ECLI:NL:RBARN:2010:BN4464

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192275
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichting uit overeenkomst van opdracht tussen Dr. Van Haeringen Laboratorium B.V. en MG-Lab & Advies B.V.

In deze zaak vorderde Dr. Van Haeringen Laboratorium B.V. (VHL) betaling van een openstaande factuur van € 10.888,50 van MG-Lab & Advies B.V. (MG-Lab) voor 183 DNA-analyses die door VHL waren uitgevoerd. VHL stelde dat de analyses onbetaald waren gebleven en dat MG-Lab aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit een onaanvaardbare opzegging van de overeenkomst. MG-Lab betwistte de vordering en voerde aan dat VHL tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor zij de overeenkomst buitengerechtelijk had ontbonden. De rechtbank oordeelde dat MG-Lab de overeenkomst niet buitengerechtelijk had ontbonden en dat de betalingsverplichting voor de analyses bleef bestaan. De rechtbank oordeelde ook dat de opzegging door MG-Lab naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, waardoor MG-Lab aansprakelijk was voor de schade die VHL had geleden. De vordering van VHL werd in conventie toegewezen, met een schadevergoeding van € 5.425,-- voor de onterecht opgezegde overeenkomst. De rechtbank wees de vorderingen in reconventie van MG-Lab af, en veroordeelde MG-Lab in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 192275 / HA ZA 09-1997
Vonnis van 4 augustus 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DR. VAN HAERINGEN LABORATORIUM B.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.H.N. van Spanje te Wageningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MG-LAB & ADVIES B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.2conv./eis.2reconv.].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A.I. Keur te Amsterdam.
De partijen zullen hierna VHL, MG-Lab en [ged.2conv./eis.2reconv.] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 januari 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 27 april 2010.
Daarna is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1. VHL exploiteert een bedrijf dat zich bezig houdt met genetisch onderzoek, met name DNA-onderzoek. W. van Haeringen is de Managing Director.
De onderneming van MG-Lab verricht medisch diagnostisch laboratorium ontlastingsonderzoek. [ged.2conv./eis.2reconv.] is de bestuurder van MG-Lab. [betrokkene1] is bestuurder/aandeelhouder van [ged.2conv./eis.2reconv.].
1.2. Op 3 januari 2008 is tussen MG-Lab en VHL een geheimhoudings-overeenkomst (non disclosure agreement) gesloten. Daarna zijn tussen deze partijen besprekingen begonnen over een eventuele samenwerking.
1.3. Op 7 januari 2008 heeft VHL aan MG-Lab, ter attentie van [betrokkene1] en [betrokkene2], een “Raamovereenkomst DNA Diagnostiek van DarmFlora” gezonden. Daarin staat, voor zover van belang:
Introductie:
“MGlab wenst DNA analyses uit te laten voeren, om inzicht te verkrijgen in de samenstelling van de darmflora van humaan faeces materiaal. MGlab is met name geïnteresseerd in ca 20 klinisch relevante bacteriën. Middels MCPC analyses kan de bacteriële samenstelling in deze monsters worden bepaald.
Deze overeenkomst (...) biedt MGlab de mogelijkheid deze testen te laten uitvoeren voor een vast gestelde prijs en conform de hieronder opgenomen condities, door het Dr. Van Haeringen Laboratorium (VHL) te Wageningen”.
Daaronder is later met de hand door [betrokkene1] bijgeschreven en geparafeerd:
“Aanvulling: zoz”.
Op de achterzijde staat met de hand geschreven:
“Het doen verrichten van 20-25 specifieke individuele DNA analyses
-Screening op relevante DNA fragmenten om tot een keuze te komen van individuele analyses
-Het doen toekomen van de uitslag van alle analyses
-Het aanleveren van clusters gecodeerd in kleur en gespecificeerd.
-Dr. Van Haeringen Laboratorium bv zal informatie beschikbaar maken om op basis van (400-500) analyses een verantwoorde keuze te maken”.
