ECLI:NL:RBARN:2010:BN3344

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5145, 09/1811 en 09/1857
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter die verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn beroepen. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was het uitblijven van een reactie op verzoekers bezwaarschriften tegen de beslissing om zijn ingediende beroepen gevoegd te behandelen. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij geen beslissing had gegeven op zijn bezwaarschriften en de verzoeken om de behandeling van de zaken te splitsen onbeantwoord had gelaten. Daarnaast vond verzoeker het onterecht dat de rechter een complexe zaak met dertien getuigen binnen een tijdsbestek van vijftig minuten wilde behandelen.

De wrakingskamer heeft overwogen dat de beslissingen van de rechter processueel van aard zijn en dat het optreden van de rechter niet kan worden aangemerkt als een blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is om processuele beslissingen aan te vechten, maar om te waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 juni 2010 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Registratienummers: 08/5145, 09/1811 en 09/1857 WWB
Beschikking van 24 juni 2010
inzake
de heer [verzoeker],
wonende te [woonplaats], verzoeker tot wraking,
en
[rechter],
in zijn hoedanigheid van rechter in de zaken met bovenvermelde registratienummers.
1. De procedure
Bij schrijven van 15 mei 2010 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen [rechter].
Bij schrijven van 25 mei 2010 heeft [rechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
Op 31 mei 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. [rechter] heeft in genoemd schrijven van 25 mei 2010 te kennen gegeven geen prijs te stellen om te worden gehoord bij de mondelinge behandeling.
Bij brief van 6 juni 2009 heeft verzoeker na sluiting van het onderzoek een aanvullende toelichting op zijn wrakingsverzoek toegezonden. Nu niet is gebleken dat verzoeker na sluiting van het onderzoek heeft verzocht om heropening en de wrakingskamer daartoe ook ambtshalve geen aanleiding ziet, wordt voornoemde brief niet bij de beoordeling van het verzoek betrokken.
2. Het verzoek
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat sprake is van vooringenomendheid en partijdigheid van de zijde van [rechter], nu deze rechter:
- geen beslissing heeft willen geven op verzoekers bezwaarschriften tegen de beslissing van de rechtbank tot het gevoegd behandelen van de ingediende beroepen;
- de verzoeken de behandeling van de gevoegde zaken te splitsen onbeantwoord heeft gelaten; en,
- meent een zo omvangrijke en complexe zaak, waarbij door verzoeker dertien getuigen zullen worden opgeroepen, binnen een tijdsbestek van vijftig minuten te kunnen behandelen.
Registratienummers: 08/5145, 09/1811 en 09/1857 WWB
3. De beoordeling
3.1 Gelet op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 De onpartijdigheid van de rechter moet worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve toets, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van een bepaalde rechter in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve toets, waarbij moet worden vastgesteld of de rechter voldoende waarborgen heeft geboden om iedere gerechtvaardigde twijfel uit te sluiten.
3.3 De directe aanleiding om de rechter te wraken is het uitblijven van een reactie op de beslissing van de rechter om de door verzoeker ingediende beroepen gevoegd te behandelen en de beslissing om voor de mondelinge behandeling 50 minuten uit te trekken. Deze beslissingen zijn processueel van aard.
3.4 De strekking van het instrument van de wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Uit deze strekking vloeit voort dat het wrakingsinstrument niet is bedoeld als rechtsmiddel om een processuele beslissing aan te vechten.
3.5 Een processuele beslissing levert in beginsel op zichzelf geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden in de zin van artikel 8:15 van de Awb. Dit is alleen dan anders, indien een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid), althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (objectieve partijdigheid). Een wellicht voor verzoeker onwelgevallige beslissing is op zichzelf nog geen aanwijzing van subjectieve of objectieve partijdigheid van de rechter.
3.6 Naar het oordeel van de wrakingskamer kan het door verzoeker bedoelde optreden van de rechter niet als blijk van vooringenomenheid worden aangemerkt. Bij verzoeker kan – objectief gezien – evenmin de indruk zijn ontstaan dat er bij de rechter sprake was van partijdigheid. De door de rechtbank verzonden brief van 8 oktober 2009, waarbij verzoeker op de hoogte is gesteld van de gevoegde behandeling van zijn beroepen, noch de naar aanleiding van verzoekers bezwaren verzonden brief van 7 december 2009, geven daartoe aanleiding.
3.7 Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
3.8 Ten overvloede, ter voorlichting van verzoeker, merkt de wrakingskamer nog het volgende op.
Zoals volgt uit de zienswijze van de rechter is de reden om, in afwijking van het verzoek van eiser, de beroepen tegelijkertijd enkelvoudig te behandelen gelegen in proceseconomische redenen en het vooralsnog niet als bijzonder complex in te schatten karakter van de zaken. Mocht dit inzicht tijdens of na de de behandeling op zitting wijzigen dan kan, indien de ingeplande tijd te beperkt blijkt, alsnog het onderzoek ter zitting worden geschorst ten einde op een later tijdstip te worden hervat, en kan, indien de aard van de zaak dit vereist, gelijk door deze rechter is opgemerkt, alsnog een verwijzing naar de meervoudige kamer plaatsvinden.
Registratienummers: 08/5145, 09/1811 en 09/1857 WWB
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, voorzitter, C. van Linschoten en W.J. Vierveijzer, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Barzilay op 24 juni 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.