Parketnummer : 05/502860-09
Datum zitting : 22 juni 2010
Datum uitspraak : 6 juli 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : 22 februari 1963 te Tarsus,
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. M.P. Nan, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2008, in elk geval in of omstreeks de periode
van de maand oktober 2008 tot en met de maand december 2008 te Arnhem, in elk
geval in de gemeente Arnhem en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk,
althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig,
althans
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
het pand Schrassertstraat [11] in Arnhem in gebruik heeft genomen als
woonfunctie en/of voor bedrijfsmatig woonverhuur aan meer dan een huishouden
en meer dan 4 personen en/of kamergewijze verhuur en/of (vervolgens) van het
pand Schrassertstraat [11] in Arnhem, bedrijfsmatig kamers (woonfunctie)heeft
verhuurd en/of kamergewijs heeft verhuurd en/of woonverblijf heeft verschaft
aan meer dan een huishouden en meer dan 4 personen,
-terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) voor dit gebruik
(kamergewijze verhuur) geen gebruiksvergunning had/hadden aangevraagd en/of
van dit gebruik (kamergewijze verhuur) geen melding had(den) gemaakt bij de
gemeente Arnhem en/of geen gebruiksvergunning voor dit gebruik hadden van de
gemeente Arnhem en/of waardoor verdachte en/of verdachtes mededaders zich
heeft/hebben onttrokken aan controles op het gebied van brandveiligheid voor
dat gebruik (kamergewijze verhuur) van dat pand door de gemeente Arnhem
en/of
-terwijl het pand niet voldeed aan de voor dat gebruik (kamergewijze verhuur
en/of bedrijfsmatig woonverhuur aan meer dan een huishouden en meer dan vier
personen) gestelde brandveiligheidseisen zoals die gesteld zijn in het
Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en/of de bouwverordening van de
gemeente Arnhem,
immers
- was in voormeld pand geen brandmeldinstallatie (met volledige bewaking)
aangebracht in de ruimtes waarin dit was voorgeschreven en/of
- waren er in voormeld pand geen rookmelders aanwezig en/of er geen
doorgekoppelde 220 volt rookmelders aanwezig in de ruimtes/kamers van dat pand
en/of
- was er in voormeld pand geen tweede adequate vluchtroute aanwezig en/of
vanuit de verschillende kamers was geen tweede adequate vluchtroute aanwezig
of vervolg vluchtroute vanaf het dak en/of
- was er in voormeld pand geen ontruimingsalarminstallatie
(luidalarminstallatie) aanwezig en/of was er geen ontruimingsplan aanwezig
en/of
- waren de kamers niet uitgevoerd als subbrandcompartimenten met een wbdbo van
30 minuten en/of
- waren er in voormeld pand geen of onvoldoende blusmiddelen aanwezig en/of
- Waren er in het voormeld pand geen goede deurconstructies aangebracht en/of
- voldeden in voormeld pand de wanden niet aan de daarvoor gestelde eisen
en/of niet alle plafonds aan de brandvoortplantingsklasse 4
-terwijl (na/tijdens die ingebruikname als hierboven vermeld)
er (vervolgens) brand is ontstaan in voormeld pand (Schrassertstraat [11])
en/of (vervolgens)((mede doordat het voormelde pand niet voldeed aan een of
meer voormelde brandveiligheidseisen))deze brand zich snel heeft uitgebreid
door het gehele pand en/of er een enorme rookontwikkeling in het gehele pand
is ontstaan en/of (vervolgens) 2, althans een aantal zich in dat pand
bevindende huurders/personen (de 2 hierna genoemde personen) zich
(mede)doordat het pand niet voldeed aan een of meer van de hierboven genoemde
brandveiligheidseisen het pand niet tijdig hebben/heeft kunnen verlaten,
-waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer2] (ook
genoemd [slachtoffer2] en/of [slachtoffer2]) zodanig letsel, te weten
diverse brandwonden en/of verbrandingen lichaam en/of
zuurstoftekort/verstikking, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is
overleden en/of
-waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer1]
zodanig letsel, te weten diverse brandwonden/verbrandingen lichaam en/of
zuurstoftekort/verstikking, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is
overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van de maand oktober 2008 tot en met de maand
december 2008 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk een aan of nabij de Schrassertstaat gelegen bouwerk,
Schrasserststraat [11] in Arnhem heeft gebruikt of laten gebruiken, anders dan
in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften
bedoeld in artikel 8 van de woningwet,
aangezien verdachte in strijd met de bij het "besluit brandveilig gebruik
bouwwerken" en/of de "bouwverordening van de gemeente Arnhem" zonder een
gebruiksmelding dat bouwwerk met een woonfunctie in gebruik heeft genomen
en/of heeft gebruikt voor kamergewijze verhuur;
artikel 1a Wet op de Economische Delicten
artikel 7b lid 2 woningwet
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 22 juni 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P. Nan, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [benadeelde partij1]
• [benadeelde partij2]
• [benadeelde partij3]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren subsidiair 100 (honderd) dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] tot een bedrag van € 200,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de overige benadeelde partijen, [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3], heeft de officier van justitie verzocht deze vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren nu deze niet eenvoudig van aard zijn.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld
Op 29 december 2008 is in het pand Schrassertstraat [11] te Arnhem brand ontstaan. Daarbij hebben twee personen, te weten [slachtoffer1] en [slachtoffer2] diverse brandwonden opgelopen en zijn zij door verstikking om het leven gekomen.
