vaste elektrische installatie.
· Het alarmsysteem heeft, voor zover nu bekend, goed gefunctioneerd. De brand kon zich echter fors ontwikkelen doordat de brandweer na het ter plaatse komen nog 8 minuten nodig had om de brand te localiseren, mede omdat het signaleringsplateau werd genegeerd.
· Uiteindelijk is tussen de melding en de ontdekking van de brand zo'n 17 minuten gelegen. Mede aan de hand van die tijd is te verklaren waarom de brandweer met een reeds fors ontwikkelde brand geconfronteerd werd.
· Had de brandweer na binnenkomst direct op het signaleringstableau gekeken, was direct duidelijk geworden waar de brand woedde. Mogelijk dat het op dat moment nog wel mogelijk was geweest om een binnenaanval in de opslagloods uit te voeren, met misschien een kleinere uiteindelijke schade tot gevolg.
· In overleg met u is besloten om geen nader onderzoek in te stellen en rapport op te maken. Mocht een nader onderzoek gewenst zijn, vernemen wij dat graag van u.
· Van de ter plaatse aangetroffen situatie werd een groot aantal digitale foto’s gemaakt. Een aantal hiervan is in een fotomap verwerkt die als bijlage bij dit rapport is gevoegd.”
2.2. De vordering en het verweer
2.2.1. KAV vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, De Klok zal veroordelen tot betaling van:
1. € 23.109,24 minus € 1.000,- ter zake van de schade aan de trekker;
2. € 3.243,- ter zake van de bedrijfsschade doordat zij tijdens de vervangingsduur daarvan geen trekker als de onderhavige heeft kunnen verhuren;
3. € 28.571,43 ter zake van de schade aan de oplegger;
4. € 3.243,- ter zake van de bedrijfsschade doordat zij tijdens de vervangingsduur daarvan geen oplegger als de onderhavige heeft kunnen verhuren;
5. € 155,46 ter zake van de kosten van expertise;
6. € 8.725,- ter zake van kosten van incasso buiten rechte;
7. de wettelijke rente vermeerderd met twee procentpunt, althans de wettelijke rente, over het bedrag van € 58.166,67 vanaf 15 mei 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
8. de kosten van het geding.
2.2.2. De vordering is - tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten - gegrond op de stelling dat De Klok aansprakelijk is als bezitter en/of bedrijfsmatige gebruiker van het zeer brandgevaarlijke en dus gebrekkige bedrijfspand (artikelen 6:174 en 181 BW). De Klok heeft verder verwijtbaar onzorgvuldig jegens haar gehandeld door de combinatie daar te parkeren en door zich na het uitbreken van de brand,wel in te spannen om de eigen vrachtauto’s te redden maar niet de combinatie van KAV. De Klok heeft dusdoende gehandeld in strijd met haar zorgplicht ex artikel 6:27 BW. Subsidiair stelt KAV dat De Klok aldus onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
2.2.3. Bij repliek heeft KAV daaraan toegevoegd, dat De Klok, die evenals Brummen geregeld auto’s huurt voor haar bedrijfsvoering, bekend moet zijn met de algemeen gebruikelijke huurvoorwaarde dat het gehuurde niet door de huurder aan derden mag worden verhuurd of in gebruik gegeven, behoudens met toestemming van de verhuurder. Door de combinatie die door Brummen was gehuurd in te zetten voor haar eigen bedrijfsvoering, heeft De Klok onrechtmatig gehandeld jegens KAV. De schade door het verloren gaan van de combinatie is een direct gevolg van het gebruik ervan door De Klok en zal daarom door deze vergoed moeten worden.
2.2.4. Bij repliek heeft KAV bevestigd dat De Klok, nadat de zaak aanhangig was gemaakt, een bedrag van € 1.000,- heeft betaald in mindering op de gevorderde schadevergoeding, en dienovereenkomstig haar eis verminderd.
2.2.5. De Klok voert gemotiveerd verweer. Het verweer zal hieronder worden besproken, voor zover dat van belang is voor de beslissing.
