zaaknummer / rolnummer: 199351 / HA ZA 10-764
Vonnis in incident van 28 juli 2010
de vennootschap naar Duits recht
FRITZEN FRACHT GMBH & CO. KG,
gevestigd te (26725) Emden, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHEEPSREPARATIEBEDRIJF MISTI B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.C.J. Peters te Arnhem.
Partijen zullen hierna Fritzen Fracht en Misti genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en tot inzage of afschrift van bescheiden ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.)
- de incidentele conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843 a Rv.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. Het incident is vooralsnog te plaatsen in het volgende feitelijk kader.
2.2. Fritzen Fracht is eigenaar van het vrachtschip Emsriff.
2.3. Misti heeft in 2009 herstel- en reparatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de Emsriff. Deze werkzaamheden zijn gekeurd door het scheepsclassificatiebureau Germanischer Lloyd (hierna te noemen: GL).
2.4. Fritzen Fracht heeft vervolgens ook herstelwerkzaamheden aan de Emsriff laten uitvoeren door Scheepswerf SEC in Leer te Duitsland.
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1. Fritzen Fracht vordert in de hoofdzaak:
primair:
a) Misti te veroordelen tot betaling aan haar van de tot nu toe gemaakte kosten van herstel van € 315.383,39 van de gebrekkig door Misti uitgevoerde werkzaamheden,
b) Misti te veroordelen tot betaling aan haar van € 210.000,-- voor het tijdverlet van het schip,
c) Misti te veroordelen tot betaling aan haar van de kosten die door Misti ten onrechte aan haar in rekening zijn gebracht, te weten de kosten voor het zandstralen van het schip van
€ 12.600,--, de kosten voor de aan de luiken verrichte werkzaamheden van € 53.760,--, de kosten voor de huur van een steiger en straalwerkzaamheden die beweerdelijk zouden zijn uitgevoerd van € 9.895,--;
de voorgaande bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, voor wat betreft de vorderingen onder a) en b) vanaf de dag der dagvaarding en voor wat betreft de vordering onder c) vanaf de dag dat de facturen aan Misti zijn betaald, tot aan de dag der volledige betaling,
subsidiair:
in rechte te verklaren dat Misti aansprakelijk is voor de kosten van de herstelwerkzaamheden en de schade die door Fritzen Fracht als gevolg van de door Misti gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden wordt geleden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
primair en subsidiair:
Misti te veroordelen in de redelijke door Fritzen Fracht gemaakte kosten, waaronder de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 2.580,00, de kosten voor de gelegde en nog te leggen conservatoir (derden-)beslagen, alsmede Misti te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Fritzen Fracht legt aan haar vorderingen, kort weergegeven, ten grondslag dat Misti gebrekkige herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd als gevolg waarvan zij schade heeft geleden, waarvoor zij Misti op grond van artikel 6:174 BW juncto artikel 7:759 lid 1 BW aansprakelijk houdt. Daarnaast zou Misti werkzaamheden in rekening hebben gebracht die niet door haar zijn uitgevoerd.
4. De beoordeling in het incident tot oproeping in vrijwaring
4.1. Misti vordert dat haar wordt toegestaan haar aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. te ’s-Gravenhage en haar aanbouwverzekeraar HDI-Gerling Verzekeringen N.V. te Rotterdam in vrijwaring op te roepen. Zij stelt dat deze verzekeringsmaatschappijen haar op grond van hun polisvoorwaarden dekking dienen te bieden voor de door Fritzen Fracht gevorderde schadevergoeding, indien zij daartoe in de hoofdzaak zou worden veroordeeld.
4.2. Fritzen Fracht heeft zich in haar conclusie van antwoord in het incident ten aanzien van de vrijwaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
4.4. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
5. Het geschil en de beoordeling in het incident ex 843a Rv.
5.1. De rechtbank overweegt ten eerste dat de aanspraak van een partij op inzage of afschrift van bepaalde bescheiden krachtens artikel 843a Rv. los staat van de processuele verplichting van iedere procespartij om een afschrift bij te voegen van de stukken, waarop zij zich in de dagvaarding, conclusie of akte beroept. Deze verplichting is neergelegd in artikel 85 Rv. Voorts kan de rechter op grond van artikel 22 Rv. iedere procespartij bevelen om ook andere bescheiden over te leggen die betrekking hebben op de zaak. Ten slotte staat de voorziening van artikel 843a Rv. los van de hoofdregel in het civiele bewijsrecht dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde, maar door de wederpartij gemotiveerd betwiste, feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt en op haar aanbod in beginsel tot bewijslevering zal moeten worden toegelaten. De voorziening van artikel 843a Rv. is niet bedoeld om tijdens een reeds aanhangig gemaakt geding die bewijslevering naar voren te halen.
