Parketnummer : 05/901151-08
Data zittingen : 4 augustus 2009, 27 oktober 2009, 19 januari 2010, 20 januari 2010,
13 april 2010, 10 mei 2010, 11 mei 2010, 19 mei 2010, 14 juni 2010,
15 juni 2010, 17 juni 2010 en 21 juni 2010
Datum uitspraak : 2 juli 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : 1 augustus 1979 te Oss,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73 op het traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na (kort) tevoren genomen besluit, verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer1] (en/of [slachtoffer2]) reden/reed en/of (vervolgens)verdachte en/of verdachtes mededader(s) met vuurwapens meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer1] (met [slachtoffer2]) reed/reden en/of met vuurwapens meerder kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer1] (en/of [slachtoffer2]), waarna een of meerdere kogels/projectielen die [slachtoffer1] in het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geraakt en/of in het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer1] is/zijn binnengedrongen, tengevolge waarvan [slachtoffer1] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73 op het traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven
heeft/hebben beroofd, hierin bestaande dat [medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na (kort) tevoren genomen besluit, met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer1] (en/of [slachtoffer2]) reden/reed en/of (vervolgens) [medeverdachte1] en/of een of meer andere(n)
(onbekend gebleven) perso(o)n(en) met vuurwapens meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer1] (met [slachtoffer2]) reed/reden en/of meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer1] (en/of [slachtoffer2]), waarna een of meerdere kogels/projectielen die [slachtoffer1] in het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geraakt en/of in het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer1]
is/zijn binnengedrongen, tengevolge waarvan [slachtoffer1] is overleden tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Berghem en/of te Oss en/ofte Amsterdam en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest te weten door een peilbaken en/of plaatsbepalingsapparatuur aan te schaffen en/of te kopen en/of door een peilbaken en/of plaatsbepalingsapparatuur aan die [medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en)te verschaffen en/of te
verstrekken en/of aan [medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) de wetenschap/inlichtingen te verschaffen dat die [slachtoffer1] (en/of [slachtoffer2]) in de avond naar het casino in Venlo gingen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73, op het traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het voor-nemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer2] (met [slachtoffer1]) reed/reden en/of (vervolgens) verdachte en/of verdachtes mededader(s) met vuurwapen(s) meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer2] (met [slachtoffer1]) reed, en/of meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer2] (en/of [slachtoffer1]) waarna die [slachtoffer2] (aan het hoofd) geraakt werd door een of meer kogels/projectielen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gepleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73 op het traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het mis-drijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met zijn/hun mededader(s), althans alleen, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer2] (met [slachtoffer1]) reed/reden en/of (vervolgens) [medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) met vuurwapen(s) meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer2] (met [slachtoffer1]) reed, en/of meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer2] (en/of [slachtoffer1]) waarna die [slachtoffer2] (aan het hoofd) geraakt werd door een of meer kogels/projectielen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Oss en/of te Berghem en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest te weten door een peilbaken en/of plaatsbepalingsapparatuur aan te schaffen en/of te kopen en/of een peilbaken en/of plaatsbepalingsappar-tuur aan die [medeverdachte1] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) te ver-strekken en/of te verschaffen en/of aan [medeverdachte1] en/of een of meer ander(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) de wetenschap/inlichtingen te verschaffen dat [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] in de avond naar het Casino in Venlo gingen;
3.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 te Oss en/of te Leek en/of te Cuijck en/of te Hoogkerk en/of te Ooijen en/of te Berghem en/of te Lith en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie samen met [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte10] 29/10/1964) en/of [medeverdachte6] en/of [medeverdachte3] en/of
[medeverdachte8] en/of [medeverdachte5] en/of [medeverdachte9] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwer-ken en/of verstrekken en/of afleveren en/of verkopen en/of vervoeren, althans het opzettelijk voorhanden hebben van grote hoeveelheden hennep, althans het plegen van misdrijven in de zin van artikel 11 vijfde lid jo 3 van de Opiumwet, in elk geval misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijde lid, 10a eerste lid of 11, derde, vierde en vijfde lid Opiumwet, althans het plegen van (opiumwet)misdrijven;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 te Leek en/of te Lith en/of Cuijck en/of te Ooijen en/of te Oss en/of te Hoogkerk en/of te Berghem en/of elders in Nederland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad grote hoeveelheden hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan ((71 planten (te Oss) en/of 817 planten (te Leek) en/of 1130 planten (te Cuijck) en/of 588 planten te (Hoogkerk)), in elk geval hoeveelheden/een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 10, 11 en 19 mei en op 14, 15, 17 en 21 juni 2010 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is daarbij op 10, 11 en 19 mei 2010 en 14, 15 en 17 juni 2010 verschenen. Voorts is daarbij op 10, 11 en 19 mei 2010 verschenen mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ’s-Hertogenbosch en op 14, 15 en 17 juni 2010 mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
[vader slachtoffer1] en [moeder slachtoffer1]]
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar met aftrekt van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer1] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie vordert daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. De officier van justitie was reeds in een vroeg stadium volledig op de hoogte van de door de getuige [beschermde getuige] afgelegde verklaringen en de voorwaarden waaronder deze verklaringen zijn afgelegd. Echter, pas op 5 mei 2010, enkele dagen voor de inhoudelijke behandeling op de zitting van 10 mei 2010, is de verdediging geconfronteerd met deze getuige. Door deze timing en sturing heeft het openbaar ministerie de verdediging buitenspel gezet en heeft derhalve gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Standpunt van de officier van justitie
Naar het oordeel van de officier van justitie is verdachte helemaal niet in zijn verdediging geschaad en is het openbaar ministerie wel ontvankelijk in de vervolging. Het convenant met de getuige [beschermde getuige] is pas op 26 april 2010 getekend. [beschermde getuige] heeft weliswaar op 15 juli 2009 zijn eerste verklaring afgelegd, maar pas in april 2010 was duidelijk dat [beschermde getuige] als getuige kon worden opgevoerd in het onderzoek. De rechtbank heeft de verdediging daarna voldoende gelegenheid geboden om vragen te stellen aan deze getuige.
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging als een verweer gebaseerd op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt hierbij voorop dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in artikel 359a lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het een onherstelbaar vormverzuim betreft dat daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke be-handeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De rechtbank schetst de gang van zaken tot aan de terechtzitting van 15 juni 2010:
- In april en mei 2009 is [beschermde getuige] gehoord in het kader van het witwasdossier en het financiële onderzoek tegen [medeverdachte1]. Tijdens deze verhoren gaf [beschermde getuige] aan wetenschap te hebben van de moord gepleegd op[slachtoffer1] op 10 september 2008;
- Op 15 en 16 juli 2009 heeft [beschermde getuige] de zogeheten ‘kluisverklaringen’ afgelegd. [beschermde getuige] heeft hierin verklaard over wat hij inhoudelijk wist over de moord. Tijdens deze verhoren was nog niet bekend dat [beschermde getuige] zou worden aangemerkt als bedreigde getuige;
- Op 19 en 20 januari 2010 heeft er een regiezitting plaatsgevonden en heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van diverse door de verdediging verzochte getuigen;
- Op 26 april 2010 is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen [beschermde getuige] en justitie. In deze overeenkomst is [beschermde getuige] aangemerkt als bedreigde getuige in de zin van artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering, waarvoor op grond van artikel 226l, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering specifieke beschermingsmaatregelen zijn getroffen;
- Vervolgens is [beschermde getuige] nogmaals gehoord over zijn wetenschap over de moord op 27, 28 en 29 april 2010;
- Op 29 april 2010 heeft de rechter-commissaris zijn onderzoek gesloten en het dossier naar de officier van justitie gezonden;
- Op 29 april 2010 heeft de officier van justitie de door [beschermde getuige] afgelegde verklaringen in het kader van het financiële onderzoek/witwasdossier tegen [medeverdachte1], de kluisverklaringen van 15 juli 2009 en de verklaringen van 27 en 28 april 2010 aan de rechtbank en de verdediging doen toekomen;
- Op 6 mei 2010 heeft de officier van justitie de door [beschermde getuige] op 29 april 2010 afgelegde verklaring aan de rechtbank en de verdediging doen toekomen;
- Op 10 mei 2010 is het onderzoek ter terechtzitting voortgezet en vervolgens geschorst voor het horen van door de verdediging, naar aanleiding van de door getuige [beschermde getuige] afgelegde verklaringen, verzochte en door de rechtbank toegewezen getuigen;
- Op 1 en 7 juni 2010 zijn de bij de verhoren van [beschermde getuige] betrokken verbalisanten Mulder, Schellinkhout en Groote Stroek, alsmede M. Verwiel, officier van justitie van het landelijk parket en een lid van het team getuigenbescherming, als getuige gehoord bij de rechter-commissaris;
- Ten slotte is [beschermde getuige] zelf ter terechtzitting van 14 juni 2010 als getuige gehoord.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van een geval als bedoeld in artikel 359a lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft weliswaar pas enkele dagen voor de inhoudelijke behandeling van de zaak op 10 mei 2010 de door [beschermde getuige] afgelegde verklaringen ingebracht in het onderzoek, echter dit tijdstip vloeit voort uit het feit dat pas op 26 april 2010 de overeenkomst tussen justitie en [beschermde getuige] is getekend, alsmede met de planning van de zaak door de rechtbank en kan derhalve niet de officier van justitie worden aangerekend. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat de timing van de gebeurtenissen door de officier van justitie is gekozen of dat dát zou zijn gebeurd met de bedoeling om de belangen van verdachte te schaden. Voorts heeft de verdediging ruimschoots de gelegenheid gehad, ter toetsing van de rechtmatigheid van een en ander, getuigen bij de rechter-commissaris te horen, alsmede [beschermde getuige] zelf ter terechtzitting van 14 juni 2010. Het is verder ook niet aannemelijk geworden dát de verdediging op enigerlei wijze is geschaad door deze gang van zaken anders dan dat de inhoud van de verklaringen van de getuige [beschermde getuige] hen niet welgevallig is. Van de zijde van de verdediging zijn immers geen concrete argumenten aangedragen waaruit zou kunnen blijken van een dergelijke beschadiging van verdedigingsbelangen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie beredeneert op basis van in zijn op schrift gestelde requisitoir opgeno-men bewijsmiddelen in de eerste plaats dat de plakkers van het baken onder de Ford Escort de schutters waren. Vervolgens gaat hij in op de kopers van de uitpeilset waarvan het baken onderdeel was. Dat zijn verdachte (verder te noemen [verdachte]) en [medeverdachte1]. Voorts motiveert de officier dat de verklaringen van [medeverdachte1] en [verdachte] dat zij de uitpeilset op verzoek van [slachtoffer1] hebben afgegeven aan een ander ongeloofwaardig zijn, zelfs leugenachtig. Bij gebreke van een andere deugdelijke verklaring van de kant van [medeverdachte1] en [verdachte], en omdat uitgebreid onderzoek geen aannemelijke “ander” heeft opgeleverd, concludeert de officier van justitie dan dat [medeverdachte1] en [verdachte] als kopers, de plakkers waren en daarmee de schutters. Het bewijs dat zij – in bewuste en nauwe samenwerking – geschoten hebben op de auto waarin [slachtoffer1] en [slachtoffer2] reden, vindt de officier van justitie voorts in de – door hem op basis van bewijsmiddelen beredeneerde – omstandigheden 1. dat in een met [verdachte] en [medeverdachte1] in verband te brengen loods te Oss munitie is aangetroffen die overgebleven was na de schietpartij, 2. dat [verdachte] en [medeverdachte1] geen alibi hadden voor de tijd van de schietpartij en 3. dat [medeverdachte1] een motief had.