2.3.1. Het verweer houdt primair in, dat De Klok de combinatie van KAV heeft gehuurd en dat de aansprakelijkheid voor schade aan het gehuurde door de voorwaarden waaronder de huurovereenkomst is aangegaan, wordt beperkt tot € 1.000,-. De Klok verwijst naar paragraaf 7 van de conclusie van antwoord van Brummen in de zaak met nummer 589053 \ CV EXPL 09-256. Dit verweer hangt aldus ten nauwste samen met het verweer van Brummen in de parallelle zaak, dat De Klok uitvoerig aanhaalt en tot het hare maakt.
2.3.2. Uit het hiervoor onder 1.3 overwogene volgt, dat De Klok tegenover KAV niet als huurder kan gelden en dus geen beroep kan doen op enige aansprakelijkheidsbeperking in de algemene voorwaarden van KAV. De Klok heeft betoogd dat, toen [persoon A] de combinatie ophaalde, de medewerker van KAV kennelijk heeft verzuimd te vragen namens wie hij dat deed. Partijen zijn het er echter over eens dat [persoon A] tot dan toe gewoonlijk of geregeld in opdracht van Brummen handelde; indien dat op dat moment niet (meer) het geval was, lag het op de weg van De Klok en/of Brummen daarvan melding te maken, en kan KAV niet worden tegengeworpen dat haar medewerker daar geen vraag over heeft gesteld aan [persoon A]. Laatstgenoemde heeft niet aan KAV meegedeeld dat hij de combinatie niet meer voor Brummen kwam ophalen maar voor De Klok; gegeven de bestaande verhuurrelatie was KAV niet gehouden op dat moment de identiteit van haar wederpartij vast te stellen door een onderzoek in het handelsregister en hoefde zij niet bedacht te zijn op een wijziging daarvan.
2.3.3. Het subsidiaire verweer houdt in, dat het bedrijfspand van De Klok niet gebrekkig was als bedoeld in artikel 6:174 BW: de brandweer heeft nog in juni 2006, dus ruim een jaar voor de grote brand, het hele bedrijfspand gecontroleerd op brandveiligheid en op naleving van de wettelijke brandveiligheidsvoorschriften. Er is geen sprinklerinstallatie, maar dat maakt het pand niet gebrekkig, omdat een automatisch werkend brandmeldsysteem aanwezig is, wat als alternatief mag dienen. In augustus 2007, dus slechts enkele maanden voor de brand, is een nieuwe brandmeldcentrale geïnstalleerd. Volgens De Klok heeft de brandweer geconstateerd dat de brandveiligheid “prima in orde is”. De Klok brengt ter staving van het verweer in het geding:
* een controlerapport van de brandweer van 28 juni 2006, waarin De Klok wordt verzocht vluchtrouteaanduidingen aan te brengen, de draagbare blustoestellen te laten keuren, brandbare goederen te verwijderen uit de cv-ruimte, een blusdeken te plaatsen in de keuken, en plattegronden van het pand aan te leveren;
* haar brief van 4 juli 2006 aan de brandweer, waarin zij meedeelt dat aan de verzoeken is voldaan respectievelijk binnen enkele weken zal worden voldaan;
* een rapport (waarvan de datum niet leesbaar is) van hercontrole van de brandweer, waarin De Klok wordt verzocht de nood- en transparantverlichtingsarmaturen te controleren en zo nodig te repareren, de deuren naar de vluchtwegen te voorzien van panieksloten in plaats van sloten met losse sleutel, en de plaatsen waar de brandblusmiddelen zich bevinden te voorzien van pictogrammen, en de brief van de brandweer van 31 oktober 2006, houdende bevestiging dat het merendeel van de eerder geconstateerde gebreken is verholpen;
* een brief van de brandweer aan de brandverzekeraar van De Klok van 18 augustus 2009, inhoudende een mededeling dat bij de bouw van het bedrijfspand van De Klok in de jaren zeventig op aangeven van de brandweer in plaats van een sprinklerinstallatie een automatisch werkend brandmeldsysteem is geïnstalleerd, en de brief van die strekking van de brandweer aan de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Nijmegen van 4 november 1980.
2.3.4. Volgens KAV, die zich baseert op het expertiserapport dat door De Klok in het geding is gebracht,
- was het pand in strijd met de wet, althans met de naar huidige veiligheidsmaatstaven daaraan te stellen eisen, niet voorzien van een sprinklerinstallatie en evenmin van andere veiligheidsvoorzieningen met een vergelijkbaar niveau van brandpreventie,
- en/of kon in het pand kortsluiting optreden,
- en/of functioneerde het alarmsysteem niet deugdelijk,
- is de brand kennelijk niet door een van buiten komende oorzaak ontstaan,
- en heeft de brand zich in razendsnel tempo ontwikkeld.