(handtekening [betrokkene1])
“Een deel van de afspraken zullen worden gemaakt met [betrokkene1] MDA BV”.
Over de prijs en overige voorwaarden is onder meer in de overeenkomst vermeld:
“Prijs per analyse: € 50,- (per monster)
Binnen deze samenwerking en prijsstelling is uitgegaan van het aanleveren door MGlab van minimaal 100 monsters per week, gedurende het jaar 2008.
(...)
In een separaat document zijn afspraken gemaakt over vertrouwelijkheid en geheimhouding (3 januari 2008). Na analyse van de eerste 800 monsters (medio maart 2008) zal overleg plaatsvinden.
Op deze overeenkomst zijn onze algemene voorwaarden VHL2006 (...) van toepassing. Deze treft u bijgesloten aan. Deze prijsstelling is geldig tot 31 december 2008. Genoemde prijzen zijn exclusief BTW.
De overeenkomst is door (onder andere) [betrokkene1] namens MG-Lab ondertekend op 28 januari 2008.
1.4. In artikel 9 lid 2 van de toepasselijke algemene voorwaarden staat:
“Bij annulering binnen één week voor de overeengekomen aanvang van opdracht en na aanvang van de opdracht vergoedt de opdrachtgever de door VHL geleden schade en wel minimaal 50% van de overeengekomen prijs”.
1.5. In de week beginnend met 21 januari 2008 (week 4) heeft VHL een eerste groep van 80 monsters van MG-Lab ontvangen. Bij e-mail van 29 januari 2008 heeft Van Haeringen de uitslagen doorgegeven aan [betrokkene1] en daarover geschreven dat van alle monsters met succes een MCPC profiel is vastgesteld, dat vrijwel alle “door jullie” aangegeven micro-organismen (of groepen) in het profiel aanwezig kunnen zijn en dat de resultaten er ‘fantastisch” uitzien. Verder heeft Van Haeringen geschreven dat hij de bevindingen op korte termijn willen bespreken en dat die dag een nieuwe groep monsters (99 stuks) is ontvangen.
1.6. In februari 2008 hebben Van Haeringen en [betrokkene1] met elkaar gecorrespondeerd/gesproken over de resultaten van de door VHL gedane analyses en de bruikbaarheid daarvan voor MG-Lab. Voor zover van belang hebben zij het volgende geschreven:
a. e-mail [betrokkene1] d.d. 1 februari 2008 met bijlage :
“Ik heb de uitslagen ontvangen (...). Ik hoop dat je tijd hebt om de kleuren codes door te sturen dan kan ik (..) bekijken welke groepen er nog uitspringen”
En:
“Ik voeg een lijst toe met bacterie groepen waarover wij al hebben gesproken en een aantal anderen. Zo kunnen wij beoordelen of wij toch tot een ruimer pakket kunnen komen”;
b. e-mail [betrokkene1] d.d. 2 februari 2008 met bijlage:
“Wij hebben meer dat analyse nodig voordat wij een gerichte keuze kunnen maken, zie bijlage. Wij kunnen pas later bespreken hoe wij normaalwaarden vaststellen, en of de waarden in % worden uitgedrukt of niet”
en:
“Nu blijkt dat de selectie van een 20-tal bacteriegroepen niet eenvoudig is, stel ik voor dat wij de stappen die nodig zijn om tot relevante keuzes (te komen) vastleggen en in het contract omschrijven”;
c. e-mail Van Haeringen d.d. 4 februari 2008:
“Met het uitwerken van de clusters zijn we bezig (...). Ook ga ik uitzoeken op welke manier we een aantal pathogenen kunnen identificeren, ook wanneer ze in kleine hoeveelheden aanwezig zijn”;
d. e-mail [betrokkene1] 4 februari 2008:
“Ik heb de lijst door gewerkt en helaas zijn er maar heel weinig bacterie groepen die al direct bruikbaar zijn. In de meeste lengtes zitten te veel verschillende soorten en bovendien grote groepen onbekenden. Wij moeten dus goed puzzelen op welke wijze wij aan relevante informatie kunnen komen”.
