ECLI:NL:RBARN:2010:BN4426
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de vordering van Lindorff tegen de onder bewind gestelde gedaagde partij
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem, sector kanton, op 2 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Lindorff Purchase B.V. en een onder bewind gestelde gedaagde partij. Lindorff had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in de periode van maart tot en met mei 2005 goederen had besteld bij Wehkamp Finance B.V. Deze vordering was door Wehkamp aan Lindorff gecedeerd, en de gedaagde partij was hiervan op de hoogte gesteld. Op 10 december 2009 werd het vermogen van de gedaagde partij onder bewind gesteld, omdat zij niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De bewindvoerster heeft Lindorff op de hoogte gebracht van haar benoeming en verzocht om een overzicht van de openstaande schuld.
Lindorff vorderde betaling van een bedrag van € 226,20, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter oordeelde dat Lindorff, ondanks dat zij op de hoogte was van de onderbewindstelling, verzuimd had de bewindvoerster te dagvaarden. Dit was in strijd met artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt in en buiten rechte. Hierdoor werd Lindorff niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen de gedaagde partij.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat het feit dat de gedaagde partij geen nadeel heeft ondervonden van het niet dagvaarden van de bewindvoerster, niet afdoet aan de niet-ontvankelijkheid van Lindorff. De rechter heeft Lindorff ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 30,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter A.J. Weerkamp-Beens.