5.2. De voorziening van artikel 843a Rv. stelt vier cumulatieve voorwaarden voor toewijzing van een hierop gebaseerde vordering tot inzage en / of afgifte van afschriften of uittreksels van bescheiden:
a. eiser dient een rechtmatig belang bij afgifte of inzage te hebben;
b. het moet gaan om bepaalde bescheiden;
c. die bescheiden moeten zien op een rechtsbetrekking waarin eiser partij is;
d. die bescheiden moeten ter beschikking staan of onder berusting zijn van degene tegen wie afgifte of inzage daarvan wordt gevorderd.
5.3. Misti vordert op grond van het hiervoor genoemde artikel 843a Rv. dat de rechtbank Fritzen Fracht, op straffe van verbeurte van een dwangsom, veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in het incident aan (de raadsvrouwe van) Misti afschrift te verschaffen van, dan wel subsidiair inzage te verlenen in:
- de Survey Statements 1 tot en met 16 en Survey Statement 18, opgesteld door GL in de periode waarin de Emsriff op de werf van Misti lag,
- alle Survey Statements van GL over de periode vanaf de datum waarop de Emsriff naar Duitsland is teruggehaald tot heden,
- de expertiserapporten van Verschoor & Bras,
- het in april/mei 2009 voor de Emsriff geldende klassecertificaat en een verklaring van de bevoegde instantie(s) dat dit certificaat in april / mei 2009 nog steeds geldig was.
5.4. Misti stelt recht en belang te hebben bij afschrift dan wel inzage in deze stukken voor de inrichting van haar verweer, terwijl Fritzen Fracht verzuimt de door haar gestelde feiten met bewijsstukken te onderbouwen. De stellingen en het verweer, evenals de beoordeling, zullen hierna voor elk van de gevorderde stukken afzonderlijk worden besproken.
De Survey Statements 1 tot en met 16 en Survey Statement 18, opgesteld door GL in de periode waarin de Emsriff op de werf van Misti lag en de Survey Statements van GL over de periode vanaf de datum waarop de Emsriff naar Duitsland is teruggehaald tot heden
5.5. Misti stelt dat haar bekend is dat GL van ieder bezoek een zogenaamd Survey Statement opstelt en aan de eigenaar van het schip verstrekt. Fritzen Fracht stelt dat GL ongeveer 18 keer op de werf van Misti is langsgekomen. Er moeten dus 18 Survey Statements van GL beschikbaar zijn. Fritzen Fracht heeft echter alleen een Survey Statement met nummer 17 overgelegd. Misti stelt dat voor de beoordeling van de stelling van Fritzen Fracht dat zij ‘keer op keer’ door GL gewezen zou zijn op gebreken in de werkzaamheden en in de gelegenheid zou zijn gesteld de gebreken te herstellen (hetgeen zij ontkent) ook de overige Survey Statements van belang zijn. Daarnaast zijn ook de Survey Statements van na die tijd, toen de Emsriff naar Duitsland was teruggehaald, voor haar van belang.
5.6. Fritzen Fracht voert aan dat de Survey Statements waarvan Misti afgifte vordert niet bestaan. GL houdt volgens haar toezicht op de bouw van het schip en volgt de levensloop door periodieke controle. Bij herstelwerkzaamheden houdt GL toezicht op deze werkzaamheden. GL maakt een Survey Statement op als de werkzaamheden zijn afgerond. De Survey Statements worden doorgenummerd. Bij de oplevering ontvangt de eigenaar van een schip Survey Statement nr. 1, en na elke volgende periodieke of tussentijdse controle wordt een Survey Statement met een opvolgend nummer afgegeven. Voor de Emsriff uit 1980 zou naar aanleiding van de door Misti uitgevoerde werkzaamheden Survey Statement nr. 17 zijn afgegeven, en de Survey Statements 1 t/m 16 hebben geen betrekking op de door Misti uitgevoerde werkzaamheden. Van de herstelwerkzaamheden bij scheepswerf SEC in Leer heeft GL nog geen Survey Statement of tussentijds rapport opgemaakt.