De verdediging bepleit vrijspraak van de feiten 1 en 2.
Betoogd wordt dat er geen direct bewijs is dat [medeverdachte1] en [verdachte] degenen waren die op 10 september 2008 op [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben geschoten. Ook stelt de verdediging – enkel onder algemene verwijzingen naar jurisprudentie – dat er geen bewijs is dat [verdachte] daarbij bewust en nauw heeft samengewerkt met [medeverdachte1]. Er is alleen bewijs dat [verdachte] op verzoek van [medeverdachte1] met de [shop] heeft gebeld en met [medeverdachte1] mee is geweest naar Amsterdam om de uitpeilset op te halen.
De verdediging stelt dat [medeverdachte1] en [verdachte] op verzoek van [slachtoffer1] een/de uitpeilset hebben opgehaald uit Amsterdam; zij hebben deze afgegeven aan een ander; uit angst durven zij de naam niet te noemen. Dit is een aannemelijke verklaring en doorbreekt de stelling van de officier van justitie, kopen is plakken en plakken is schieten, aldus de verdediging.
Voorts betoogt de verdediging dat de verklaringen van [eigenaar shop] en van [beschermde getuige] onbetrouwbaar zijn en verder dat de munitie is aangetroffen op een plek in de loods te Oss die hoort bij de hennepkwekerij die – buiten hun medeweten om – werd geëxploiteerd door [getuige7].
En ten slotte draagt de verdediging aan dat het dossier bezwaren bevat jegens een ander (X) als dader dan [medeverdachte1] en/of [verdachte]; een deugdelijk onderzoek naar die ander is achterwege gebleven.
De beslissing inzake het bewijs
De motivering van de rechtbank is ondergebracht in een aantal hoofdstukken, te weten:
A. Schietpartij en slachtoffers
B. Betekenis van het baken onder de Ford Escort
C. Betekenis van de verklaringen [medeverdachte1] en [verdachte]
D. Verder(e) bewijs(voering)
E. Motief
F. [medeverdachte1] en wapens
G. Eindconclusie
A. Schietpartij en slachtoffers
1. Op 10 september 2008 komen bij het Korps Landelijke Politiediensten om 02.49 uur en om 02.51 uur meldingen binnen van respectievelijk [slachtoffer1] en [slachtoffer2] dat zij al rijdende in een Ford Escort (kenteken [x]) op de rijksweg A73 richting Nijmegen beschoten worden vanuit een auto, een BMW van de oude 5 serie , die op de rijksweg A73 in dezelfde richting reed. Tijdens deze meldingen worden door de politie schoten gehoord.
2. Op 10 september 2008 wordt op de vluchtstrook van de rijksweg A73, nabij hectometerpaal 99.8 door surveillance-eenheden van de politie Gelderland-Zuid een door kogels beschadigde Ford Escort met kenteken [x] aangetroffen met daarin 2 personen : [slachtoffer2] en [slachtoffer1]verder te noemen [slachtoffer1]).
3. [slachtoffer2] is geraakt door een kogel en heeft daardoor een verwonding (schampschot) aan zijn hoofd opgelopen, die niet gehecht hoefde te worden.
4. [slachtoffer1] is dood. De doodsoorzaak is meerdere schotverwondingen in zijn hoofd en lichaam, gepaard gaande met bloedverlies, weefselschade en functieverlies.
B. Betekenis van het baken onder de Ford Escort
De uitpeilset (: baken en Palm Treo)
1. Aan de onderzijde van de Ford Escort is op 12 september 2008 nabij de achterbum-per/trekhaak een GPS baken aangetroffen, verpakt in een rubber hoesje dat aan de auto vastgeplakt zat met een magneet. Het betreft een GPS baken van het merk Trackstar III (verder te noemen het baken), dat een GPS ontvanger combineert met een GSM zender. In het baken zat een simkaart van T-mobile met het imeinummer [x]. Het baken ontvangt satellietsignalen waarmee de locatie kan worden bepaald. Deze locatiegegevens worden via sms doorgestuurd naar een tevoren ingeprogrammeerde telefoon (tracer).
2. De simkaart in het baken heeft het nummer [x]. Daarbij hoort het imei-nummer [x]. Het contranummer (dat wil zeggen het nummer waarmee het baken in verbinding staat om de locatie -via sms- door te geven) is [x]. Daarbij hoort het imeinummer [x].
3. Het ontvangende toestel was een GSM-tracer van het merk Palm Treo 680 (verder te noemen de Palm Treo), die op 29 februari 2008 door de PDA-shop was verkocht aan de [shop] aan de [adres] te Amsterdam. Dit bedrijf is van [eigenaar shop] en handelt in elektronische beveilings-, bewakings- en opsporingsapparatuur.
4. Baken en tracer worden in het onderstaande ook aangeduid met: uitpeilset.
5. Op 9 september 2008 tussen 19.04 uur en 19.11 uur was er contact tussen de nummers [x] (baken) en [x] (Palm Treo). Bij deze contacten werd de zendmast (adres) te Amsterdam aangestraald. De [shop] ligt onder het bereik van deze zendmast.
[medeverdachte1] en [verdachte]
1. Op 9 september 2008 heeft [verdachte] met (06-nummer) om 16.52 uur en 18.44 uur telefonisch contact met de [shop] te Amsterdam en om 16.53 uur is hij gebeld door de [shop]. Het gesprek om 18.44 uur duurde 543 seconden. Om 18.50 uur belt [verdachte] met [medeverdachte1].
2. Op 9 september 2008 hebben [medeverdachte1] en [verdachte] tussen 21.48 en 22.00 uur de [shop] in Amsterdam bezocht en de desbetreffende uitpeilset bestaande uit het baken en de Palm Treo, alsmede een tweede simkaart met nummer [x] meegen-men. Deze tweede simkaart is aangetroffen bij een doorzoeking in de woning van [broer medeverdachte1] aan [adres] te Oss op 21 april 2009.
3. Na hun bezoek aan de [shop] zijn [medeverdachte1] en [verdachte] naar de oude woning van [medeverdachte1] gelegen aan [adres] in Berghem gereden, alwaar zij volgens eigen zeggen, rond 23.15 uur arriveren.
1. Op 9 september 2008 zijn [slachtoffer2] en [slachtoffer1] in de Ford Escort weggereden van de woning van [slachtoffer1] [adres] 32 te Oss voor een bezoek aan het casino te Venlo. Rond 02.00 uur zijn ze daar weer vertrokken met de Ford Escort (onder meer) over de A73 richting Nijmegen.
2. Op beelden van camera’s geplaatst bij het casino te Venlo is te zien dat op 10 september 2008 om 00.53.45 uur een auto aan komt rijden die achter de Ford Escort tot stilstand komt, achteruit rijdt en weg rijdt en dat vervolgens om 01.08.20 een donkere personen-uto achter de Ford Escort stil gaat staan, daar 6 seconden staat, achteruit rijdt, keert en weer weg rijdt. De genoemde auto wordt herkend als een BMW uit de 5 serie, bouwjaar 1997-2003.
1. Op 10 september 2008, om 00.06.05 (middernacht) wordt getracht de Palm Treo op te waarderen door te bellen met het opwaardeernummer van Vodafone [x]. Dit mislukte - uiteraard - want de Pam Treo bevat een simkaart van T-mobile. Deze - mislukte - poging tot opwaarderen heeft plaatsgevonden onder het bereik van de zendmast aan [adres] te Berghem.
2. Het baken ([x]) en de Palm Treo ([x]) hebben na de [shop] in Amsterdam op 10 september 2008 de navolgende weg afgelegd, dat wil zeggen de beide telefoonnummers bevinden zich op navolgende tijdstippen onder het bereik van de navolgende zendmasten :
• om 00.45 - 00.47 uur onder bereik van [adres] te Horst;
• om 00.47 - 00.49 uur onder bereik van [adres] te Grubbenvorst;
• om 00.49 uur onder bereik van [adres] te Grubbenvorst;
• om 00.51 - 01.13 uur onder bereik van [adres] te Venlo.
Het casino te Venlo dat door [slachtoffer1] en [slachtoffer2] de avond van 9-10 september 2008 werd bezocht, bevindt zich onder het bereik van de [adres] te Venlo.
Vanaf die plek splitsen het baken en de Palm Treo zich. Het baken blijft tot 02.20 uur onder bereik van de [adres] te Venlo en verplaatst zich dan:
• om 02.23 - 02.25 onder bereik van [adres] te Grubbenvorst;
• om 02.26 - 02.29 uur onder bereik van [adres] te Horst;
• om 02.29 uur onder bereik van [adres] te Oirlo;
• om 02.31 uur onder bereik van [adres] te Oostrum Lb;
• om 02.33 uur onder bereik van [adres] te Venray.
De Palm Treo verplaatst zich van het bereik onder de [adres] naar:
• om 01.13-01.15 uur onder bereik van [adres] te Grubbenvorst;
• om 01.33-02.29 uur onder bereik van [adres] te Vierlingsbeek;
• 0m 02.33 uur onder bereik van [adres] te Sambeek.
Waarna het baken en de Palm Treo weer bij elkaar komen:
• om 02.35 - 02.37 uur onder bereik van [adres] te Sambeek;
• om 02.40 uur onder bereik van [adres] te Rijkevoort;
• om 02.42 uur onder bereik van [adres] te Haps;
• om 02.44 uur onder bereik van [adres] te Cuijk;
• om 02.47 uur onder bereik van [adres] te Malden, en
• om 02.49 uur onder bereik van [adres] te Nijmegen.
Na 02.51 uur verplaatst het baken zich niet meer. Het bevindt zich dan onder het bereik van [adres] te Nijmegen. Onder het bereik van die zendmast valt de plaats waar de Ford Escort met daarin [slachtoffer1] en [slachtoffer2] op de rijksweg A73 is gestrand.
De Palm Treo verplaatst zich vanaf 02.49 uur:
• om 02.51 uur onder bereik van [adres] te Wijchen;
• om 02.54 uur onder bereik van [adres] te Leur;
• om 02.56-03.00 uur onder bereik van [adres] te Ravenstein;
• om 03.03-03.05 uur [adres] te Berghem;
• om 03.16-03.17 uur [adres] te Oss;
• om 03.23 uur [adres] te Ravenstein en [adres] te Schaijk;
• om 03.27-03.28 uur [adres] te Ravenstein;
• om 03.42 uur [adres] te Oss.
1. [verdachte] en [medeverdachte1] hebben op 9 september 2008 tussen 21.43 en 22.00 uur de uitpeilset opgehaald bij de [shop] te Amsterdam.
2. Van deze uitpeilset is het baken op 10 september 2008 rond 00.53 uur onder de Ford Escort geplakt toen deze geparkeerd stond op de parkeerplaats bij het casino te Venlo door inzittende(n) van een BMW van de (oude) 5 serie.