1.7. Op 7 februari 2008 heeft VHL MG-Lab gefactureerd voor 183 MCPC profielen à € 50,-- per stuk. De factuur sluit op een bedrag van € 10.888,50 inclusief omzetbelasting.
1.8. Op 10 en 11 maart 2008 hebben Van Haeringen en [betrokkene1] met elkaar gecorrespondeerd over de bruikbaarheid van de resultaten van de analyses. Daarna heeft [betrokkene1] bij e-mail van 21 april 2008, herhaald bij e-mail van 12 mei 2008, aan Van Haeringen geschreven:
“Doordat mijn herstel langer heeft geduurd hebben wij geen contact meer gehad. Wij zouden samen een oplossing zoeken. Echter, er ligt nu een aanmaning tot betaling voor het bedrag van € 10.000,--
De laatste maal dat wij elkaar spraken heb ik opnieuw mijn positie uitgelegd, ik geef deze opnieuw weer. Ik zou graag antwoord ontvangen op onderstaande punten:
(...)
Wij willen het volgende voorstel doen:
Wij zullen 5.000 euro aan het bedrijf overmaken, als compensatie voor de gemaakte kosten op voor waarde dat:
1. Dat wij alsnog de namen van de bacteriën ontvangen behorend tot de clusters. Ook zien wij graag dat jullie het fecesmateriaal naar ons terugsturen en bevestigen dat jullie op geen enkele wijze de bevindingen gebruiken en de uitslagen vernietigen.
2. Daar wij de gevraagde analyses niet hebben ontvangen, de door jullie gebruikte techniek niet voldoet aan onze eisen en de analyses geen klinische waarde hebben, zien wij af van toekomstige samenwerking.
1.9. Op 28 mei 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene1], Van Haeringen en [betrokkene3] (in dienst van Van Haeringen BV). Daarvan is een gespreksverslag opgemaakt.
Het geschil
2. VHL heeft gevorderd MG-Lab en [ged.2conv./eis.2reconv.] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen (a) een bedrag van € 10.888,50 wegens geleverde analyses en (b) een bedrag van € 35.000,-- wegens schadevergoeding.
Aan de vordering sub a heeft VHL ten grondslag gelegd dat zij in opdracht van MG-Lab en [ged.2conv./eis.2reconv.] 183 analyses heeft uitgevoerd die onbetaald zijn gebleven. De vordering sub b heeft VHL gegrond op artikel 9 lid 2 van haar algemene voorwaarden.
3. MG-Lab en [ged.2conv./eis.2reconv.] hebben het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna aan de orde zullen komen. Voorwaardelijk, voor het geval zij worden veroordeeld tot betaling van enig bedrag aan VHL, hebben MG-Lab en [ged.2conv./eis.2reconv.] gevorderd VHL te veroordelen:
a. alle resultaten met een behoorlijke, leesbare en begrijpelijke toelichting te leveren, zulks binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
b. de verwerking van de resultaten van de 183 monsters, al het materiaal en alle informatie die VHL in het kader van de besprekingen met MG-Lab en de raamovereenkomst onder zich heeft, aan MG-Lab af te geven zonder daarvan een kopie te houden, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4. VHL heeft de vorderingen in voorwaardelijke reconventie gemotiveerd weersproken op gronden die hierna zo nodig aan de orde zullen komen.
De beoordeling van het geschil
in conventie
5. [ged.2conv./eis.2reconv.] heeft allereerst opgeworpen dat de vordering jegens haar moet worden afgewezen, omdat zij geen partij was bij de onder 1.3 bedoelde overeenkomst.
6. VHL heeft haar stellig dat ook [ged.2conv./eis.2reconv.] partij was bij de overeenkomst gegrond op de stelling dat de overeenkomst is ondertekend door “[betrokkene1]-MDA B.V.” en op de handgeschreven tekst in de overeenkomst dat “een deel van de afspraken zullen worden gemaakt met [betrokkene1] MDA BV”.
De overeenkomst is, blijkens de introductie daarvan, gesloten tussen VHL en MG-Lab.