5.7. In het licht van het verweer van Misti wordt geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat de Survey Statements nrs. 1 t/m 16 en nr. 18 van belang kunnen zijn voor de beoordeling van dit geschil en dat de Statements zien op een rechtsbetrekking waarin Misti partij is. Van de Survey Statements van GL over de periode vanaf de datum waarop de Emsriff naar Duitsland is teruggehaald is onvoldoende komen vast te staan dat deze bestaan, dan wel dat deze ter beschikking staan van Fritzen Fracht. De incidentele vordering zal ten aanzien van deze documenten worden afgewezen.
De expertiserapporten van Verschoor & Bras
5.8. Misti wenst een afschrift van het expertiserapport van Verschoor en Bras omdat Fritzen Fracht in de dagvaarding naar dat rapport verwijst en Fritzen Fracht zich daarop beroept.
5.9. Fritzen Fracht voert aan dat haar verzekeraars Expertisebureau Verschoor & Bras hebben ingeschakeld voor een nadere beoordeling van de door Misti uitgevoerde werkzaamheden. Aan de hand van deze expertise is vastgesteld dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd. Fritzen Fracht stelt geen kopie te hebben ontvangen van het rapport van Verschoor & Bras aan haar verzekeraars, zodat zij dit rapport niet kan overleggen. Ook stelt zij dat er ten aanzien van dit in opdracht van de verzekeraars door Verschoor & Bras opgestelde rapport niet kan worden gesproken van een rechtsbetrekking waarbij Misti partij is. Op advies van Verschoor & Bras zijn de door Misti uitgevoerde werkzaamheden vervolgens beoordeeld door een scheepsbouwkundig ingenieur van Expertisebureau Van Duijvenzijk & Zn, waarvan zij de rapporten wel in het geding heeft gebracht. Bovendien heeft een door de verzekeraar van Misti, HDI-Gerling Verzekeringen, ingeschakeld expertisebureau D. Touw ook de gelegenheid gekregen om de schade te beoordelen, is deze expert aanwezig geweest bij de besprekingen met Misti en is Misti volledig op de hoogte van de gebreken in de door haar uitgevoerde werkzaamheden. Misti heeft onvoldoende belang bij het door haar gevorderde afschrift van het rapport van Verschoor & Bras, terwijl bovendien in het algemeen geldt dat expertiserapporten niet zonder meer aan de wederpartij ter beschikking hoeven te worden gesteld.
5.10. Gelet op hetgeen Fritzen Fracht ten verwere heeft aangevoerd over de status, de inhoud en de doelstelling van het rapport van Verschoor & Bras – dat zij bovendien niet in haar bezit stelt te hebben – wordt geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat Misti een rechtmatig belang heeft bij inzage of afschrift van dat rapport en dat Fritzen Fracht dat rapport ter beschikking staat. Uit de door Fritzen Fracht overgelegde productie 5 komt naar voren dat zij bij brief van 14 oktober 2009 aan Misti de volgens Verschoor & Bras gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden heeft beschreven, welke zij op 6 oktober 2009 met Misti zou hebben besproken. Omdat Fritzen Fracht wel de expertiserapporten van Expertisebureau Van Duijvenzijk & Zn. heeft overgelegd evenals het keuringsrapport van GL, kan de stelling van Misti dat zij zich zonder inzage in het rapport van Verschoor & Bras niet goed zou kunnen verweren niet worden gevolgd. Niet is gebleken dat Misti onredelijk nadeel lijdt, dan wel dat Fritzen Fracht, die in beginsel de bewijslast draagt met betrekking tot de door haar gestelde ondeugdelijkheid van de door Misti uitgevoerde werkzaamheden, onredelijk voordeel geniet indien dit rapport niet in de procedure ter beschikking komt. De incidentele vordering zal ook ten aanzien van dit rapport worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering onvoldoende kunnen dragen.