3. Op 9 september 2008 om 23.15 uur was de uitpeilset in Berghem; op 10 september 2008 om 00.06 uur is de Palm Treo tevergeefs opgewaardeerd op een plek onder het bereik van de zendmast [adres] te Berghem. Gezien de rijafstand Berg-hem-casino te Venlo van circa 1 uur, moet men toen ook uiterlijk met de uitpeilset vertrokken zijn uit Berghem. De uitpeilset moet dan ook toen (uiterlijk) in het bezit zijn geweest van de plakkers, die immers het baken rond 00.53 uur onder de Ford Escort hebben geplakt.
4. Gezien het (zendmast-)spoor van de Palm Treo na het plakken (eerste signaal om 00.45 uur in de nabijheid van Horst) moeten de plakkers de bestuurder van de BMW en de schutter(s) zijn geweest. Baken en ontvanger gaan immers uit elkaar bij het casino in Venlo en komen bij elkaar op de A73 en gaan weer uit elkaar op de plaats waar de Ford Escort is gestrand en het schieten is opgehouden.
5. De voorliggende vraag is dan vervolgens of de kopers van de uitpeilset de bestuurder en de schutter(s) waren, oftewel met andere woorden: of dat [medeverdachte1] en [verdachte] waren, die in ieder geval tot 9 september 2008, 23.15 uur de bezitters waren van de uitpeilset waarvan het baken later, op 10 september 2008 rond 00.53 uur onder de Ford-Escort is geplakt.
C. Betekenis verklaringen [medeverdachte1] en [verdachte]
Afgifte te Berghem van de uitpeilset aan een bekende/onbekende op verzoek van [slachtoffer1]?
1. [medeverdachte1] heeft verklaard dat [slachtoffer1] hem op 7 september 2008 gevraagd heeft of hij zijn uitpeilset kon lenen. Zijn “tracer”/”baken” lag echter ter reparatie bij de [shop] te Amsterdam wegens vochtschade. Hij heeft [slachtoffer1] beloofd daar achter aan te gaan. Op 9 september 2008 heeft [slachtoffer1] hem gebeld en naar de set gevraagd. Toen heeft [verdachte] gebeld met de [shop] om navraag te doen naar de set. Aan het eind van de middag, toen hij op weg was naar of van de spuiterij te Geffen, heeft hij [slachtoffer1] ontmoet, toen hij, [medeverdachte1], “door” de [adres] reed en [slachtoffer1] “schuin” de straat overstak, of op de hoek van de [adres] en de doorgaande weg, de [adres] te Oss ; hij heeft hem verteld dat de uitpeilset die avond zou worden opgehaald; [slachtoffer1] heeft toen gezegd dat hij die avond naar het casino ging en dus de set niet kon komen ophalen. Hij zou iemand sturen om dat “ding” te halen.
Na het bezoek aan de [shop] zijn [verdachte] en hij naar zijn oude woning in Berghem gereden. Daar zijn ze ongeveer een uur gebleven. Toen ze daar waren, heeft een “bekende” die hij niet verwachtte en wiens naam hij niet wil noemen, het “apparaat”opgehaald.
Ze zijn ongeveer een uur in de woning in Berghem gebleven, daarna is hij naar huis in Ooijen gegaan.
2. [verdachte] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte1] bij de [shop] geïnformeerd heeft of het baken van [medeverdachte1] al gerepareerd was. Samen met [medeverdachte1] is hij naar de [shop] gereden en heeft daar een andere “set”meegekregen. Daarna zijn ze naar de oude woning van [medeverdachte1] in Berghem gereden. “De tracer” is opgehaald door een “bekende”waarvan hij de naam niet wil noemen. Ze zijn ongeveer een uur in die woning gebleven; daarna is hij naar huis in Lith gegaan.
De rechtbank acht om uiteenlopende redenen, de verklaringen van Martien en [verdachte] ongeloofwaardig.
1. [medeverdachte1] en [verdachte] zijn eerst op 23 maart 2010 met hun verklaringen over de afgifte op verzoek van [slachtoffer1] van de uitpeilset aan een “bekende” gekomen. Dit terwijl van meet af aan, aan hen kenbaar was gemaakt dat zij verdachten waren van de schietpartij op 10 september 2008 op de A73, omdat zij het baken en de Palm Treo aangeschaft hadden die gebruikt zijn bij het traceren en de achtervolging van de Ford Escort, over welke aanschaf zij tot dan toe zwegen. Juist omdat de officier van justitie al tijdens de pro formazittingen zijn, door de verdediging hevig bekritiseerde, stelling “kopen is plakken en plakken is schieten” debiteerde, had het voor de hand gelegen dat [medeverdachte1] en [verdachte] in een veel eerder stadium met dit verhaal (dat volgens hen de ernstige bezwaren wegneemt) op de proppen waren gekomen. Een verklaring voor het langdurig achterhouden van dit verhaal ontbreekt ten enenmale.
2. In het bijzonder, de verklaring van [medeverdachte1] dat hij op 15 september 2008 niet verklaard heeft over het baken en de Palm Treo, omdat hij niet wist dat deze van belang waren bij de opsporing naar de daders van de schietpartij op de A73 en hem daar ook niet naar gevraagd is, acht de rechtbank niet redengevend. Immers het baken en de Palm Treo waren – naar zijn zeggen – afgegeven aan een “bekende”op verzoek van nota bene [slachtoffer1] om een reden die [medeverdachte1] bij de rechter-commissaris op 23 maart 2010 ook niet wilde vertellen omdat hij anders “in de problemen” zou komen. Dit is dus onbegrijpelijk, mede omdat [medeverdachte1] in zijn verklaring van 15 september 2008 wel een aantal andere scenario’s en motieven schetst; een ieder kon bevroeden dat het baken en de Palm Treo een belangrijke spoor waren.
Op verzoek van [slachtoffer1]
1. Voorts treft het de rechtbank op de eerste plaats dat de uitpeilset op verzoek van [slachtoffer1] zou zijn opgehaald. Dit terwijl de relatie tussen [medeverdachte1] en [slachtoffer1] toen al bekoeld was
2. En in de tweede plaats dat [medeverdachte1] en [verdachte] daar helemaal voor naar Amster-dam rijden.
3. De verklaring van [medeverdachte1] en [verdachte] dat zij de uitpeilset hebben opgehaald om-dat [slachtoffer1] over zo’n set wilde beschikken, komt de rechtbank dan ook – zo zonder nadere uitleg – in zichzelf onaannemelijk voor.
1. Op 9 september 2008 heeft [verdachte] met (06-nummer) om 14.35 uur telefonisch contact met [naam BV] B.V. te Diemen, een bedrijf in het leveren en installeren van beveiligingssystemen, die hem daarna terugbelt. [de BV] heeft verklaard dat [verdachte] een vraag had over “GPS”. Tevens heeft [de BV] verklaard dat hij een concurrent van de [shop] is; en dat hij geen bakens e.d. voor de [shop] repareert. Dit laatste, anders dan [medeverdachte1] heeft verklaard naar aanleiding van de vraag aan hem waarom er gebeld is naar [de BV]. [verdachte] kan zich niet herinneren dat hij naar [de BV] heeft gebeld.
2. Dit telefoneren met [de BV] vond dus plaats voordat [verdachte] belde met de [shop] te Amsterdam om 16.52 en 16.53 uur alsmede om 18.44 uur (een gesprek van 543 sec), waarna hij [medeverdachte1] belde om 18.50 uur.
3. [medeverdachte1] heeft verklaard dat hij bij de [shop] een koffer met een klaarliggen-de uitpeilset (en 2 simkaarten) heeft meegenomen omdat zijn spullen nog niet gerepareerd waren. De betaling die hij heeft verricht, betrof een openstaande rekening.
4. [eigenaar shop] heeft verklaard dat hij nooit een vervangende set verstrekt als een reparatie nog niet klaar is. De klant moet of een nieuwe set kopen of wachten tot zijn eigen set gereed is. Ook heeft [eigenaar shop] verklaard dat het niet mogelijk is dat een klant een open-staande rekening betaalt; hij geeft aan particulieren nooit goederen op de pof mee.
5. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte1] op dit punt ongeloofwaardig en die van [eigenaar shop] geloofwaardig. Ten eerste, waarom immers zou een buitenstaander liegen over zijn bedrijfspolitiek.
En ten tweede is opmerkelijk dat [medeverdachte1] en [verdachte] bij de rechter-commissaris op 23 maart 2010 onduidelijke en van elkaar afwijkende verklaringen hebben afgelegd over wat nu ter reparatie was aangeboden dat al dan niet nog niet klaar was danwel nog moest worden opgestuurd en over wat er is “opgehaald”([medeverdachte1] en [verdachte]): een “apparaat”, een “ding” ([medeverdachte1]) “tracer” ([medeverdachte1] en [verdachte]) van [medeverdachte1] die nog niet klaar was ([medeverdachte1]) danwel nog moest worden “op-gestuurd” ([verdachte]). Ze hebben het in ieder geval beiden over één onderdeel van een uitpeilset, dit terwijl dit technisch gezien zinloos is want een baken en tracer moeten op elkaar zijn ingeregeld. En voorts heeft [medeverdachte1] verklaard dat zijn set twee tracers bevatte, dus waarom zou hij dan de ene gerepareerde tracer nodig hebben om zijn set aan [slachtoffer1] uit te lenen? Hij had immers zijn baken met overgebleven tracer aan [slachtoffer1] kunnen geven. Waarom dus deze warrige en ongerijmde door hen wel ondertekende verklaringen bij de rechter-commissaris terwijl zij werden bijgestaan door hun raadslieden? Het is net alsof [medeverdachte1] en [verdachte] nog zoeken-de waren naar wat te verklaren, een zoektocht die eindigt tijdens de zitting van 15 juni 2010 met de eenduidige en simpele verklaring van [medeverdachte1]: meegenomen is een baken met Palm Treo /handcomputer en 2 simkaarten die klaar lagen bij de [shop].
6. De rechtbank oordeelt dan ook dat [medeverdachte1] en [verdachte] helemaal niet uit waren op de gerepareerde baken of tracer van [medeverdachte1] maar dat [medeverdachte1] bij de [shop] een uitpeilset heeft gekocht. Dit nadat [verdachte] eerst bij [de BV] tevergeefs geïnformeerd heeft naar een voorhanden zijnde set en daarna met succes bij de [shop].
Ontmoeting met [slachtoffer1]
1. Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte1] verklaard dat hij op weg van of naar de spuiterij in Geffen, [slachtoffer1] toevallig in de [adres] heeft ontmoet ter-wijl hij door de [adres] reed.
2. Dit is onaannemelijk. De [adres] is geen doorgaande weg maar betreft een U-straat ten opzichte van de [adres] te Oss. Dus men rijdt vanaf de [adres] de [adres] in en komt weer op de [adres] wanneer men de [adres] uit rijdt. Waarom zou [medeverdachte1] dan door de [adres] rijden? Hij heeft niet verklaard dat hij een afspraak had met [slachtoffer1].