[ged.2conv./eis.2reconv.] wordt daarin niet genoemd. In de overeenkomst staat boven de handtekening van [betrokkene1] “Voor akkoord, namens: MGlab”. Weliswaar is later, kennelijk door [betrokkene1], met de hand bijgeschreven de tekst “[betrokkene1] MDA BV” met daaronder haar handtekening, maar het moet ervoor worden gehouden dat dat slaat op de eveneens met de hand bijgeschreven toevoeging in de overeenkomst als hiervoor weergegeven. Aangenomen moet worden dat die toevoegingen slechts zien op mogelijk nadien te maken nadere afspraken waarbij mogelijk ook [ged.2conv./eis.2reconv.] zou worden betrokken. Dat dergelijke nadere afspraken zijn gemaakt is gesteld noch gebleken. Ook de uitvoering van de overeenkomst door de partijen duidt er niet op dat [ged.2conv./eis.2reconv.] ook partij was/werd bij de onder 1.3 bedoelde overeenkomst. Zo zijn de monsters aangeleverd door MG-Lab en heeft VHL haar factuur voor gedane analyses verzonden naar MG-Lab. Overigens zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat het de bedoeling was dat [ged.2conv./eis.2reconv.] ook partij was of werd bij de overeenkomst. Voor een bewijsopdracht is daarom geen plaats. Aangenomen moet worden dat [ged.2conv./eis.2reconv.] geen partij was bij de onder 1.3 bedoelde overeenkomst. De vordering van VHL jegens [ged.2conv./eis.2reconv.] moet daarom worden afgewezen en als de in het ongelijk gestelde partij zal VHL de kosten van de procedure tegen [ged.2conv./eis.2reconv.] moeten dragen.
7. MG-Lab heeft opgeworpen dat zij de facturen niet hoeft te betalen. Zij heeft daarvoor, zo blijkt uit de toelichting van [betrokkene1] tijdens de comparitie, primair aangevoerd dat VHL toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat MG-Lab de overeenkomst daarom bij brief van laatstelijk 12 mei 2008, buitengerechtelijk heeft ontbonden, met verval van haar betalingsverplichting als gevolg.
8. Dat verweer faalt. Op grond van de (hiervoor onder 1.8 weergegeven) inhoud van de bedoelde brief moet worden geoordeeld dat MG-Lab de overeenkomst met de brief van 12 mei 2008 niet buitengerechtelijk heeft ontbonden. MG-Lab heeft daarin immers slechts geschreven dat zij afziet van “toekomstige samenwerking”. Dat duidt op een opzegging van de overeenkomst met onmiddellijke ingang en niet op een buitengerechtelijke ontbinding. Ook nadien heeft MG-Lab de overeenkomst niet buitengerechtelijk ontbonden. De enkele mededeling van [betrokkene1] tijdens de comparitie dat “voor zover nodig (...) nu alsnog buitengerechtelijk (wordt) ontbonden” kan zonder toelichting, die ontbreekt, niet als een buitengerechtelijke verklaring in de zin van artikel 6:267 BW worden aangemerkt. Evenmin heeft MG-Lab in haar vordering in reconventie een vordering tot ontbinding opgenomen. De betalingsverplichting van MG-Lab voor de door VHL in opdracht van MG-Lab verrichte 183 analyses is dan ook niet komen te vervallen.
9. MG-Lab heeft vervolgens een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling omdat voor VHL duidelijk had moeten zijn dat de verwachtingen die MG-Lab van de analyses had niet konden worden waargemaakt als gevolg van de door VHL gebruikte beperkte software. VHL had MG-Lab daarop moeten wijze. Als MG-Lab van die beperkingen had geweten, was zij de overeenkomst niet aangegaan.