KAV leidt uit een en ander af, dat het pand niet voldeed aan veiligheidseisen in de zin van artikel 6:174 BW. Het bijzondere gevaar dat die veiligheidsgebreken konden opleveren, heeft zich verwezenlijkt in de vorm van de brand, dan wel in de onbelemmerde uitbreiding daarvan, waarvan het tenietgaan van de combinatie een gevolg is.
2.3.5. De kantonrechter stelt voorop, dat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW intreedt in alle gevallen waarin een opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen en zaken oplevert en dit gevaar zich verwezenlijkt. De bepaling vestigt een risicoaansprakelijkheid; de bezitter van de opstal kan zich niet disculperen, te dezen in het bijzonder niet door aan te voeren dat de opstal in algemene zin voldoet aan alle bouw- en brandweervoorschriften. Ook indien daarvan uitgegaan kan worden, staat die omstandigheid in een geval van schade niet in de weg aan het oordeel dat in zoverre aan de vereisten voor aansprakelijkheid ingevolge art. 6:174 wordt voldaan, dat de opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
2.3.6. De hier bedoelde aansprakelijkheid rust ex artikel 6:181 lid 1 BW op de bedrijfsmatige gebruiker van de opstal, indien het ontstaan van de schade met de uitoefening van het bedrijf in verband staat. Is de gebruiker niet op deze voet aansprakelijk, dan keert de aansprakelijkheid terug naar de bezitter van de opstal.
2.3.7. De Klok heeft niet gesteld dat haar aansprakelijkheid is uitgesloten omdat zij niet de bedrijfsmatige gebruiker en ook niet de bezitter van het pand is. De stellingen van KAV over haar aansprakelijkheid moeten dan ook nu worden onderzocht.
2.3.8. De eerste vraag die voorligt is of het bedrijfspand van De Klok in de staat waarin het vóór de brand verkeerde voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, dan wel behept was met een gebrek waardoor het gevaar voor personen of zaken oplevert. Blijkens het rapport van Gorissen & Van der Zande (zie hiervoor onder 2.1.4) heeft de brand in korte tijd het grootste deel van het loodsencomplex en een aantal daar geparkeerde voertuigen verwoest. Uit dat rapport volgt genoegzaam dat de brand zeer snel om zich heen kon grijpen, en dat - zoals KAV ook heeft gesteld en De Klok niet heeft bestreden - de brand zich niet zo snel zou hebben uitgebreid als het naast de brandmeldinstallatie en de rookluiken was voorzien van bijvoorbeeld brandwerende binnendeuren en een sprinklerinstallatie. Het ontbreken daarvan is een omstandigheid in de risicosfeer van De Klok. De Klok heeft niet aangevoerd dat zij die voorzieningen niet kón aanbrengen, maar dat zij, gelet op de bouwvoorschriften en de Leidraad beheersbaarheid van brand, daartoe niet verplicht was en dat reeds op die grond het pand niet als gebrekkig kan worden aangemerkt. De Klok heeft aangeboden dit te bewijzen. Dit bewijsaanbod wordt echter als niet ter zake dienende gepasseerd, omdat - zoals ook hiervoor in 2.3.5 is overwogen - niet doorslaggevend is dat het pand voldoet aan de bouw- en brandvoorschriften, maar dat het gevaar opleverde voor de aan KAV toebehorende zaken die zich daar bevonden en dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Voor zover De Klok heeft bedoeld te betogen dat zij het gebrek niet kende en ook niet kon kennen, doet zulks gegeven de aard van de door artikel 6:174 BW gevestigde aansprakelijkheid niet ter zake (Hoge Raad 20 oktober 2000, NJ 2000, 700). De Klok heeft niet gesteld dat, ook als zij het gebrek had gekend, het laten voortbestaan daarvan niet onrechtmatig jegens KAV zou zijn geweest.