3. Ter zitting van 15 juni 2010 heeft [medeverdachte1] verklaard dat hij, op zoek naar hem, [slachtoffer1] ontmoet heeft op de hoek van de [adres]-[adres]. Ook hier lijkt [medeverdachte1] zijn verklaring dus aannemelijker te willen maken naar gelang de bevindingen in het dossier. En waarom heeft [medeverdachte1] toen hij – op zijn vroegst rond 16.52 uur (1e telefoon van [verdachte] naar de [shop]) of later, rond 18.44 uur (2e telefoon van [verdachte] naar [shop] gevolgd door telefoon van [verdachte] naar [medeverdachte1]) – wist dat hij een baken kon ophalen bij de [shop] niet gewoon gebeld naar [slachtoffer1]?
4. De ontmoeting tussen [medeverdachte1] en [verdachte] moet dan hebben plaatsgevonden tussen 16.52 uur (1e telefoon van [verdachte] naar de [shop]) of 18.44 uur (2e telefoon van [verdachte] naar de [shop]) en 19.00 uur: het moment dat [medeverdachte1] de ontmoeting had met [beschermde getuige] in de sate-bar te Oss.
5. Getuigen [slachtoffer2] en [getuige1] hebben echter verklaard dat [slachtoffer1] vanaf het moment dat hij thuis kwam van het vissen (rond 17.00 uur) en het vertrek naar het Casino (rond 19.00 uur, zie ook proces-verbaal van ongeluk tussen de Ford Escort en een Turks jongentje rond 19.00 uur ) niet van huis is geweest; hij heeft gegeten, gedoucht en gecomputerd ; en de getuigen [getuige2] en [getuige3] (beiden wonende in de [adres]) hebben verklaard dat [slachtoffer1] aan het eind van de middag van 9 september 2008 niet bij hen op bezoek is geweest. En allen hebben geen ontmoeting tussen [slachtoffer1] en [medeverdachte1] gezien die dag. Ten slotte heeft [getuige4] verklaard dat hij rond 18.00 uur bij [slachtoffer1] thuis langs is geweest en hem toen daar heeft getroffen om een tatoeëermachine af te geven.
6. En verder geldt dat de telefoon van [medeverdachte1] zich pas vanaf 18.22 (en om 18.27 en om 18.39 uur en om 18. 52) uur bevindt onder bereik van de zendmast gelegen aan het [adres] te Oss. Onder het bereik van deze mast valt de woning van [slachtoffer1] aan de [adres] te Oss. Daarvoor bevindt de telefoon van [medeverdachte1] zich niet in de juiste omgeving om [slachtoffer1] te kunnen ontmoeten op de verklaarde plaats. [slachtoffer1] zat echter vanaf die tijd achter de computer.
7. Noch [medeverdachte1], noch [verdachte] hebben verklaard of en hoe [slachtoffer1] wist dat [medeverdachte1] en [verdachte] die avond na hun bezoek aan de [shop] in de oude woning van [medeverdachte1] in Berghem zouden zijn, noch is duidelijk geworden hoe de “bekende” wist dat hij daar moest zijn. Een analyse van de telefooncontacten van [slachtoffer1] wijzen niet op een (tel) contact na 16.52 of 18.44 uur tussen [slachtoffer1] en een in aanmerking komende “onbekende” .Datzelfde geldt voor de verklaringen van [slachtoffer2] en [getuige5].
8. Een en ander leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet aannemelijk is de verklaring van [medeverdachte1] dat hij op 9 september 2008 aan het eind van de middag [slachtoffer1] ontmoet heeft om hem te vertellen dat hij, [medeverdachte1] die avond bij de [shop] “dat ding” zou gaan ophalen voor [slachtoffer1] en dat [slachtoffer1] hem toen zei, iemand te sturen om “dat ding” bij [medeverdachte1] op te halen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet aannemelijk is dat de uitpeilset door [medeverdachte1] en [verdachte] aan een ander is afgegeven. Dat betekent - bij gebreke van een andere aannemelijke verklaring door [medeverdachte1] en /of [verdachte] voor het “ophalen” van de uitpeilset en de bestemming ervan - dat zij degenen zijn geweest die met de uitpeilset naar het casino in Venlo zijn gereden en het baken onder de Ford Escort hebben geplakt wat hen dus tot de inzittenden van de BMW maakt en dus de bestuurder of (een van) de schutter(s).
Bij dit oordeel wordt aangetekend dat de rechtbank het ook niet aannemelijk acht dat de niet met name genoemde “bekende” de door de verdediging naar voren geschoven (X) is. Waarom noemen verdachten hem dan niet.
Voornoemd oordeel vindt bevestiging in de navolgende omstandigheden.
1. Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [adres] te Lith op 21 april 2008 is een Palm Treo 680 aangetroffen met imeinummer [x]). Een Palm Treo met dit nummer is vermeld op een factuur van PDA-shop aan de [shop] van 1 augustus 2007. In deze Palm Treo bevond zich een simkaart van Vodafone. Het opwaardeernummer van provider Vodafone is [x] en dit nummer is diverse malen gebeld om het beltegoed van de gevonden Palm Treo te verhogen. (Dit is voor de duidelijkheid niet de Palm Treo die op 9 en 10 september 2008 in verbinding stond met het baken onder de Ford Escort).
2. Om 00.06 uur is tevergeefs getracht de Palm Treo op te waarderen door te bellen naar het opwaardeernummer van Vodafone: [x]. Zoals hierboven is aangeven, heeft [verdachte] dit nummer eerder gebruikt voor het opwaarderen van een door hem bij de [shop] gekochte Palm Treo 680. [eigenaar shop] heeft verklaard dat hij kort voor 9 september 2008 gewisseld is van provider: van Vodafone naar T-mobile.
3. Dat [verdachte] de Palm Treo tevergeefs heeft opgewaardeerd past bij het oordeel dat [medeverdachte1] en [verdachte] de uitpeilset niet aan een “bekende” hebben afgegeven maar zelf met de uitpeilset rond middernacht vanuit Berghem naar het casino te Venlo zijn gereden. Immers de uitpeilset moet toen in het bezit zijn geweest van de plakkers.
Bekendheid bij [medeverdachte1] met casino-bezoek en gebruik Ford Escort door [slachtoffer1]
1. De Ford Escort is op 23 augustus 2008 gekocht door en op naam gesteld van [vader slachtoffer1], de vader van [slachtoffer1] . [slachtoffer1] maakt sinds die tijd ge-bruik van de Ford Escort.
2. [medeverdachte1] heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer1] gebruik maakte van de Ford Escort en dat hij wist dat [slachtoffer1] op 9 september 2008 naar het casino te Venlo ging “om te kaarten”.
Dat bovenstaande oordeel gerechtvaardigd is, vindt steun in de navolgende feiten en omstandigheden.
D. Verder(e) bewijs(voering)
1. De zendmast gelegen aan de Willibrorduslaan 40 te Berghem (de Palm Treo is daar om 00.06.05 uur en om 03.03- 03.05 uur) heeft [adres] te Berghem en de loods gelegen aan de [adres] te Oss onder zijn bereik. Hetzelfde geldt voor de zendmast gelegen aan de [adres] te Oss (de Palm Treo is daar om 03.16-03.17 uur). De zendmast gelegen aan de [adres] te Oss (de Palm Treo is daar om 03.24 uur) heeft onder meer Ooijen, de woonplaats van [medeverdachte1], en Lith, de woonplaats van [verdachte], onder zijn bereik (Palm Treo is daar om 03.24 uur).
2. De telefoons in gebruik bij [medeverdachte1] en [verdachte] bevinden zich in 2008/2009 veelvuldig onder het bereik van voornoemde zendmasten.
3. Deze gegevens bevestigen dat [medeverdachte1] en [verdachte] met de uitpeilset (baken en Palm Treo) vanuit Berghem naar het casino te Venlo zijn vertrokken en na de schietpartij weer met de Palm Treo huiswaarts zijn gegaan (en wellicht met een tussenstop te Oss, zie hieronder bij Munitie).
Wapen(s) en munitie plaats delict A73
1. Op de plaats delict: rijksweg A73 in noordelijke richting tussen hectometerpaal 90.5 (gemeente Cuijk) en hectometerpaal 100.8 (gemeente Nijmegen) worden op 9 locaties sporen aangetroffen, waaronder munitie (kogels en hulzen).
2. De gevonden munitie bestaat uit 9 hulzen, 9 mm Parabellum met bodemstempels PMC, MRP, Geco Luger (groep A) en 63 hulzen, 9 mm Parabellum met bodemstempels Geco (groep B).
3. De kogels zijn – “met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” – afgevuurd uit 2 verschillende vuurwapens: 2 Uzi’s . De sporen passen bij het gebruik van 2 patroon-houders in de ene Uzi en 2 of 3 patroonhouders in de andere Uzi.
4. Enkele van de in of nabijheid van het lichaam van [slachtoffer1] en enkele van de in de doorzeefde Ford Escort aangetroffen kogels of kogeldelen vertonen een gedeeltelijke overeenstemming wat betreft de – karakteristieke – kraslijnen met enkele van de op de A73 aangetroffen kogel(manteldelen), hetgeen erop duidt dat zij door hetzelfde vuurwapen zijn afgeschoten.
Munitie loods [adres] te Oss
5. Op 21 april 2009 wordt tijdens een doorzoeking in de loods gelegen aan de [adres] te Oss in een houten betimmering met daarin een ventilator, die met een slang verbonden was met een droogkast/container en bevestigd was naast een container waar-in 71 hennepplantjes worden gekweekt, een latex handschoen aangetroffen met daarin 63 patronen: 49 patronen, 9 mm Parrabellum, met bodemstempels Geco Luger en 14 patronen, 9 mm Parrabellum met bodemstempels PMC Luger.
6. De desbetreffende loods is vanaf 2007 verhuurd door [getuige6] aan [verdachte]. [medeverdachte1] en [verdachte] hebben verklaard dat zij gebruik maakten van de-ze loods.
Overeenkomst munitie PD A73 en loods [adres] te Oss
7. Onderzoek heeft uitgewezen dat van de 63 patronen aangetroffen in de loods [adres] te Oss 31 patronen “zeer waarschijnlijk” geplaatst zijn in dezelfde patroonhouder als 24 van de 73 hulzen die zijn aangetroffen op de PD A73. En de hulsbodem-stempels van de 14 patronen PMC Luger gevonden in de loods, zijn “met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” geplaatst door dezelfde stempel als die in/op de hulzen van groep A van de A73-munitie.
In een door [verdachte] gehuurde loods die in gebruik was bij [medeverdachte1] en [verdachte] wordt munitie aangetroffen waarvan geoordeeld kan worden dat deze onderdeel uitmaakte van de partij munitie die op 10 september 2008 verschoten is op de A73. Voorts is opmerkelijk dat de Palm Treo op 10 september 2008 tussen 03.03 uur en 03.17 uur in de buurt van de [adres] te Oss is geweest en daar dus – mogelijk – een tijd heeft stilgestaan.
Telefoons [medeverdachte1] en [verdachte]
1. Vanaf 23.15 stralen de telefoons van [medeverdachte1] en [verdachte] geen enkele zendmast aan; zij staan – mogelijk – uit.
2. Op 10 september 2008 om 02.49 uur belt [partner verdachte] (partner [verdachte]) met de huistelefoon [x] van de [adres] te Lith, naar het telefoonnummer [x] dat in gebruik is bij [verdachte]. Er komt geen verbinding tot stand.
