ECLI:NL:RBARN:2010:BN1781

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701129-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving in Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld, diefstal met een valse sleutel en wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd op 27 november 2008 te Arnhem. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat het proces-verbaal van herkenning, opgemaakt door een verbalisant, buiten beschouwing moest worden gelaten, omdat de herkenning op gebrekkige wijze tot stand was gekomen. Hoewel er een dactyloscopische match was tussen de tape, die om het hoofd van het slachtoffer was aangetroffen, en de verdachte, was dit enkele bewijsmiddel onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen. De rechtbank benadrukte dat er een logische en begrijpelijke onderbouwing van de conclusie in de rapportage over de dactyloscopische match ontbrak.

De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 48 maanden eiste. De verdediging voerde aan dat de uiterlijke kenmerken van de verdachte niet overeenkwamen met het signalement dat door het slachtoffer was gegeven. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie kritisch beoordeeld en vastgesteld dat de fotoherkenning en de dactyloscopische sporen niet voldoende betrouwbaar waren. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/701129-10
Datum zitting : 22 juni 2010
Datum uitspraak : 6 juli 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 15 mei 1987 te Midyat (Turkije),
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd te HvB Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman : mr. K. Karakaya, advocaat te Almere.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2008 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen
- een (gouden) halsketting (van de nek van [slachtoffer] getrokken) en/of
- een horloge (van de pols van [slachtoffer] getrokken) en/of
- een pinpas (Rabobank) en/of
- een geldbedrag van 950 EURO, althans een geldbedrag en/of
- een juwelenkistje (met diverse juwelen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- de voordeur van de woning van die [slachtoffer] met kracht heeft/hebben
opengeduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] met kracht (naar achteren) tegen de
verwarming heeft/hebben geduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden: "Overval, ik wil
geld, geld, want ik heb 5.000 EURO schuld. Die moet ik betalen,
anders.....", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard
heeft/hebben toegevoegd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een mes, althans een scherp voorwerp op
de keel/hals heeft/hebben gezet, althans in de directe nabijheid van de
keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij)
die [slachtoffer] dreigend de woorden: "Als u meewerkt gebeurt er niets.
Ik heb geld nodig", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard
heeft/hebben toegevoegd en/of
- (vervolgens) met kracht een (gouden) halsketting van de nek/hals van die
[slachtoffer] heeft/hebben getrokken/gerukt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen naar een
(slaap)kamer op de bovenverdieping te gaan en/of
- (vervolgens) op een bed in die (slaap)kamer de polsen van die [slachtoffer] met een tie-wrap, althans met een plastic band aan elkaar
heeft/hebben gebonden en/of de ogen van die [slachtoffer] met (brede,
bruine) tape heeft/hebben afgeplakt en/of
- (vervolgens) met kracht een horloge van de pols van die [slachtoffer]
heeft/hebben getrokken/gerukt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (nadat zij haar pincode had afgegeven)
dreigend de woorden: "Als je liegt, dan komen we terug en ga je eraan",
althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard heeft/hebben
toegevoegd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 november 2008 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een (gouden) halsketting en/of
- een horloge en/of
- een geldbedrag van 950 EURO, althans een geldbedrag en/of
- een juwelendoosje (met diverse sieraden) en/of
- een pinpas (Rabobank) met daabij behorende pincode,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- de voordeur van de woning van die [slachtoffer] met kracht heeft/hebben
opengeduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] met kracht (naar achteren) tegen de
verwarming heeft/hebben geduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden: "Overval, ik wil
geld, geld, want ik heb 5.000 EURO schuld. Die moet ik betalen,
anders.....", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard
heeft/hebben toegevoegd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een mes, althans een scherp voorwerp op
de keel/hals heeft/hebben gezet, althans in de directe nabijheid van de
keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij)
die [slachtoffer] dreigend de woorden: "Als u meewerkt gebeurt er niets.
Ik heb geld nodig", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard
heeft/hebben toegevoegd en/of
- (vervolgens) met kracht een (gouden) halsketting van de nek/hals van die
[slachtoffer] heeft/hebben getrokken/gerukt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen naar een
(slaap)kamer op de bovenverdieping te gaan en/of
- (vervolgens) op een bed in die (slaap)kamer de polsen van die [slachtoffer] met een tie-wrap, althans met een plastic band aan elkaar
heeft/hebben gebonden en/of de ogen van die [slachtoffer] met (brede,
bruine) tape heeft/hebben afgeplakt en/of
- (vervolgens) met kracht een horloge van de pols van die [slachtoffer]
heeft/hebben getrokken/gerukt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (nadat zij haar pincode had afgegeven)
dreigend de woorden: "Als je liegt, dan komen we terug en ga je eraan",
althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard heeft/hebben
toegevoegd;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2008 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de Rabobank) gelegen aan het
Willemsplein, heeft weggenomen een geldbedrag (van 1.250 EURO), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of de
Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel (een eerder weggenomen bankpas (Rabobank) met bijbehorende
pincode);
3.
