Parketnummer : 05/508151-09
Datum zitting : 21 juli 2010
Datum uitspraak : 4 augustus 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : 20 april 1946 te Bierum,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2004 tot en met 5 juli 2007 te Groningen en/of Andelst en/of Delfzijl, althans in Nederland, opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van een valse of vervalste (schriftelijke) schuldbekentenis, gedateerd 21 april 2002, van zijn, verdachtes, moeder aan verdachte en/of een valse of vervalste (schriftelijke) schenking (in de vorm van aandelen), gedateerd 14 december 2004, van zijn, verdachtes, moeder aan verdachte, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte deze valse en/of vervalste geschriften aan notaris [notaris] te Groningen ter beschikking heeft gesteld voor het laten opmaken van een Akte van Boedelbeschrijving en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- op de voornoemde schuldbekentenis een kopie van de originele handtekening van zijn, verdachtes, moeder is geplaatst/gemonteerd en/of
- op de voornoemde schenking een bedrag is bewerkt met een witte correctievloeistof, waarbij (vervolgens) met een (bal)pen de cijfers ‘[nr]’ en/of een punt na de ‘7’ op de (nog natte) correctievloeistof is geplaatst;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
indien vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2004 tot en met december 2007 te Andelst en/of te Delfzijl, althans in Nederland, een (schriftelijke) schuldbekentenis, gedateerd 21 april 2002, van zijn, verdachtes, moeder aan verdachte en/of een (schriftelijke) schenking (in de vorm van aandelen), gedateerd 14 december 2004, van zijn, verdachtes, moeder aan verdachte (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door andere te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid
- een kopie van de originele handtekening van zijn moeder op voornoemde schuldbekentenis te monteren/plaatsen en/of
- het oorspronkelijke bedrag van voornoemde schenking met een witte correctievloeistof te bewerken en/of (vervolgens) met een (bal)pen de cijfers ‘[nr]’ en/of een punt na de ‘7’ op de (nog natte) correctievloeistof te plaatsen.
(artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 juli 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
De officier van justitie, mr. W. Gerretschen, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde geschrift, de valse of vervalste schriftelijke schenking. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad met balpen cijfers op het geschrift heeft geschreven nadat hij het getypte bedrag met correctievloeistof had weggehaald. Dit heeft hij echter niet gedaan om het bestaande bedrag te veranderen, maar omdat het getypte bedrag was vervaagd en hij het bedrag wilde verduidelijken voor de notaris. De rechtbank acht dit verweer van de verdediging aannemelijk nu het niet door andere bewijsmiddelen kan worden weerlegd. Dat het rapport van dhr. [deskundige] van 17 oktober 2007 concludeert dat de punt na het cijfer ‘7’ achteraf is geplaatst en dat daar waar het cijfer ‘5’ staat voorheen geen cijfer stond, doet aan dat oordeel niet af. Het is immers geen weerlegging van de verklaring van verdachte nu een balpen schrijft met een dikkere lijn dan een typelint of een toonder.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Verdachte heeft op 5 juli 2007 te Groningen een geschrift, zijnde een schuldbekentenis van verdachtes moeder aan verdachte van 21 april 2002, aan notaris mr. [notaris] ter beschikking gesteld. Dit geschrift diende als bewijs voor de schulden van verdachtes moeder aan verdachte voor het laten opmaken van een Akte van Boedelbeschrijving.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de handtekening van zijn moeder onder de schuldbekentenis van 21 april 2002 heeft gekopieerd. De officier van justitie baseert zijn oordeel op het rapport van dhr. [deskundige]. Daarnaast heeft verdachte geen origineel van het geschrift in zijn bezit; dit komt omdat er nooit een origineel is geweest. Verder is er niemand anders bij betrokken geweest. Nu verdachte dit document aan de notaris ter beschikking heeft gesteld, heeft hij gebruik gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift.
Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dat hij gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift bij de opstelling van de Akte van Boedelbeschrijving. Dat het geschrift is ondertekend met een valse handtekening wordt enkel door het rapport van dhr. [deskundige] onderschreven. De conclusie dat de handtekening onder dit geschrift van geschrift X2 afkomt en als kopie in het onderhavige geschrift is gemonteerd, komt uit de lucht vallen en wordt niet nader onderbouwd. De bewijswaarde van de rapporten moet ook gerelativeerd worden nu de deskundigheid van de onderzoeker en de waarde van de wetenschap onvoldoende vaststaan. Als onderbouwing van de laatste stelling heeft de raadsman het artikel ‘De wankele basis van de forensische handschriftkunde’ (NJB, 19 februari 2010, afl. 07) overgelegd. Hij heeft daarbij gesteld dat men niet zondermeer kan afgaan op de conclusie van dhr. [deskundige] van NFI als hij stelt dat het bedrijf “[bedrijfsnaam]” een gerenommeerd bedrijf is, nu niet duidelijk is welke functie dhr. [deskundige] bij het NFI bekleedt. Daarnaast bevatten het onderzoek van 30 juli 2007 en het aanvullende onderzoek van 17 oktober 2007 onduidelijkheden. De rapporten kunnen niet zondermeer worden gebruikt voor het bewijs. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Dhr. [deskundige] heeft in zijn rapporten de documenten X1, de schuldbekentenis van 21 april 2002, en X2, een schuldbekentenis van 2 maart 2005, met elkaar vergeleken en daaruit de conclusie getrokken dat documenttechnisch onderzoek heeft aangetoond dat de handtekeningen op X1 en X2 absoluut congruent zijn en ook in de positionering geen afwijkingen vertonen. In zijn rapport d.d. 17 oktober 2007 heeft Dhr. [deskundige] geconcludeerd dat de handtekening op X1 niet door mevrouw [moeder verdachte] op dit document is geplaatst, maar door manipulatie. De raadsman heeft onderbouwd gesteld dat deze rapporten niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. De rechtbank gaat hierin echter niet mee. Dhr. [deskundige] heeft aan zijn rapporten twee bijlagen gehecht waarin hij zijn onderzoeksmethode (bijlage B) en zijn vaardigheid als onderzoeker (bijlage C) uitvoerig onderbouwt en motiveert. Dit maakt dat voor de rechtbank voldoende is gebleken dhr. [deskundige] deskundig is op het gebied van vergelijkend handschriftonderzoek. Daargelaten of de conclusies van forensische handschriftvergelijking wel of niet geschikt zijn om als bewijs van enig strafbaar feit te dienen, is de rechtbank op grond van conclusies van dhr. [deskundige] van oordeel dat de handtekening onder de schuldbekentenis van 21 april 2002 op het document is gekopieerd en niet is gezet door de moeder van verdachte. De rechtbank neemt deze conclusie van dhr. [deskundige] over omdat het in casu niet gaat om een vergelijking van twee handschriften, maar om een documenttechnisch onderzoek. De conclusie van dhr. [deskundige] luidt dat op document X2 absoluut congruent dezelfde handtekening staat als op document X1, de schuldbekentenis in kwestie. De rechtbank heeft zelf ook kunnen waarnemen dat beide handtekeningen een zeer grote gelijkenis vertonen. Daarbij komt nog dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven over hoe die handtekening gezet zou kunnen zijn en hij het origineel van de schuldbekentenis niet kan overleggen, terwijl hij van andere schuldbekentenissen nog wel het origineel in zijn bezit heeft. Daarnaast had verdachte document X2 in zijn bezit; hij had dus als enige de mogelijkheid om de handtekening van dit document te kopiëren op een ander document.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 13 augustus 2004 tot en met 5 juli 2007 te Groningen opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van een valse (schriftelijke) schuldbekentenis, gedateerd 21 april 2002, van zijn, verdachtes, moeder aan verdachte zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat valse geschrift aan notaris [notaris] te Groningen ter beschikking heeft gesteld voor het laten opmaken van een Akte van Boedelbeschrijving en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- op de voornoemde schuldbekentenis een kopie van de originele handtekening van zijn, verdachtes, moeder is geplaatst/gemonteerd
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd aangegeven dat hij bij zijn strafeis rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat verdachte met de vervalsing de werkelijkheid zwart op wit wilde zetten. Wellicht had zijn moeder meer schulden bij verdachte dan ooit op papier is gezet. Dit neemt niet weg dat verdachte met zijn vervalsing het voor de notaris onmogelijk heeft gemaakt om de waarheid te achterhalen. De ernst van het feit vraagt om een werkstraf voor de duur zoals door de officier van justitie is geëist.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is onder meer gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, d.d. 29 juni 2010.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een vals geschrift aan de notaris ter beschikking gesteld voor het opmaken van de Akte van Boedelbeschrijving van de erfenis van zijn, verdachtes, moeder. Hiermee heeft verdachte het vertrouwen dat men in het maatschappelijke verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen stellen, ondermijnd en met zijn handelen heeft verdachte nadeel voor zijn mede-erfgenaam kunnen bewerkstelligen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan; er is sprake van een zeer laakbaar feit. De notaris moet te allen tijde in staat worden gesteld zijn taken conform de regels van het civiele recht uit te voeren.
De officier van justitie heeft ter zake van het gebruik maken van twee documenten geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van één document. De rechtbank acht het feit dermate laakbaar dat het te ver voert om de geëiste werkstraf te halveren en is van oordeel dat passend en geboden is om aan verdachte een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis op te leggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 90 (negentig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 45 (vijfenveertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mrs. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), J.M. Klep en P.C. Quak, in tegenwoordigheid van
mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 augustus 2010.
Zijnde mrs. H.P.M. Kester-Bik en J.M. Klep buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.