3. Op 10 september 2008 om 03.01 en 03.07 uur belt het GSM nummer [x] in gebruik bij [echtgenote medeverdachte1] (de echtgenote van [medeverdachte1]) naar het GSM nummer [x] dat bij [medeverdachte1] in gebruik is. Er komt geen verbinding tot stand.
4. Een en ander is opmerkelijk. Het wijst erop dat zij iets te verbergen hadden en daarom past bij het oordeel dat [medeverdachte1] en [verdachte] in de auto zaten van waaruit geschoten is. Immers de analyserapporten laten zien dat [medeverdachte1] en [verdachte] veelvuldig gebruik maken van hun telefoon. Gewezen kan ook worden op de instructie van [medeverdachte1] aan de anderen om hun telefoon uit te zetten, wanneer zij onderweg zijn naar een weedlocatie om te gaan oogsten.
De conclusie is gerechtvaardigd dat [medeverdachte1] en [verdachte] er voor gezorgd hebben dat zij rond het tijdstip van de schietpartij op de A73 onbereikbaar maken c.q. niet traceerbaar via hun telefoons.
Zijn de verklaringen van de getuige [beschermde getuige] geloofwaardig?
De rechtbank acht de door haar gebruikte verklaringen van [beschermde getuige] geloofwaardig. De – gestelde – omstandigheid dat [beschermde getuige] veroordeeld is voor oplichting brengt niet mee dat hij op die punten niet de waarheid heeft verteld. De suggestie dat [beschermde getuige] door te verklaren kans zag een schuld van circa 1.4 miljoen af te kopen, volgt de rechtbank niet. Als dat het motief was voor [beschermde getuige] om te verklaren had hij beter kunnen zeggen dat hij van [medeverdachte1] heeft gehoord dat [medeverdachte1] (en [verdachte]) op [slachtoffer1] en op [slachtoffer2] heeft geschoten. Neen, het door [beschermde getuige] gegeven motief dat hij moord een brug te ver vindt., acht de rechtbank overtuigend en daarmee dus ook onderstaande verklaringen van [beschermde getuige].
De verklaringen van de getuige [beschermde getuige]
Relatie [medeverdachte1]-[slachtoffer1]:
[beschermde getuige] heeft verklaard dat hij regelmatig heeft meegemaakt dat [medeverdachte1] door anderen erop werd aangesproken dat [slachtoffer1] zijn schulden niet betaalde . Tijdens horecabezoeken met [medeverdachte1] tussen mei en september 2008 uitte [medeverdachte1] dan zijn ergernissen over [slachtoffer1]. Hij riep dan regelmatig dat hij het gedrag van [slachtoffer1] beu was en gooide de telefoon kwaad weg na gesprekken met derden over [slachtoffer1]. Hij zei: “Nou ben ik helemaal klaar met hem. Ik hoef hem niet meer te zien of spreken”. [medeverdachte1] en [slachtoffer1] waren tot mei 2008 nog vrienden , daarna was het over omdat [slachtoffer1] er dus financieel een zooitje van maakte. In mei 2008 had [medeverdachte1] aan hem verteld dat [slachtoffer1] een schuld had van Euro 84.000 (Euro 50.000 ) in verband met de aankoop van een BMW 654 CSI. [medeverdachte1] zou die BMW terugkopen van [slachtoffer1] mocht hij zijn schuld niet aflossen. [slachtoffer1] heeft de BMW echter verkocht aan [man] en [medeverdachte1] niet betaald.
Ook heeft hij tweemaal meegemaakt dat [medeverdachte1] geld bij zich had voo[slachtoffer1]lachtoffer1] zodat [slachtoffer1] weedhokken kon exploiteren en zo er financieel weer bovenop zou kunnen komen. Het ging dan per keer om Euro 9.000 of meer. [slachtoffer1] vergokte veel geld. Normaal verkocht [slachtoffer1] de opbrengst van zijn weedhokken aan [medeverdachte1]; daardoor werd dan een deel van de schuld afgelost. Op een keer kreeg [medeverdachte1] weed aangeboden door een derde die dat gekocht had van [slachtoffer1]. [medeverdachte1] was hier zeer boos over. De totale schuld van [slachtoffer1] aan [medeverdachte1] bedroeg uiteindelijk €19.000.
Een paar dagen voor de dood van [slachtoffer1] had hij gezien dat [medeverdachte1] in gesprek was met [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. Nadien had [medeverdachte1] tegen hem ([beschermde getuige]) ge-zegd dat de vriendschap met [slachtoffer1] “definitief… voorbij” was. [medeverdachte1] gaf aan dat hij het beu was dat mensen hem aanspraken over de schulden en leugens van en bedreigingen door [slachtoffer1]. [slachtoffer1] vertelde [medeverdachte1] dat hij geld won met gokken, van anderen hoorde [medeverdachte1] dat [slachtoffer1] juist veel geld verloor met het gokken.
Op 9 september 2008, op zijn verjaardag, had hij [medeverdachte1] zoals was afgesproken, om 19.00 uur ontmoet in de sate-bar te Oss. Ze hebben daar gegeten. [medeverdachte1] raakte in gesprek met een man met Rudi Völler-haar. Bij terugkomst aan tafel vertelde [medeverdachte1] dat het gesprek over [slachtoffer1] was gegaan. [medeverdachte1] zei: “iedereen is hem beu, het zou me niets verbazen als ze hem eerdaags opruimen”.
Bij [medeverdachte1] werkte het zo dat de problemen na een laatste waarschuwing anderszins werden opgelost. [medeverdachte1] leed anders gezichtsverlies.
Na de dood van [slachtoffer1] heeft [medeverdachte1] [slachtoffer2] een kogelwerend vest aangeboden ; dat was een waarschuwing.
[medeverdachte1] en wapens
Een aantal dagen voor de dood van [slachtoffer1], heeft hij in de woning van [medeverdachte1], in een (dressoir)kast een Beretta gezien en een soort band aan een achterkant wat leek op een automatisch wapen. Voorts heeft [medeverdachte1] hem verteld dat er 32 kogels in een magazijn gingen - hij deed voor hoe deze schuin in het magazijn worden geschoven - en dat hij meer dan genoeg 9 mm munitie in voorraad had. Hij gaf aan dat een probleem kon worden opgelost door gebruik van een wapen. Na gebruik moest het wapen wel weg.
Na de dood van [slachtoffer1] had [medeverdachte1], toen ze het hadden over die moord, gezegd dat je verstand moest hebben van het omgaan met Uzi’s; je moest snel van magazijn kunnen wiss-len en dat als je met open raam schiet, je tranen in je ogen kreeg van de wind. Ook heeft [medeverdachte1] hem verteld dat hij oefende met het schieten met Uzi’s in de polders bij Oss. Hij schoot de graspollen uit de grond.
Bovenstaande verklaringen van [beschermde getuige] worden ondersteund door het onderstaande.
[slachtoffer1] zat in de weedhandel. De zaken gingen de laatste 2 jaren slecht, vanwege geripte weedhokken, door politie ontdekte weedhokken en het veelvuldig gokken door [slachtoffer1].
[slachtoffer1] had voortdurend schulden waarop hij af en aan afbetaalde, naar gelang hij inkomsten had uit weedhokken en of door gokken in het casino. Ook ripte [slachtoffer1] zelf weedhokken of liet dit doen, danwel tipte deze aan derden weg.
Na de dood van [slachtoffer1], zijn zijn weedhokken in Nistelrode, Veghel en Lith geoogst en/of geript door [slachtoffer2] en/of [medeverdachte1]. Uit de opbrengst van de verkoop (door [medeverdachte1]) van de geoogste weed zijn schulden van [slachtoffer1] afbetaald door [medeverdachte1] en/of [vader slachtoffer1].
F. [medeverdachte1] en wapens
1. Op 21 april 2009 werden bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte1] aan de [adres] te Oijen 3 encyclopedieën gevonden die gingen over pistolen, revolvers, geweren en karabijnen.
2. [beschermde getuige] heeft verklaard dat hij voor zijn verjaardag op 9 september 2009 een Beretta met munitie van [medeverdachte1] cadeau kreeg.
3. Op 21 april 2009 werden tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte2] aan[adres] te Berghem (woning [medeverdachte2]) 2 Glock houders aangetroffen die gevuld waren met ieder 15 patronen, 9 mm Parabellum van het merk Geco. Op een van de patronen (AABB2631NL#14) is een DNA spoor aangetroffen dat volledig overeen-stemt met het DNA profiel van [medeverdachte1].
Naar het oordeel van de rechtbank had [medeverdachte1] dus een motief en de middelen – de Uzi’s – .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september op de Rijksweg A73 op het traject van Venlo tot en met Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en verdachtes mededader opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, met een auto, een auto hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer1] (en [slachtoffer2]) reden en (vervolgens) verdachte of verdachtes mededader met vuurwapens meerdere kogels heeft afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer1] (met [slachtoffer2]) reed/reden en met vuurwapens meerdere kogels heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer1] waarna meerdere kogels die [slachtoffer1] in het hoofd en het lichaam hebben geraakt en in het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer1] zijn binnengedrongen, tengevolge waarvan [slachtoffer1] is overleden;
2.
hij in de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september op de Rijksweg A73 op het traject van Venlo tot en met Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, met een auto, een auto hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer2] (met [slachtoffer1]) reed en(vervolgens) verdachte en/of verdachtes mededader met vuurwapen(s) meerdere kogels heeft afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer2] (met [slachtoffer1]) reed, en meerdere kogels heeft afgevuurd op die [slachtoffer2] waarna die [slachtoffer2] (aan het hoofd) geraakt werd door een kogel, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Standpunt Officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte mede de kwekerij heeft geëxploiteerd die op 21 april 2009 is aangetroffen in de loods aan de [adres] te Oss. Verdachte heeft de loods gehuurd; de loods was altijd op slot; observaties, afgeluisterde telefoongesprekken en zendmastgegevens wijzen uit dat hij daar kwam.
Beslissing inzake het bewijs
Op grond van na te noemen bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten, die verder ook niet ter discussie hebben gestaan, worden vastgesteld.
1. Achter een woning gelegen aan de [adres] te Oss, ligt een bedrijfshal die verdeeld is in vier units/loodsen. De woning en de bedrijfshal zijn eigendom van [getuige6].
2. Op 27 maart 2009 vindt een inkijkoperatie plaats als bedoeld in artikel 126k Wetboek van Strafvordering in de 2e loods, [adres] . De verbalisant rook in de loods een henneplucht.
3. Deze loods is door [getuige6] sedert 2007 verhuurd aan [verdachte]. [verdachte] betaalde ook de huur.
4. Op 21 april 2009 vindt een doorzoeking plaats in de loods aan de [adres]. In een vrachtcontainer in die loods wordt een hennepkwekerij aangetroffen met 71 hennepplantjes. De kwekerij werd geventileerd via een slang die liep vanuit een houten betimmering naast de container met daarin een ventilator in de container.
1. [verdachte] en [medeverdachte1] hebben verklaard dat zij de loods aan de [adres] gebruikten voor opslag van spullen. Zij kwamen en gingen - vaak ‘s avonds laat - (ook) met de door hen en anderen gebruikte auto’s , de witte Citroën Berlingo, kenteken [x] en de grijze bestel bus, merk Nissan Interstar, kenteken [x] die op naam staat van [medeverdachte1], en [medeverdachte1] met zijn Audi S8. Dit is ook geobserveerd door de politie op 24 februari en 8 april 2009, en zendmastgegevens wijzen uit dat [verdachte] en [medeverdachte1] vaak in de omgeving van de [adres] waren.