10. Ook dat verweer faalt. Aangenomen moet worden - [betrokkene1] heeft het ook in het door haar opgestelde besprekingsverslag van 28 mei 2008 vermeld - dat het hier ging om een overeenkomst in een experimentele fase. Dat volgt ook uit de correspondentie tussen de partijen in februari 2008 zoals hiervoor onder 1.6 is weergegeven. Daaruit blijkt dat de partijen gezamenlijk naar mogelijkheden hebben gezocht om tot een goed/beter resultaat te komen. Al met al moet worden aangenomen dat MG-Lab bij het aangaan van de overeenkomst wist of had moeten weten, dat de kennelijk door haar gewenste resultaten van de analyses niet konden worden behaald. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de dwaling een toekomstige omstandigheid betreft, die op grond van 6:228 lid 2 BW niet tot een vernietiging wegens dwaling kan leiden.
11. De conclusie is dat de vordering van VHL MG-Lab te veroordelen tot betaling van de openstaande factuur, waarvan de omvang niet is betwist, toewijsbaar is. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente kan worden toegewezen vanaf de onweersproken datum van ingang, 8 maart 2008.
12. Wat betreft de vordering sub 2.b dient het volgende tot uitgangspunt.
De overeenkomst tussen de partijen betreft een overeenkomst van opdracht waarop de artikelen 7:400 t/m 413 BW van toepassing zijn. Ingevolge artikel 7:408 BW kan de opdrachtgever een verstrekte opdracht in beginsel te allen tijde opzeggen, ook als de overeenkomst is aangegaan voor een bepaalde duur, waarbij het bepaalde in art. 7:400 lid 2 mede in aanmerking dient te worden genomen. De ingevolge deze bepalingen aan de opdrachtgever toekomende opzeggingsbevoegdheid vindt evenwel haar grens in een in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare uitoefening van die bevoegdheid.
13. Bezien in het licht van deze bepalingen heeft [ged.2conv./eis.2reconv.] de overeenkomst bij brief van 12 mei 2008 met onmiddellijke ingang kunnen opzeggen. VHL heeft dat ook niet weersproken en zij heeft die opzegging ook geaccepteerd. De vraag of en in hoeverre die opzegging wanprestatie oplevert en tot een verplichting tot schadevergoeding leidt, is aan de contractuele relatie van de partijen en aan de algemene regels van Boek 6 overgelaten. De volgende omstandigheden zijn daarbij van belang.
Dat de overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, zoals VHL heeft gesteld, kan niet worden aangenomen. Het volgt niet uit de tekst van de overeenkomst. Veeleer volgt daaruit het tegendeel. In de overeenkomst is een vorm van een proeftijd opgenomen door daarin (nader) op te nemen dat VHL voor MG-Lab informatie beschikbaar zal maken om op basis van 400 - 500 analyses een verantwoorde keuze te maken. Dat betreft weliswaar een handgeschreven aanvulling van [betrokkene1], maar VHL heeft erkend dat die handgeschreven aanvullingen deel uitmaken van hetgeen is overeengekomen. VHL heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat het desondanks de bedoeling van de partijen was de overeenkomst voor een jaar aan te gaan. Voor een bewijsopdracht op dit punt is daarom geen plaats. De overeenkomst houdt geen opzeggingstermijn in en gesteld noch gebleken is dat partijen anderszins een dergelijke termijn zijn overeengekomen. Dat neemt niet weg dat uit de aard van de overeenkomst voortvloeit dat deze niet opzegbaar was totdat VHL in ieder geval 400 monsters zou hebben geanalyseerd. Pas dan zou MG-Lab immers, zo is overeengekomen, tot een verantwoorde keuze kunnen komen. Geoordeeld moet worden de opzegging door MG-Lab na 183 analyses naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat zij in zoverre aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door VHL geleden schade.