Verdachte was op 29 december 2008 eigenaar van dit pand, Schrassertstraat [11] te Arnhem, en verhuurde dit pand voor kamerbewoning.
Indien in een pand kamers worden verhuurd aan meer dan vier personen, is er sprake van bedrijfsmatige kamerverhuur en dient het pand te voldoen aan bepaalde eisen, neergelegd
in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (het Gebruiksbesluit) en/of de bouwverordening van de gemeente Arnhem, te weten:
? de gemeenschappelijke ruimten moeten zijn voorzien van een brandmeldinstallatie (met volledige bewaking),
? in alle verblijfsruimten in het pand dienen rookmelders aanwezig te zijn en een doorgekoppelde 220 volt rookmelderinstallatie;
? er dient vanuit de verschillende kamers een tweede adequate vluchtroute aanwezig te zijn, alsmede een vervolg vluchtroute vanaf het dak;
? er dient een ontruimingsalarminstallatie (luidalarminstallatie) aanwezig te zijn en/of een ontruimingsplan;
? er dienen in het pand voldoende blusmiddelen aanwezig te zijn;
Sinds 1 november 2008 geldt dat bedrijfsmatige kamerverhuurders hun verhuuractiviteiten dienen te melden aan de gemeente, zodat deze kan toezien op naleving van de voorschriften.
Verdachte heeft nooit een dergelijke melding aan de gemeente gedaan, noch heeft hij, in de periode vóór 1 november 2008, bij de gemeente een vergunning aangevraagd zoals dat toen vereist was.
Verdachte wist dat hij een vergunning diende aan te vragen in geval van verhuur aan meer dan vier personen en hij wist van de meldingsplicht.
Ingevolge de Bouwverordening dienen de wand-en plafondconstructies te voldoen aan brand-voortgangsklasse 4 en aan een maximale rookproductie.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. De zorgplicht staat in casu centraal. Wanneer een eigenaar meer dan vier kamers verhuurt moet hij ervoor zorgdragen dat het pand voldoende veilig is. Verdachte had ervoor zorg moeten dragen dat hij niet meer dan vier huurders had, dan wel had hij bij meer dan vier huurders hiervoor de nodige maatregelen moeten treffen. Verdachte heeft gefaald in zijn zorgplicht.
Het pand voldeed niet aan de eisen waaraan een pand met meer dan vier huurders moet voldoen. Doordat het pand niet voldeed aan die eisen, waarbij met name het ontbreken van brandmelders en het ontbreken van een tweede vluchtroute van belang zijn, is aan verdachte te wijten dat twee mensen zijn overleden door de brand.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Verdachte heeft er alles aan gedaan om te voorkomen dat er meer dan 4 huurders in het pand zouden wonen zodat van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onachtzaamheid geen sprake is. Onder deze omstandigheden ontbreekt de vereiste schuld aan de zijde van verdachte.
Ter zake van de causaliteit kan worden vastgesteld dat de brand is ontstaan door brandstichting. Aan het ontstaan van de brand kan verdachte dus geen verwijt worden gemaakt. Terzake van het verloop van de brand kan verdachte echter evenmin een verwijt worden gemaakt. Uit onderzoek van de technische recherche blijkt namelijk dat de geopende toiletdeur op de overloop van de eerste verdieping en het geopende raam op de zolderverdieping belangrijke oorzaken zijn geweest voor de snelle rookontwikkeling. Deze snelle rookontwikkeling en de omstandigheid dat onmiddellijk daarna het licht is uitgevallen, hebben er naar alle waarschijnlijkheid voor gezorgd dat [slachtoffer1] en [slachtoffer2] het pand niet tijdig via een raam hebben kunnen ontvluchten. De aanwezigheid van rookmelders had in casu dit gevolg niet kunnen voorkomen, hetgeen ondermeer kan worden afgeleid uit de verklaring van [benadeelde partij1] inhoudende dat de twee slachtoffers op enig moment met [benadeelde partij1] op de gang stonden en derhalve niet in hun slaap door brand zijn verrast.