hij op of omstreeks 27 november 2008 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk voornoemde
persoon wederrechtelijk
- in een (slaap)kamer, gelegen op de bovenverdieping van de woning van die
[slachtoffer], heeft/hebben vastgebonden en/of
- de ogen met een (brede, bruine) tape heeft/hebben afgeplakt en/of
- gedurende langere tijd heeft/hebben belet, althans onmogelijk heeft/hebben
gemaakt die (slaap)kamer te verlaten, door gedurende die langere tijd in de
directe nabijheid van die [slachtoffer] te verblijven;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 22 juni 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. K. Karakaya, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. K. Hermans, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De officier van justitie verwijst naar de aangifte van aangeefster [slachtoffer], gedaan op de dag van de overval zelf. Een korte tijd na de overval, op slechts negen minuten rijden van het plaats delict, wordt gepind met de gestolen bankpas van aangeefster. Degene die pint met aangeefsters bankpas wordt door verbalisant [verbalisant], brigadier-rechercheur, werkzaam bij politie IJsselland, aan de hand van opgenomen beelden van die geldopname, herkend als verdachte [verdachte]. De officier van justitie merkt daarbij op dat de persoon op de beelden een jas draagt die overeenstemt met een jas uit het door aangeefster gegeven signalement. Daarnaast is er een dactyloscopische overeenkomst tussen een handpalmafdruk aangetroffen op de tape, die door de overvallers was aangebracht om het hoofd van aangeefster en verdachte. De officier van justitie geeft aan dat de aangetroffen vingerafdruk aangetroffen is op een afgewikkeld stuk tape. Ver-dachte kan dus niet aanvoeren enkel de rol vastgehouden te hebben.
De officier van justitie merkt op dat verdachte hier geen verklaring voor kan geven. Het zwijgen kan verdachte niet aangerekend kan worden, maar kan wel meewegen in de bewijsoverweging. Verwezen wordt naar een uitspraak van de Hoge Raad van 14 juni 2004, LJN: AO9639.
Gelet hierop en in samenhang met de overige bewijsmiddelen in het dossier, acht de officier van justitie alle ten laste gelegde feiten wettelijk en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat de uiterlijke kenmerken van verdachte niet overeenkomen met het door aangeefster opgegeven signalement. Aangeefster heeft aangegeven dat het haar opviel dat verdachten niet vermomd waren, ze heeft dus een goed signalement kunnen geven. Verdachte lijkt niet op de persoon opgenomen door de beveiligingscamera van de bank.
Een afdruk van de beveiligingsbeelden is getoond aan verbalisant [verbalisant] van de politie Deventer. Hoe deze afdruk bij verbalisant [verbalisant] is terechtgekomen blijkt niet uit het dossier. De gevolgde wijze van fotoherkenning is uiterst onbetrouwbaar en mag derhalve niet meewegen in de bewijsvoering.
De raadsman merkt ten aanzien van het dactyloscopische spoor op dat de tape met de sporen reeds is vernietigd. Er kan dus geen contra-expertise meer plaatsvinden. Andere sporen, zoals vezelsporen en dna-sporen zijn niet nader onderzocht. Het is de vraag of de sporen wel op de juiste wijze zijn veiliggesteld. De conclusie van de officier van justitie, dat de afdruk op de buitenste laag zit, is niet terug te vinden in het NFI-rapport. Het rapport betreffende het onderzoeken van de sporen is erg onduidelijk. Gesteld wordt dat men aan de gang gaat met een kwalitatief minder rechter-duimafdruk-spoor. Hoe men vervolgens bij een match met een linker-handpalmafdruk komt is onduidelijk. De raadsman betwist de betrouwbaarheid van dit bewijsmiddel en vraagt uitsluiting hiervan.
Over het door de officier van justitie opgemerkte zwijgen van verdacht merkt de raadsman op dat verdachte weliswaar in het voortraject heeft gezwegen, maar ter zitting wel degelijk heeft verklaard. Verdachte kan zich echter niet herinneren wat hij die dag heeft gedaan. Er is, kortom, geen wettelijk en overtuigend bewijs aanwezig voor hetgeen verdachte is tenlastegelegd zodat vrijspraak dient te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsvoering van de officier van justitie is gestoeld op drie bewijsmiddelen. De rechtbank zal deze achtereenvolgens bespreken.