14. Dat VHL schade heeft geleden door deze vroegtijdige opzegging heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt. Over de omvang van de schade hebben de partijen een afspraak gemaakt die is neergelegd in artikel 9 lid 2 van de toepasselijke algemene voorwaarden. De omvang van de schade wordt gefixeerd op (minimaal) 50% van de “overeengekomen prijs”. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de overeengekomen prijs in dit geval worden bepaald op 400 analyses x € 50,-- = € 20.000,--. VHL heeft 183 analyses uitgevoerd, zodat de schade kan worden begroot op 217 analyses x € 50,-- = € 10.850,-- x 50% = € 5.425,--. De vordering van VHL is tot dat bedrag toewijsbaar. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente wordt afgewezen. Artikel 6:119a BW is niet van toepassing op betalingen bij wijze van schadevergoeding. Dat volgt uit overweging 13 bij de Richtlijn 2000/35/EG waaruit artikel 6:119a BW is voortgevloeid en blijkt tevens uit de parlementaire geschiedenis van deze wettelijke bepaling: “De regeling voor de wettelijke rente bij handelsovereenkomsten is niet van toepassing op (....) betalingen bij wijze van schadeloosstelling (...). Wel zal, als het mindere, de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen en wel vanaf de onweersproken datum van ingang, 21 april 2008.
15. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal MG-Lab de kosten van de procedure moeten dragen. Kennelijk heeft VHL ook bedoeld te vorderen dat MG-Lab wordt veroordeeld in de kosten van het door haar op ten laste van MG-Lab gelegde conservatoire derdenbeslag onder de coöperatieve Rabobank Leeuwarden-Noord West Friesland. Deze vordering moet worden afgewezen. Bij de beslagstukken ontbreekt het (ingevolge art. 721 Rv. op straffe van nietigheid voorgeschreven) exploot van betekening van een afschrift van de dagvaarding aan de derde. Bij gebreke daarvan kan niet worden beoordeeld of de wettelijke formaliteiten en termijnen bij het leggen van het beslag in acht zijn genomen.
In reconventie
16. Omdat de voorwaarde waaronder de reconventionele vorderingen zijn ingesteld is vervuld, zullen deze vorderingen moeten worden beoordeeld.
17. De vordering onder 3.a moet worden afgewezen, reeds omdat deze te onbepaald is en toewijzing daarvan zou kunnen leiden tot executiegeschillen. MG-Lab heeft namelijk niet concreet aangegeven hoe zij de analyses verduidelijkt en/of toegelicht wil hebben.
18. Wat betreft de vordering onder 3.b. geldt het volgende.
VHL heeft het verweer gevoerd dat zij niet aan het gevorderde kan voldoen omdat zowel het monstermateriaal als de nodige documenten zijn vernietigd. MG-Lab heeft tijdens de comparitie betwist dat de documentatie is vernietigd. Zij heeft niet weersproken dat het monstermateriaal is vernietigd, zodat het ervoor moet worden gehouden dat VHL dat materiaal niet meer onder zich heeft. De daarop ziende vordering moet reeds daarom worden afgewezen. Voor zover de vordering ziet op de afgifte van “alle informatie die VHL in het kader van de besprekingen met MG-Lab en de raamovereenkomst onder zich heeft”, moet deze worden afgewezen, omdat ook deze vordering te onbepaald is. MG-Lab heeft in het geheel niet toegelicht op welke informatie zij daarbij het oog heeft.
19. Aangezien de partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van de procedure tussen hen worden gecompenseerd.
De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst de vordering van VHL jegens [ged.2conv./eis.2reconv.] af,
veroordeelt VHL in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [ged.2conv./eis.2reconv.] bepaald op € 894,-- wegens salaris van de advocaat en op € 582,50 (de helft) wegens vast recht,
veroordeelt MG-Lab tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VHL te betalen:
a. € 10.888,50 (zegge: tienduizend achthonderd achtentachtig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 8 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
b. € 5.425,-- (zegge: vijfduizend vierhonderd vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 21 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt MG-Lab in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van VHL bepaald op € 904,-- voor salaris van de advocaat en op € 1.135,25 wegens verschotten,
veroordeelt MG-Lab tevens in de nakosten, aan de zijde van VHL bepaald op € 131,-- voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,-- voor nasalaris advocaat,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
wijst het gevorderde af,
veroordeelt MG-Lab in de kosten van de procedure, aan de zijde van VHL bepaald op € 452,-- voor salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2010.
Coll.: ED