Het in april/mei 2009 voor de Emsriff geldende klassecertificaat en een verklaring van de bevoegde instantie(s) dat dit certificaat in april / mei 2009 nog steeds geldig was
5.11. Aan het door haar gewenste afschrift van het klassecertificaat legt Misti ten grondslag dat zij hierover duidelijkheid nodig heeft voor haar conclusie van antwoord. Zij stelt zich op het standpunt dat Fritzen Fracht haar hierover niets heeft meegedeeld bij het verstrekken van de opdracht en dat haar pas later ter ore is gekomen dat de Emsriff, op het moment dat die aan haar ter reparatie werd aangeboden, niet over een (geldig) klassecertificaat beschikte.
5.12. Fritzen Fracht voert hiertegen het volgende aan. Het is haar onduidelijk van welke instantie de bedoelde verklaring zou moeten komen, zodat er geen sprake is van bepaalde bescheiden. Misti heeft geen rechtmatig belang bij afgifte van het voor de Emsriff geldende klassecertificaat, omdat zij zich ten onrechte op het standpunt stelt dat Fritzen Fracht bij het geven van de opdracht niet zou hebben aangegeven dat de reparaties moesten worden uitgevoerd om verlenging van het GL certificaat te verkrijgen. Bovendien heeft Misti niet uitgelegd waarom zij belang heeft bij duidelijkheid over de geldigheid van het klassecertificaat op het moment dat de Emsriff aan haar ter reparatie werd aangeboden.
5.13. De rechtbank overweegt dat Fritzen Fracht heeft gesteld in haar dagvaarding dat reparaties aan de Emsriff moesten worden uitgevoerd om verlenging van het klassecertificaat te verkrijgen en dat voorafgaand aan de onderling gemaakte afspraken door tussenkomst van de heer [betrokkene] aan Misti ter beoordeling is voorgelegd welke werkzaamheden ten minste moesten worden uitgevoerd om de klasse te verlengen. Daarmee zijn de vereisten voor het klassecertificaat onderdeel gemaakt van de overeenkomst van opdracht, waarin Misti partij was. Derhalve is voldaan aan de voorwaarde van rechtsoverweging 5.2 sub c, terwijl het vanzelfsprekend ook gaat om een bepaald bescheid als bedoeld onder b, hetwelk in het bezit hoort te zijn van Fritzen Fracht, zoals bedoeld onder d. Voorts kan in redelijkheid niet worden ontkend dat Misti een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage van dit certificaat, dat mede bepalend was voor de omvang van de opdracht. Zodoende is ook voldaan aan de voorwaarde sub a. De rechtbank zal de vordering van Misti daarom toewijzen ten aanzien van het geldende klassecertificaat per april / mei 2009. Deze veroordeling zal zoals gevorderd worden versterkt met een dwangsom, die aan een maximum zal worden gebonden.
5.14. De toewijzing geldt niet voor de gevorderde afgifte van een verklaring van een bevoegde instantie dat het certificaat nog steeds geldig was. Misti heeft niet verduidelijkt welk bestaand document wordt bedoeld en voor wie, waar of bij welke instantie dit beschikbaar zou zijn.
5.15. Aangezien partijen in het incident ex artikel 843a Rv. over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit incident tussen hen worden gecompenseerd.
6. De beoordeling in de hoofzaak
6.1. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Misti.
6.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
7. De beslissing
De rechtbank
in het incident tot oproeping in vrijwaring
7.1. staat toe dat door Misti wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 8 september 2010:
a) Nationale Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te
’s-Gravenhage,
b) HDI-Gerling Verzekeringen N.V., gevestigd te Rotterdam,
7.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in het incident ex 843a Rv.
7.3. veroordeelt Fritzen Fracht om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis in het incident, aan Misti, dan wel haar raadsvrouwe M.C.J. Peters te Arnhem, afschrift te verschaffen van het in april / mei 2009 voor de Emsriff geldende klassecertificaat,
7.4. veroordeelt Fritzen Fracht om, ingeval zij (na vijf dagen na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan Misti een dwangsom te betalen van € 10.000,-- ineens, vermeerderd met € 500,-- per dag, echter tot een maximum van in totaal € 25.000,--,
7.5. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
7.6. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 september 2010 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Misti.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.