Dat de in de tenlastelegging genoemde verwijten op enigerlei wijze invloed hebben gehad op het overlijden van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] kan niet worden bewezen zodat de vereiste causaliteit ontbreekt.
Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht de zaak aan te houden opdat de deskundigen van de technische recherche die ter plaatse onderzoek hebben verricht, alsmede de heer [deskundige] van het NFI, kunnen worden gehoord over de vraag wat de gevolgen van de brand zouden zijn geweest als de regels wel zouden zijn nageleefd.
Beoordeling door de rechtbank
Allereerst dient, gelet op de opbouw van de primaire tenlastelegging te worden onderzocht of ten tijde van de brand er meer dan vier kamerhuurders waren. Immers, eerst in dat geval zijn de hiervoor weergegeven voorschriften van het Gebruiksbesluit van toepassing. Door en namens verdachte is betwist dat er meer dan vier huurders waren en in het voetspoor daarvan wordt betwist dat het pand aan de genoemde veiligheidseisen moest voldoen.
De rechtbank stelt dienaangaande het volgende vast.
Op 29 december 2008 waren de volgende personen ingeschreven op het adres Schrassertstraat [11]: [benadeelde partij2]; [huurder1]; [benadeelde partij1]; [slachtoffer2]; [slachtoffer1]; [huurder2].
Ten aanzien van [huurder1] staat vast dat deze reeds was verhuisd en ten onrechte niet was uitgeschreven.
Verdachte wist dat er op het moment van de brand meer dan vier huurders in het pand aan de Schassertstraat [11] te Arnhem woonden. Hij wist ook dat hij, wanneer hij meer dan vier huurders had, hij hiervan melding moest doen bij de gemeente. Hij deed de melding niet, omdat het een overgangssituatie betrof. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de huurovereenkomsten met [slachtoffer1] en [slachtoffer2] reeds waren opgezegd maar zij bij gebreke van alternatieve woonruimte nog steeds in het pand woonden. Er was in zoverre sprake van een tijdelijke overgangssituatie, ontstaan doordat huurders van wie de huurovereenkomst was geëindigd, niet terstond hun kamer ontruimden en vertrokken, aldus verdachte. Tegelijkertijd verbleef ook [huurder3], een nieuwe huurder, reeds sinds november 2008 in het pand zodat ten tijde van de brand verdachte meer dan 4 huurders had. Nog afgezien van de omstandigheid dat de toepasselijke regelgeving geen uitzondering toelaat in geval van overgangssituaties, is gebleken dat er vanaf het moment dat verdachte het pand heeft gekocht, met regelmaat meer dan 4 personen op het betreffende adres ingeschreven hebben gestaan, zodat deze ‘overgangssituaties’ een structureler karakter hadden dan verdachte doet voorkomen.
Namens verdachte is nog naar voren gebracht dat één van de huurders, [benadeelde partij2], in de nacht van de brand afwezig was omdat hij elders overnachtte; hij zou niet mogen worden meegeteld bij de beantwoording van de vraag of verdachte moest voldoen aan de voorschriften van het Gebruiksbesluit (meer dan vier kamerbewoners). Dat verweer wordt verworpen. Het criterium van meer dan vier kamerhuurders heeft betrekking op het aantal personen die hun vaste woonplaats hebben in het pand. De enkele omstandigheid dat een huurder toevallig een nacht buiten de deur doorbrengt, impliceert niet dat hij of zij dan niet meer heeft te gelden als huurder in de zin van het Gebruiksbesluit.
Geconcludeerd kan worden dat op 28 en 29 december 2008 er meer dan vier huurders hun verblijfpaats hadden in het pand, dat verdachte daarom aan de meldingsplicht en aan de brandpreventie-voorschriften van het Gebruiksbesluit had moeten voldoen. Dat het pand niet voldeed aan de deze voorschriften, staat vast. Daarnaast staat vast dat de in de woning aanwezige PVC-plafondschroten een zeer sterke rookproductie hadden, hetgeen, in het algemeen, een snellere verspreiding van de brand door zogeheten 'flash-over' kan meebrengen.