2. [getuige6] heeft verklaard dat de loods altijd op slot zat.[verdachte] heeft er een ander slot in gezet; bij navraag kreeg hij van [verdachte] de nieuwe sleutel.
3. [verdachte] was de man die door [getuige6] benaderd werd wanneer er iets moest gebeuren in de loods, zoals die keer - 8 november 2008 - dat de brandblussers gecontroleerd moesten worden; [verdachte] kwam ter plaatse.
4. Ook [medeverdachte2] bezocht de loods en had dan de beschikking over de sleutel.
5. Een en ander houdt in dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de loods bezochten en gebruikten en [verdachte] deze bovendien huurde en als “huismeester” (zie 2 en 3) optrad. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat [medeverdachte1] en [verdachte] - mede; anderen bezochten de loods immers ook - de hennepkwekerij die zich in die loods bevond hebben ingericht en geëxploiteerd. Een aannemelijke verklaring over wie dan beschouwd moet worden als de “eigenaar” van dit weedhok ontbreekt immers.
6. Dit oordeel wordt bevestigd door het navolgende. Tijdens de observatie op 8 april 2009 werd gezien dat [medeverdachte2] de deur van de loods opende en een betonmolen vanuit de loods in de Nissan Interstar tilde. In dit verband is relevant dat [beschermde getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte1] hem verteld heeft dat hennepoogsten in een betonmolen vermalen werden met kikkererwten.
7. Ook het navolgende ondersteunt het oordeel van de rechtbank. [verdachte] heeft tijdens de eerste inhoudelijke behandeling van de tegen hem aangespannen strafzaak met onderhavig feit op de dagvaarding verklaard dat hij een deel van de loods had verhuurd aan [getuige7]. De hennepkwekerij in de vrachtcontainer was van [getuige7]. Pas kort voor de inval in de loods op 21 april 2009 ontdekte hij deze kwekerij. Hij heeft [getuige7] erop aangesproken en gezegd dat hij de kwekerij moest verwijderen. Te laat, voor dat dit gebeurde, was de doorzoeking.
8. De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig om uiteenlopen-de redenen.
9. Ten eerste vanwege het tijdstip waarop [verdachte] met deze verklaring komt. [verdachte] heeft daar geen aannemelijke verklaring voor gegeven. Met name overtuigt zijn verklaring dat hij bij de rechter-commissaris de kans niet kreeg of vanwege de stemming niet greep om over [getuige7] te verklaren toen hij bevraagd werd over de loods aan de [adres], de rechtbank niet.
10. En in de tweede plaats vanwege de opstelling van [getuige7] tijdens het getuigenver-hoor op de zitting van 15 juni 2010. [getuige7] bevestigde weliswaar dat hij in 2008/april 2009 een deel van de loods gehuurd had van [verdachte]. Echter eerst nadat [medeverdachte1] hem daarvoor ter terechtzitting 'toestemming' gaf , verklaarde [getuige7] dat hij onder meer [medeverdachte1] en [verdachte] bij de loods heeft gezien, naast anderen. [getuige7] beriep zich verder op zijn verschoningsrecht ter zake alle vragen die betrekking hadden op wetenschap over en de exploitatie van de hennepkwekerij aangetroffen in de loods. Hij verklaarde daarbij, daarnaar expliciet gevraagd door [medeverdachte1], niet bang te zijn voor [medeverdachte1].
11. En ten derde memoreert de rechtbank dat het in de loods in ieder geval op 27 maart 2009 naar hennep rook (punt 2 onder ‘de feiten’). Het is daarom niet te begrijpen dat [verdachte] eerst kort voor de doorzoeking op 21 april 2009, bekend raakte met de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de loods.
12. Een en ander leidt de rechtbank tot de bevinding dat [getuige7] een “gevonden” getuige is, op het laatste moment ten tonele gevoerd om een verklaring te bieden voor de hennepkwekerij in de loods en – niet in de laatste plaats – voor de in de loods gevonden munitie (welke vondst van belang is voor de 'moordzaak') op een plek die verband hield met de kwekerij, namelijk in de houten betimmering met een ventilator voor de kwekerij.
13. En ten slotte werkt overtuigend bij de bewezenverklaring van onderhavig feit, dat (medeverdachte1), (verdachte)en [medeverdachte2] deel uitmaakten van een criminele organisatie met [medeverdachte1] als leider en (verdachte) en [medeverdachte2] als leden, die zich bezig hield met de exploitatie van hennepkwekerijen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte1] en anderen de hennepkwekerij in de loods aan de [adres] te Oss heeft ingericht en geëxploiteerd in de tenlastegelegde periode.
Op grond van na te noemen bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten, die ook niet ter discus-sie hebben gestaan, worden vastgesteld.
- Op 10 november 2008 om ca 12.00 uur controleert de politie een bedrijfspand aan de [adres] te Cuijk, eigendom van [getuige8], en treft aldaar een Dodge met kenteken [x] aan. Deze Dodge [x] staat op naam van [medeverdachte2] (geboren 16-5-1974). In de bij de loods aangetroffen en in beslag genomen Dodge van [medeverdachte2] zijn restanten hennepplanten, aarde en piepschuim aangetroffen en een factuur van Eurosales d.d. 27 oktober 2008 t.n.v. [medeverdachte1] betreffende 10 slangklemmen.
- Vlak nadat de politieauto op het terrein verscheen, zijn er twee mannen weggerend.
- In het pand treft de politie een hennepplantage aan. Er worden 1.130 hennepplanten in beslag genomen alsmede de daarbij gebruikelijke bedrijfsmiddelen. Monsters van deze planten zijn getest en blijken een positieve reactie te vertonen voor THC. De planten worden door de verbalisant ook herkend als hennepplanten.
- In de loods worden tevens enkele flessen frisdrank aangetroffen, veilig gesteld en bemosterd.
- Bij één van de monsters van de frisdrankflessen wordt het dna-profiel van [medeverdachte1] vastgesteld.
- De loods is door de eigenaar [getuige8] met ingang van 1 september 2008 verhuurd aan [naam] BV. [naam] BV is een vennootschap van [medeverdachte3]. Hij heeft de huurovereenkomst ook ondertekend. In deze schriftelijke huurovereenkomst wordt vermeld dat het pand wordt onderverhuurd aan [bedrijf] i.o., vertegenwoordigd door [getuige9]. Als telefoonnummer van die [getuige9] is vermeld: [06-nummer].De huurster heeft vanaf 2 september 2008 de beschikking over de sleutels.
- Op naam van [medeverdachte4] staat een VW Golf [kenteken] .
Op 10 november 2008 zijn diverse telefoongesprekken afgeluisterd.
Om 05.39 uur ontvangt [medeverdachte1] (taplijn Mart 05) een sms-bericht van de telefoon [x] ten name van [medeverdachte4], [adres] te Langenboom, met de mededeling: 6.15, dat om 05.47 uur wordt beantwoord met: Ok.
Om 05.53 uur ontvangt [verdachte] een sms-bericht van [medeverdachte4] met de vraag: ging jij mee. Even later belt [verdachte] met [medeverdachte4] en vraagt waar hij zit. [medeverdachte4] antwoordt dat hij onderweg is naar Oss, waarop [verdachte] zegt: okee, ik zie je zo.
Om 11.13 uur ontvangt [medeverdachte1] een sms-bericht van het nummer [x], in gebruik bij [medeverdachte2], met de vraag: ben je er al. De afgeluisterde telefoonlijn straalt de zendmast aan de [adres] te Cuijk aan. Enkele seconden later komt het ant-woord: 5 min. Deze telefoon van [medeverdachte2] is op 10 november 2008 gelokaliseerd in Cuijk.
Om 12.44 uur wordt er met de telefoon van [medeverdachte1] een sms verstuurd naar de telefoon van [medeverdachte4]: ze hebe ons De telefoon van [medeverdachte1] straalt de zendmast [adres] Cuijk aan en die van [medeverdachte4] straalt hetzij de zendmast [adres] hetzij de zendmast [adres] aan, beide in Cuijk.
Om 12.46 uur wordt met de telefoon van [verdachte] gebeld naar een onbekend gebleven man, waarin [verdachte] zegt: … zit in auto en ga langs bij [X] … die hebben ze ook. De door [verdachte] gebruikte telefoon bevindt zich die dag onder de zendmast [adres] te Cuijk. Even later wordt met dezelfde telefoon gebeld naar een onbekend gebleven man, waarin [verdachte] zegt dat de man snel naar de McDonalds in Cuijk moet komen.
Om 12.50 uur wordt met de telefoon van [medeverdachte1] (zendmast van deze telefoon is [adres] te Cuijk) een gesprek gevoerd met een onbekende man, waarbij [medeverdachte1] zegt: Het is mis daar … ik was daar en die ander is derbij. De ander zegt: inval, en [medeverdachte1] zegt: ja.
Om 12.54 uur wordt met dezelfde telefoon (nog steeds onder dezelfde zendmast) gebeld naar telefoon [x], ten name van [medeverdachte1] (16-5-1974), [adres] te Oss, waarbij [medeverdachte1] zegt: ik zit binnen waar jij nu voor loopt, rechts … Ik zit in die brasserie binnen recht voor je. nee je loopt voorbij…
Om 13.02 uur wordt met de taplijn Mart 05, nog steeds via de zendmast [adres] te Cuijk, gebeld met telefoon [x] ten name van [medeverdachte4], waarbij tegen [medeverdachte4] wordt gezegd: je rijdt ons net voorbij op dat pleintje.
Om 14.03 uur wordt met taplijn Mart 14 een sms-bericht verstuurd naar telefoon (06-nummer), in gebruik bij [medeverdachte5]: haha, [X] wel en om 14.05 wordt geantwoord: ok, was die bij jou dan, gevolgd door een bericht om 14.06 uur: Ja, die hade ze byna, haha, de kneus hy geloofde me nie en dag dat ik een geintje maakte
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij ontkend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachten bij de hennepkwekerij aan de [adres] te Cuijk als volgt.
Betrokkenheid van [medeverdachte3]
[medeverdachte3] heeft verklaard dat hij het pand aan de [adres] te Cuijk heeft gehuurd op verzoek van [medeverdachte6]; in ruil daarvoor zou hij twee maanden huur betaald krijgen. [medeverdachte6] zou een onderhuurder hebben voor het pand. Omdat [medeverdachte6] echter de gegevens van deze onderhuurder niet verstrekte en die gegevens wel moesten worden ingevuld in het huurcontract, heeft hij de naam van [getuige9] vermeld. Deze heeft er echter niets mee te maken. Volgens [medeverdachte8] is de naam Cuijk wel eens gevallen. De hennephokken in Leek en Roderwolderdijk draaiden toen al. Hij is een keer samen met [medeverdachte3] [rb: [medeverdachte3]] naar [medeverdachte6] [rb: [medeverdachte6]] in Oss gereden om een auto te bekijken. In de auto begonnen [medeverdachte6] en [medeverdachte3] over panden te praten. Ze zijn ook naar panden gaan kijken, maar de panden die ze zagen waren volgens [medeverdachte3] en [medeverdachte6] niet geschikt om een henneplocatie te beginnen. [medeverdachte3] zei vervolgens tegen hem dat er onder zijn naam een pand was gehuurd in Cuijk en is er vervolgens naar toe gereden om het pand te bekij-ken. Hij vroeg toen aan [medeverdachte3] of het voor die jongens (waarmee hij bedoelde [medeverdachte2] en [medeverdachte6]) was en [medeverdachte3] beaamde dat.