2.3.9. De Klok heeft nog aangevoerd dat “de brand in de onderhavige zaak een van buiten komende gebeurtenis is” die blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:174 BW (MvA II, Parl. Gesch. InvW 6, p. 1380/1), niet onder de daar geregelde aansprakelijkheid valt. Zij heeft dit verweer echter niet nader toegelicht met relevante feiten of omstandigheden. Het valt moeilijk te rijmen met haar stelling dat de brand is begonnen in een van haar loodsen. Zij verwijst naar het rapport van de brandexpert, waaruit zij citeert: “De oorzaak voor het ontstaan van de brand is niet vastgesteld kunnen worden. Daartoe was de vernietiging aan de opslagloods en de daarin aanwezige goederen te groot.” Als meest waarschijnlijke oorzaak, zo vervolgt De Klok, denkt de brandexpert aan een technische, zeer waarschijnlijk een elektrische. Volgens De Klok heeft het brandmeldsysteem prima gefunctioneerd. Op het moment dat de brandweer ter plaatse kwam, 13.41 uur, waren er nog geen rookwolken te zien, terwijl omstreeks 13.58 uur sprake was van een uitslaande brand.
2.3.10. De conclusie uit het voorgaande luidt, dat het pand behept was met een (verborgen) gebrek, dat leidde tot het ontstaan en de snelle uitbreiding van de brand waaraan de combinatie van KAV ten prooi gevallen is. Nu de vordering op deze grond toewijsbaar is, kunnen de overige stellingen die KAV aan haar vordering ten grondslag legt onbesproken blijven.
2.3.11. Tegen de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten heeft De Klok, voor zover na het voorgaande nog van belang, aangevoerd dat KAV deze kosten niet heeft gespecificeerd en dat het voorwerk beperkt is gebleven tot enkele sommatiebrieven, voor de kosten waarvan de in artikel 237 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. KAV is daar niet meer op ingegaan, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
2.3.12. De Klok zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De aan de zijde van KAV gevallen kosten worden begroot op € 76,75 voor de betekening van de dagvaarding inclusief de kosten van informatie uit het handelsregister, € 1.360,- voor het door de sector civiel aan KAV in rekening gebrachte vastrecht en twee punten à € 600,- volgens het liquidatietarief voor salaris gemachtigde, totaal € 2.636,75.
in de zaak met nummer 589053 \ CV EXPL 09-256 (KAV - Brummen)
- veroordeelt Brummen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan KAV te betalen:
1. € 22.609,24 ter zake van de schade aan de trekker;
2. € 3.243,- ter zake van de bedrijfsschade doordat zij tijdens de vervangingsduur daarvan geen trekker als de onderhavige heeft kunnen verhuren;
3. € 28.071,43 ter zake van de schade aan de oplegger;
4. € 3.243,- ter zake van de bedrijfsschade doordat zij tijdens de vervangingsduur daarvan geen oplegger als de onderhavige heeft kunnen verhuren;
5. € 155,46 ter zake van de kosten van expertise;
6. € 1.500,- ter zake van kosten van incasso buiten rechte;
7. de wettelijke rente vermeerderd met twee procentpunt over het bedrag van € 57.166,67 vanaf 15 mei 2008, tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat op de hiervoor genoemde bedragen in mindering strekt enig bedrag dat De Klok ter zake van de hierna te vermelden veroordeling aan KAV betaalt;
- veroordeelt Brummen in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van KAV begroot op € 1.477,30;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
in de zaak met nummer 625281 \ CV EXPL 09-5202 (KAV - De Klok)
- veroordeelt De Klok om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan KAV te betalen:
1. € 22.609,24 ter zake van de schade aan de trekker;
2. € 3.243,- ter zake van de bedrijfsschade doordat zij tijdens de vervangingsduur daarvan geen trekker als de onderhavige heeft kunnen verhuren;
3. € 28.071,43 ter zake van de schade aan de oplegger;
4. € 3.243,- ter zake van de bedrijfsschade doordat zij tijdens de vervangingsduur daarvan geen oplegger als de onderhavige heeft kunnen verhuren;
5. € 155,46 ter zake van de kosten van expertise;
6. de wettelijke rente over het bedrag van € 57.166,67 vanaf 15 mei 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat op de hiervoor genoemde bedragen in mindering strekt enig bedrag dat Brummen ter zake van de hiervoor vermelde veroordeling aan KAV betaalt;
- veroordeelt De Klok in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van KAV begroot op € 2.636,75;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.E.M. Messer-Dinnissen en in het openbaar uitgesproken op