De fotoherkenning door een politieagent
Zoals hiervoor vermeld, zijn van één van de overvallers camerabeelden voorhanden toen hij met de gestolen pinpas geld opnam bij een pinautomaat. Deze foto's zijn voorgelegd aan een politie-agent in Deventer, die verdachte in het kader van een eerder opsporingsonderzoek heeft ondervraagd. Deze politieagent heeft te kennen gegeven dat de persoon op de hem getoonde foto's verdachte is.
In dit verband is van belang te onderkennen dat de methode van fotoherkenning voor bewijsdoeleinden een heikele aangelegenheid is en behoedzaam moet worden gehanteerd. Om dat te waarborgen is er een instructie uitgevaardigd, de Richtlijnen meervoudige fotobewijsconfrontatie, die dient te worden gevolgd wanneer 'burgers', niet zijnde opsporingsambtenaren, wordt gevraagd foto's te bekijken om te onderzoeken of zij een verdachte van die foto's kunnen herkennen. Deze instructie bevat diverse waarborgen voor de zorgvuldigheid en betrouwbaarheid van de procedure. Eén van die voorschriften is dat vooraf geen informatie mag worden verstrekt, ook niet onbewust, over de personen die op de te tonen foto's zijn afgebeeld, in welk verband is voorgeschreven dat een opsporingsambtenaar die weet wie van de getoonde personen het confrontatie-subject is niet mag optreden als getuigebegeleider.
In het onderhavige geval stelt de rechtbank vast dat de verbalisant die zegt verdachte te hebben herkend, tevoren is medegedeeld wiens afbeelding hem zou worden getoond, waaruit de verdenking jegens verdachte bestond en bovendien is hem tevoren medegedeeld dat er al een positieve dactyloscopische match was, die verdachte linkt aan het misdrijf waarvan hij werd verdacht.
Hoewel er geen reden is te veronderstellen dat de politieagent te kwader trouw heeft gehandeld toen hij aangaf verdachte van de hem getoonde foto te herkennen, bestaat het reële gevaar dat zijn constatering dat de persoon op hem getoonde foto verdachte is, onbewust is gestuurd door deze informatie, waarbij met name de informatie over de dactyloscopische match van belang is. Juist op dit punt wreekt zich het feit dat verbalisanten de waarborgen van voormelde Richtlijn volstrekt hebben genegeerd. Immers, juist het voorkomen van onbewuste sturing van de mense-lijke geest en het menselijke herinneringsvermogen is de ratio van deze voorschriften.
Dat de betreffende verbalisant vervolgens aangeeft waarom hij verdachte herkent en waarop hij deze waarneming baseert sluiten aan bij een bevestiging van de hem medegedeelde identiteit. Deze opmerkingen kunnen het gebrek van de confrontatie niet herstellen.
De rechtbank is van oordeel dat de fotoherkenning op dusdanige gebrekkige wijze tot stand is gekomen, dat niet gesproken kan worden van objectieve en betrouwbare beoordeling door de waarnemer, zodat dit proces-verbaal van herkenning buiten beschouwing wordt gelaten.
De foto's van de geldopname
De rechtbank kan niet op basis van de foto’s buiten redelijke twijfel vaststellen dat het hier om verdachte gaat. De foto's zijn niet scherp, een deel van het gezicht van de betreffende man wordt afgeschermd door de capuchon Dat de afgebeelde persoon een jas draagt die in te lezen valt in het signalement van aangeefster voegt hieraan niets toe.
De dactyloscopische match
Op de tape waarmee de overvallers het hoofd van aangeefster hebben omwikkeld, zijn dactylo-scopische sporen aangetroffen.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de aanwezigheid van een dactyloscopich spoor om een verklaring van verdachte vraagt, en het zwijgen daarover hem aangerekend kan worden. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard en derhalve zijn zwijgrecht doorbroken. Het rapport van IPOL d.d. 28 mei 2009 vermeldt dat met het kwalitatief mindere spoor NFI-02 (rechterduim afdruk) nazoekingen werden gedaan in het geautomatiseerde systeem, waarna het spoor NFI-01, aangetroffen op de bruine verpakkingstape, zijnde het handpalmspoor, kon worden geïdentificeerd als dat van verdachte. Weliswaar is er een dactyloscopische “match” tussen de tape en verdachte, maar dit enkele bewijsmiddel is onvoldoende om tot een wettig en overtui-gend bewijs te komen, mede gelet op het feit dat een logische en begrijpelijke onderbouwing van de conclusie in de betreffende rapportage ontbreekt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. M.S.T. Belt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Stevens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2010.