Betrokkenheid van [medeverdachte6]
Verwezen wordt naar hetgeen hiervóór is overwogen ten aanzien van [medeverdachte3]: Volgens [medeverdachte3] heeft [medeverdachte6] hem gevraagd de huurovereenkomst van de loods in Cuijk te regelen. Dat het verhaal van [medeverdachte3] over de betrokkenheid van [medeverdachte6] bij het regelen van de loods aan de [adres] als locatie voor een hennepkwekerij juist is, vindt steun in het feit dat als telefoonnummer van de 'onderhuurder' [getuige9] (die volgens [medeverdachte3] geen enkele bemoeienis met een en ander heeft), het nummer [06-nummer] is vermeld. Dit nummer moet aan [medeverdachte6] worden toegeschreven. Blijkens het proces-verbaal inzake de telefoon-nummers van [medeverdachte6] straalt dit telefoonnummer het meest een zendmast in Afferden aan, de woonplaats van [medeverdachte6], en wordt via dit nummer veelvuldig gebeld met het telefoonnummer van iemand die heeft verklaard [medeverdachte6] vriendin te zijn.
Volgens de hiervoor aangehaalde verklaring van [medeverdachte8] was [medeverdachte6] - samen met [medeverdachte3] - op zoek naar geschikte locaties voor hennepkwekerijen.
Betrokkenheid van [medeverdachte2]
In de Dodge van [medeverdachte2], bij gelegenheid van de politie-inval in beslag genomen bij het pand, zijn restanten hennep, aarde en piepschuim aangetroffen. [medeverdachte2] heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring kunnen geven, behalve dan dat iemand anders de auto moet hebben geleend. Hij weet niet hoe de auto daar terecht is gekomen. [getuigeA], die werkzaam is in de omgeving van de loods, heeft verklaard dat zij deze auto wel vaker, bijna dagelijks, heeft ge-zien. Dit gegeven, in samenhang met het gegeven dat de telefoon van [medeverdachte2] bij het sms-bericht van 11.13 uur een zendmast in Cuijk aanstraalde, de opmerking van [medeverdachte1] tegen [medeverdachte2] in het gesprek van 12.54 uur dat [medeverdachte2] hem op dat moment voorbij loopt en de opmerking van [medeverdachte1] in diens sms-berichten van 14.03 uur tot 14.06 uur dat "[X]" erbij was [medeverdachte1] heeft verklaard dat met "[X]" [medeverdachte2] wordt bedoeld ), leidt ertoe dat de rechtbank bewezen acht dat ook [medeverdachte2] betrokken was bij de exploitatie van deze hennepkwekerij.
Betrokkenheid van [medeverdachte1]
Uit het hiervoor aangehaalde telefoonverkeer en de gegevens van de aangestraalde mastlocaties, kan worden afgeleid dat [medeverdachte1] op dat moment in Cuijk was. De rechtbank gaat er van uit dat hij ten tijde van de politie-inval in de kwekerij aanwezig was en dat hij één van de mannen was die [getuigeB] heeft zien wegrennen. De rechtbank leidt dat met name af uit de sms-berichten die hij heeft uitgewisseld met [medeverdachte5]:
- [medeverdachte1], 13.21 uur: … nu weet ik wat het is als je geen conditie heb …
- [medeverdachte5], 13.24 uur: en je been kun je daar zo mee blijven lopen of moet je naar de dokter ermee
- [medeverdachte1], 13.26 uur: ga wel heb in de prikkeldraad vastgezeten en ben van een muur gesprongen tis afgeschaafd.
- [medeverdachte5], 13.50 uur: weet je zeker dat t woute waren
- [medeverdachte1], 13.51 uur: echt wel lievert
- [medeverdachte1], 13.54 uur: ja ne ogen zyn goed waren er maar een stuk of 30tig ze bonste eers op de raam ik liep naar de deur toen ze me zagen sloegen ze de ramen eruit ben maar ga …
- [medeverdachte1], 13.54 uur: … an rennen van o tot 100 in 6 seconde haha me audi was er niks by
- [medeverdachte1], 13.57 uur: zate 2 achter deuren in en had 2 tusen deuren op slot gedaan dus voor die open waren haha, ze waren wel rond aan het ryen daar
Dat [medeverdachte1] bemoeienis had met deze hennepkwekerij en ook in de loods aanwezig is geweest, wordt bevestigd door het gegeven dat in de loods een fles frisdrank is gevonden waarop zijn dna-profiel is aangetroffen.
[verdachte] was op 10 november 2008 in Cuijk, hetgeen kan worden afgeleid uit de hiervoor aangehaalde tapverslagen en de bevindingen uit de telecomanalyse. Kennelijk hebben alle betrokkenen na te zijn ontkomen aan de politie-inval, afgesproken elkaar te ontmoeten in Cuijk.
Betrokkenheid van [medeverdachte4]
Als hiervoor vermeld, is omstreeks 12.00 uur de politie aanwezig bij het pand aan de [adres] en ontdekt zij de hennepplantage. [getuigeC] had even daarvoor een Volkswagen Golf [kenteken] zien wegrijden en twee mannen zien weglopen. [medeverdachte4] heeft bij de politie verklaard dat hij in november 2008 een Volkswagen Golf [kenteken] had, maar dat hij die dag niet in Cuijk was. Die ontkenning wordt echter, gezien de hiervoor vermelde verklaring van [getuigeC] en de getapte gesprekken en sms-berichten niet geloofwaardig geacht, gezien de daaraan gekoppelde zendmastlocaties.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de verdachten.
Bij de vraag of de tenlastegelegde betrokkenheid bij de hennepkwekerij in Cuijk bewezen is, betrekt de rechtbank ook de bewijsmiddelen die worden gehanteerd ten aanzien van de andere henneplocaties en de criminele organisatie. Daaruit blijkt immers dat verdachte in algemene zin betrokken was bij hennepteelt op diverse locaties. Uit de combinatie van die bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en de andere, hiervoor genoemde mede-verdachten, niet alleen op de dag van de politie-inval aanwezig waren bij de loods, maar dat zij ook in de periode daarvoor betrokken waren bij de exploitatie van de kwekerij.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 Cuijk en te Oss en/of te Berghem en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden hennep, ((71 planten (te Oss) 1130 planten (te Cuijck) zijnde hennep een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet;
Standpunt officier van justitie
Volgens de officier van justitie is dit feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie gaat er hierbij van uit dat, uitgaande van de bewijsmiddelen met betrekking tot de afzonderlijke hennepkwekerijen, er een georganiseerd verband bestaat dat zich bezig houdt met - kortgezegd - de exploitatie van hennepkwekerijen. Leden van dit georganiseerd verband zijn volgens de offi-cier van justitie [medeverdachte1], [verdachte] (1979), [verdachte] (1964), [medeverdachte2], [medeverdachte6], [medeverdachte3], [medeverdachte8], [medeverdachte5] en [medeverdachte9].
De gehele tenlastegelegde periode kan volgens de officier van justitie bewezen worden op basis van de verklaringen van getuige [beschermde getuige]. Indien deze verklaringen als niet betrouwbaar worden aangemerkt, kan de betrokkenheid van verdachte aan de criminele organisatie vanaf oktober 2008 wettig en overtuigend bewezen worden.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, nu niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte bij een hennepkwekerij.
Inleiding
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van een criminele organisatie. Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kun-nen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsver-band en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. We-tenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Op grond van na te noemen feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien - die ook grotendeels naar voren zijn gekomen bij de behandeling van de afzonderlijk tenlastegelegde hennepkwekerijen - , beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van een georganiseerd verband tussen de verdachten [medeverdachte1], [verdachte] (1979), [verdachte] (1964), [medeverdachte2], [medeverdachte6], [medeverdachte3], [medeverdachte8], [medeverdachte5] en [medeverdachte9]. Dit georganiseerd verband had tot oogmerk de teelt van en de handel in hennep. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Georganiseerd verband met betrekking tot het plegen van misdrijven
Telefooncontacten
Bij de beantwoording van de vraag of in casu sprake is van een criminele organisatie is met name van belang dat vaststaat dat er via telefoons intensief contact tussen de verdachten onderling heeft plaatsgevonden en dat tijdens observaties diverse verdachten samen zijn gezien bij een of meer locaties van later ontmantelde hennepkwekerijen (dikwijls na telefonisch contact). Hiervan blijkt uit talloze telefoongesprekken en observaties.
In de ten laste gelegde periode is gebleken van veelvuldige telefooncontacten tussen verdachten onderling, waarvoor verwezen kan worden naar de bewijsvoering ter zake van de ´hennepfeiten´. De rechtbank gaat ervan uit dat deze telefooncontacten onder andere betrekking hadden op afspraken over wie wanneer naar (één van) de kwekerijen ging, wanneer geoogst zou worden en het verwerken van de hennep. De rechtbank acht deze interpretatie gerechtvaardigd, nu vaststaat dat in genoemde telefooncontacten tussen verdachten onderling in versluierde taal werd gesproken. Zo werd er gesproken over ‘kleintjes’ , ‘korte’ , ‘gele’ en ‘zakken’ , hetgeen duidt op het leveren van hennepstekken en zakken grond. Verder wordt gesproken over ‘naar boven gaan’ hetgeen duidt op het rijden naar de kwekerijen in Leek en Hoogkerk. Ten slotte wordt gesproken over ‘werken’, ‘kutwerk’, ‘beetje opruimen, rest is klaar’ , hetgeen duidt op de verwerking van de hennep. De verdachten hebben geen, danwel geen geloofwaardi-ge alternatieve verklaring gegeven voor dit taalgebruik. Gelet op de hiervoor en hierna genoemde context duidt dit erop dat de verdachten onderling hun werkzaamheden op elkaar afstemden. Deze interpretatie wordt ondersteund door observaties, de ontmanteling van de diverse kwekerijen, verklaringen van de verdachten [medeverdachte8] en [medeverdachte3] dat zij in samenwerking met andere verdachten hennepkwekerijen onderhielden in Leek en Hoogkerk . Voorts heeft getuige [beschermde getuige] verklaard dat sprake was van een criminele organisatie rond [medeverdachte1], die zich bezighield met de handel in hennep. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachten in de telefooncontacten willens en wetens in verhullende taal hebben gesproken om uit handen van politie en justitie te blijven en zo de criminele handel te kunnen voortzetten.
Verdachten wisselden ook regelmatig van telefoon en/of simkaart en maakten gebruik van ver-schillende telefoonnummers. Zo heeft [medeverdachte8] verklaard dat hij van [medeverdachte6] wel eens simkaarten of een telefoon kreeg om contact te houden. Hij kreeg de opdracht die simkaarten en telefoons periodiek weg te gooien en niet meer te gebruiken . Gebleken is verder dat onderling tevens afspraken werden gemaakt over het uitzetten van telefoons als er naar kwekerijen werd gereden en met welk telefoonnummer verdachten onderling contact zouden hebben.