Onder deze omstandigheden had verdachte zich niet mogen onttrekken aan zijn meldingsplicht bij de gemeente, temeer nu hij wist dat de alsdan noodzakelijke aanpassingen aan het pand verband hielden met de brandveiligheid en het beperken van de gevolgen van een brand. Het is van algemene bekendheid dat brand zeer ernstige gevolgen kan hebben en van een commerciële kamerverhuurder mag dan ook worden verwacht dat hij met het oog op de belangen en veiligheid van zijn huurders, de door de overheid voorgeschreven maatregelen stipt opvolgt. Nu verdachte zulks heeft nagelaten en daaraan bovendien klaarblijkelijk financiële motieven ten grondslag hebben gelegen, is er sprake van aanmerkelijke onachtzaamheid en nalatigheid.
Nu zich een brand heeft voorgedaan, zonder dat verdachte de benodigde maatregelen had getroffen om de gevolgen van de brand te beperken, kan de dood van de slachtoffers hem ook worden toegerekend in de zin van artikel 307 Sr. De stelling van de verdediging dat de brand zich vooral heeft ontwikkeld doordat iemand op de zolderverdieping een raam heeft opengezet en dat zulks verdachte niet kan worden toegerekend, doet daar niet aan af. Dat is immers een omstandigheid die welhaast inherent is aan een woningbrand; mensen proberen dan te ontsnappen en openen ramen en deuren. Dit levert daarom niet een doorkruising op van het voorzienbare gevolg van de handelwijze, beter gezegd, de nalatigheid van verdachte.
Daar doet niet aan af dat de slachtoffers mogelijk ook waren overleden als er wel rookmelders en/of tempexplaten of een tweede vluchtroute was geweest. Verdachte heeft door bewuste nalatigheid een situatie gecreëerd die aanzienlijk gevaarlijker is dan het geval zou zijn geweest indien hij de gebruiksvoorschriften wel had nageleefd en als het gevaar zich dan realiseert kan dat verdachte worden toegerekend.
Nu het bovenstaande in beginsel leidt tot een bewezenverklaring, komt de rechtbank toe aan het voorwaardelijke aanhoudingsverzoek van de verdediging. Dit verzoek zal worden afgewezen. Gelet op de hierboven genoemde motivering, wordt de vraag die de raadsman aan de getuige-deskundigen wilde stellen, niet relevant geacht voor de vraag of de dood van de slachtoffers in redelijkheid aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 29 december 2008, te Arnhem, alleen, aanmerkelijk onachtzaam en nalatig,
het pand Schrassertstraat [11] in Arnhem in gebruik heeft genomen als
woonfunctie en voor bedrijfsmatig woonverhuur aan meer dan een huishouden
en meer dan 4 personen en kamergewijze verhuur en (vervolgens) van het
pand Schrassertstraat [11] in Arnhem, bedrijfsmatig kamers (woonfunctie)heeft
verhuurd en kamergewijs heeft verhuurd en woonverblijf heeft verschaft
aan meer dan een huishouden en meer dan 4 personen,
-terwijl verdachte voor dit gebruik (kamergewijze verhuur) geen gebruiksvergunning had aangevraagd en van dit gebruik (kamergewijze verhuur) geen melding had gemaakt bij de
gemeente Arnhem en geen gebruiksvergunning voor dit gebruik hadden van de
gemeente Arnhem en waardoor verdachte zich
heeft onttrokken aan controles op het gebied van brandveiligheid voor
dat gebruik (kamergewijze verhuur) van dat pand door de gemeente Arnhem
en
-terwijl het pand niet voldeed aan de voor dat gebruik (kamergewijze verhuur
en/of bedrijfsmatig woonverhuur aan meer dan een huishouden en meer dan vier
personen) gestelde brandveiligheidseisen zoals die gesteld zijn in het
Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en/of de bouwverordening van de
gemeente Arnhem,
immers
- was in voormeld pand geen brandmeldinstallatie (met volledige bewaking)
aangebracht in de ruimtes waarin dit was voorgeschreven en
- waren er in voormeld pand geen rookmelders aanwezig en/of er geen
doorgekoppelde 220 volt rookmelders aanwezig in de ruimtes/kamers van dat pand
en
- was er in voormeld pand geen tweede adequate vluchtroute aanwezig en/of
vanuit de verschillende kamers was geen tweede adequate vluchtroute aanwezig
of vervolg vluchtroute vanaf het dak en
- was er in voormeld pand geen ontruimingsalarminstallatie
(luidalarminstallatie) aanwezig en was er geen ontruimingsplan aanwezig
en
- waren de kamers niet uitgevoerd als subbrandcompartimenten met een wbdbo van
30 minuten en
- waren er in voormeld pand geen of onvoldoende blusmiddelen aanwezig en
- waren er in het voormeld pand geen goede deurconstructies aangebracht en
- voldeden in voormeld pand de wanden niet aan de daarvoor gestelde eisen
En niet alle plafonds aan de brandvoortplantingsklasse 4
-terwijl (na/tijdens die ingebruikname als hierboven vermeld)
er (vervolgens) brand is ontstaan in voormeld pand (Schrassertstraat [11])
en (vervolgens)((mede doordat het voormelde pand niet voldeed aan een of
meer voormelde brandveiligheidseisen)) deze brand zich snel heeft uitgebreid
door het gehele pand en/of er een enorme rookontwikkeling in het gehele pand
is ontstaan en/of (vervolgens) 2, zich in dat pand
bevindende huurders/personen (de 2 hierna genoemde personen) zich
(mede)doordat het pand niet voldeed aan een of meer van de hierboven genoemde
brandveiligheidseisen het pand niet tijdig hebben kunnen verlaten,
-waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer2] (ook
genoemd [slachtoffer2] en/of [slachtoffer2]) zodanig letsel, te weten
diverse brandwonden en verbrandingen lichaam en zuurstoftekort/verstikking, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is verleden en
-waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer1]
zodanig letsel, te weten diverse brandwonden/verbrandingen lichaam en
zuurstoftekort/verstikking, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is
overleden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn’ meermalen gepleegd
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitslui-ten.
6. De motivering van de sanctie
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren subsidiair 100 (honderd) dagen vervangende hechtenis met aftrek.
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft door de brand een behoorlijke schuld opgelopen en het was nooit de bedoeling om meer dan vier huurders in zijn huis te hebben.
Beoordeling door de rechtbank
Op 29 december 2008 zijn door een brand twee mannen van toen 43 en 54 jaar oud, door
verstikking om het leven gekomen. Van brand is bekend dat dit een van de meest afschuwelijke manieren is om te overlijden. Niet voor niets worden daarom door de overheid regels gesteld om de gevolgen van brand zoveel als mogelijk te beperken.
Verdachte heeft deze regels genegeerd teneinde zich investeringen te kunnen besparen, met als uiteindelijk gevolg dat de slachtoffers minder kans hadden om deze brand te overleven. De dood van de slachtoffers is dus mede aan verdachte te wijten en de rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf.
Wel houdt de rechtbank bij de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij er rekening wordt gehouden met het feit dat verdachte door de brand financieel al behoorlijk is getroffen.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiele documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 juni 2010.
6b. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht de materiële schade van € 4.573,58 zoals geclaimd door [benadeelde partij1] aannemelijk. Dit gedeelte van de vordering komt de rechtbank derhalve gegrond voor, zodat het zal worden toegewezen.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [benadeelde partij1] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden, bestaande in de aantasting van zijn eigen persoon en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De door de benadeelde partij daarnaast geclaimde shockschade (bestaande uit het leed dat is veroorzaakt door de, ongetwijfeld schokkende, aanblik van twee overleden huisgenoten) voldoet niet aan de maatstaven die zijn tot stand gekomen in bestendige rechtspraak op dit punt en dit gedeelte van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer, waarbij de rechtbank overweegt dat deze voor zijn leven heeft moeten vrezen en nipt aan de dood ontsnapt is. De vordering is voorzover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank acht de materiële schade zoals geclaimd door [benadeelde partij2] aannemelijk. De vordering komt de rechtbank derhalve gegrond voor, zodat deze zal worden toegewezen.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] niet van eenvoudige aard, zodat de vordering zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 36f, 57 en 307 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij1], adres [adres], te betalen € 6.073,58 (zegge zesduizenddrieënzeventig euro en achtenvijftig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 6.073,58 subsidiair 60 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij1], adres [adres], te betalen
€ 6.073,58 (zegge zesduizenddrieënzeventig euro en achtenvijftig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij2], adres [adres], te betalen € 2.596,78 (zegge tweeduizend vijfhonderdzesennegentig euro en achtenzeventig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.596,78, subsidiair 42 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2], adres [adres], te betalen
€ 2.596,78 (zegge tweeduizend vijfhonderdzesennegentig euro en achtenzeventig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 42 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door mrs. J.P. Bordes (voorzitter), F.J.H. Hovens en M.S.T. Belt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2010.