Gebruik van auto’s
Vaststaat dat de Nissan Interstar, kenteken [x], op naam stond van [medeverdachte1] . Deze Nissan werd niet alleen door [medeverdachte1] gebruikt, maar ook door [verdachte] (1979), [medeverdachte2] en diverse anderen. Deze Nissan is voorts aangetroffen op de locaties van de kwekerijen in Leek , Hoogkerk en Oss .
Verder staat vast dat een Citroen Berlingo (verder: ‘Caddy’), kenteken [x] op naam stond van [ge[getuige10] . Deze [getuige10] heeft verklaard dat hij in opdracht van [medeverd[medeverdachte1] of [verdachte] (1979) deze auto op zijn naam heeft gezet, maar er zelf feitelijk geen gebruik van maakte . De rechtbank kan dit niet anders duiden dan als een zogenaamde ‘kat-vangersconstructie’, bedoeld om verdachten in voorkomende gevallen buiten beeld te houden. Deze ‘Caddy’ is aangetroffen bij de kwekerijen in Leek, Oss , de kniplocatie aan de [adres] (zie verderop), en bij een growshop in Eindhoven en Amsterdam . Eveneens wordt in diverse tapgesprekken tussen verdachten onderling gesproken over zowel de Nissan (de bus) als de ‘Caddy’ . Het is daarmee duidelijk dat de beide auto’s (Nissan en Berlingo) min of meer fungeerden als 'bedrijfsauto' en door alle 'medewerkers' werden gebruikt voor de 'bedrijfsactiviteiten'.
[medeverdachte8] heeft voorts verklaard dat hij van [medeverdachte2] een auto heeft gekregen, die ook op zijn naam werd gesteld. Met die auto kon [medeverdachte8] naar de hennepkwekerij in Leek om daar de planten water te geven.
Afspraaklocatie
Door de verdachten, in het bijzonder de leden van de [familienaam], werden onderling veelvuldig telefonisch afspraken gemaakt om elkaar te treffen op het adres van de vader van o.a. [medeverdachte1] aan de [adres] te Oss, gelegen op het zogenaamde [adres] (ook wel: ‘[adresnaam]s’ genaamd) . Op diverse data worden op uiteenlopende tijden - zelfs midden in de nacht - op dit adres diverse voertuigen waargenomen . Verdachten onderling waarschuwden elkaar bovendien meermaals om niet naar het [adres] te komen .Uit deze bevindingen kan worden afgeleid dat verdachten dit adres gebruikten voor afspraken .
Kniplocatie/verwerken hennep
Op het[adres]] te Oss bevindt zich naast de woning van [medeverdachte9] ook de opslag van haar Meubelcentrale. Op diverse momenten worden de door verdachten gebruikte auto’s op dit adres gesignaleerd . In tapgesprekken wordt voorts meermaals gesproken over (afrekenen met) de moeder van [medeverdachte5] (zijnde [medeverdachte9]). Ook leggen leden van de organisatie meermalen telefonisch contact met de [adres] .Op 21 april 2009 worden in de betreffende opslag plantenresten met de geur van hennep aangetroffen, alsmede schaartjes en een afzuiginstallatie . Eveneens bevinden zich diverse taps in het dossier welke duiden op het regelen van knipsters door [medeverdachte5]. Getuige [11] verklaart ten slotte dat zij bij [medeverdachte9] en [medeverdachte5] een hennepgeur heeft geroken en plantenresten in de kleding heeft gezien. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op genoemd adres de geoogste hennep werd aangevoerd en op die locatie werd geknipt/verwerkt.
Leden van het georganiseerd verband
Uit het voorgaande in onderlinge samenhang bezien met feit 2 kan worden afgeleid dat sprake is van een georganiseerd verband tussen [medeverdachte1], [verdachte] (1979), [verdachte] (1964), [medeverdachte2], [medeverdachte6], [medeverdachte3], [medeverdachte8], [medeverdachte5] en [medeverdachte9].
[medeverdachte1] vervulde binnen deze organisatie een beslissende, leidinggevende rol. [medeverdachte6] regelde de panden en onderhield de directe contacten met de verzorgers van de diverse hennepkwekerijen. [medeverdachte2] en [verdachte] (1964) zorgde voor de opbouw en de verzorging van de diverse kwekerijen. De daadwerkelijke verzorging van de kwekerijen werd gedaan door [medeverdachte3] en [medeverdachte8]. [verdachte] (1979) verrichtte diverse voorkomende werkzaamheden. De verwerking van de hennep werd ten slotte verzorgd door onder meer [medeverdachte5] en haar moeder [medeverdachte9]. Verderop zal de rechtbank nader meer gespecificeerd de rol van verdachte bespreken.
Duurzaamheid
De rechtbank komt voorts gelet op het volgende tot het oordeel dat het georganiseerd verband tevens duurzaam was, nu - in ieder geval - gedurende de tenlastegelegde periode diverse hennepkwekerijen werden onderhouden .
Cuijk:
Op 1 september 2008 werd door [medeverdachte3] in opdracht van [medeverdachte6] het pand aan de [adres] in Cuijk gehuurd. Op 10 november 2008 is in dit pand een hennepkwekerij ont-manteld; in het pand stonden 1130 hennepplanten.
Leek:
In april 2008 wordt het pand (adres) te Leek verhuurd door [medeverdachte3] aan [medeverdachte6]. In de schuur achter dit pand wordt een hennepkwekerij aangetroffen op 19 maart 2009, bestaande uit 817 hennepplanten.
Hoogkerk:
Vanaf 2 april 2008 wordt het pand aan de (adres) Hoogkerk in opdracht van [medeverdachte2] door [medeverdachte3] gehuurd. Hij heeft dit pand verhuurd aan [medeverdachte8]. In dit pand wordt op 8 april 2009 een hennepkwekerij met 588 hennepplanten aangetroffen.
Oss:
[verdachte] (1979) huurde sinds 1 januari 2007 de loods aan de [adres] te Oss. Op 21 april 2009 wordt in deze loods een hennepkwekerij aangetroffen, bestaande uit 71 hennepplanten.
Nu sprake was van een georganiseerd verband over een langere periode waarbij tussen verdach-ten onderling veelvuldig op professionele wijze gebruik werd gemaakt van telefoons, auto’s die - onder meer met gebruik van een katvanger - werden ingezet, een vaste afspraaklocatie en een vaste locatie voor het verwerken van de hennep is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een structurele en duurzame samenwerking tussen voornoemde personen gericht op -kortgezegd- de hennephandel en dat deze samenwerking professioneel van aard was. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een criminele organisatie in de zin van artikel 11a in van de Opiumwet in verband met artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte en de medeverdachten daaraan hebben deelgenomen.
Rol verdachte
Met betrekking tot de rol die verdachte binnen de criminele organisatie heeft vervuld, overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier bevinden zich vele telefooncontacten van verdachte met medeverdachten. In deze contacten wordt door verdachte onder meer gesproken over ‘meene-men’ en ‘opruimen’ . Voorts wordt verdachte tijdens observaties gezien bij de growshop in Amsterdam en heeft de telefoon van verdachte diverse malen masten aangestraald waaronder ook hennepkwekerijen vielen . Verdachte [medeverdachte11] heeft verklaard dat hij zakken grond aan [medeverdachte1] leverde en dat hij deze ook wel met verdachte afrekende. Hij heeft verdachte tevens advies gegeven voor een kast met 5 planten. Ten slotte heeft getuige [beschermde getuige] verklaard dat binnen de criminele organisatie van [medeverdachte1] verdachte de rol van hokkenbouwer heeft, aangezien hij daar verstand van had. Volgens hem weet verdachte alles binnen de organisatie. Deze verklaring van [beschermde getuige] acht de rechtbank betrouwbaar, nu het justitiële verleden van [beschermde getuige] niet zonder meer tot de conclusie kan leiden dat zijn verklaringen om die reden onbetrouwbaar zijn. Dit geldt te meer, nu de inhoud van zijn verklaringen op diverse cruciale punten bevestiging vindt in bovengenoemde bewijsmiddelen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een criminele organisatie, waaraan verdachte heeft deelgenomen. De rechtbank acht het feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 te Oss en te Cuijk en te Ooijen en te Berghem opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] en [medeverdachte10] 29/10/1964) en [medeverdachte6] en [medeverdachte3] en [medeverdachte8] en [medeverdachte5] en [medeverdachte9] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk telen en bewerken en verwerken van grote hoeveelheden hennep,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot moord
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, d.d. 22 december 2009.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer1] en van een poging moord op [slachtoffer2], die van heel veel geluk mag spreken dat hij niet ernstiger, of zelfs dodelijk gewond is geraakt gezien het spervuur van kogels dat is afgevuurd op de auto waarin zij reden.
Deze feiten hebben plaats gevonden op de openbare weg op een manier die iedere verbeelding tart: kilometers lang schieten vanuit een rijdende auto op een andere rijdende auto. Verdachte heeft ontkend en daarom heeft de rechtbank geen inzicht in zijn motief. Alles wijst op een koelbloedige liquidatie.
De gepleegde feiten zijn zeer ernstige feiten. De dood is een onomkeerbaar gegeven. Het heeft onherstelbaar leed aan de nabestaanden van [slachtoffer1] toegebracht en levensgevaar voor [slachtoffer2] veroorzaakt. Het moet voor hem een traumatische ervaring zijn geweest die waarschijnlijk nog steeds zijn uitwerking heeft.
Door dit handelen heeft verdachte blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Moord, zoals in het onderhavige geval bewezen is verklaard, en poging moord zijn naar hun aard misdrijven die oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt.
Daarnaast heeft verdachte heeft zich in georganiseerd verband bezig gehouden met hennepteelt en hij heeft daarbij twee kwekerijen onder zijn hoede gehad. Met de illegale kweek van hennep worden grote winsten geboekt. Ook gaat de illegale kweek van hennep veelal gepaard met gewelddadigheden en andere bijkomende criminaliteit die voor veel overlast in de maatschappij zorgen. Bovendien tast het gebruik van hennep door het hoge THC gehalte de (geestelijke) gezondheid van de gebruikers aan. Iets wat verdachte kennelijk onverschillig laat. Hij heeft alleen oog gehad voor eigen gewin. Ook bij deze feiten past dan ook geen andere straf dan een on-voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar passend en geboden.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven zegels van een meterkast dienen te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien niet is gebleken dat deze goederen door middel van strafbare feiten zijn verkregen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b Sv opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [vader slachtoffer1] vordert een bedrag van € 9.089,97.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij niet van eenvoudige aard, nu niet duidelijk is wie welke kosten voor de begrafenis heeft gedragen of zal dragen, alsmede of en zo ja wie, een bedrag van de uitvaartverzekeraar heeft ontvangen en hoe hoog dat bedrag is. Tevens is niet duidelijk of de opgevoerde kosten te rijmen vallen met het bestedingsbudget van de nabestaanden. De vordering leent zich derhalve niet voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in de vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 91 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3, 11, 11a en 13 van de Opiumwet.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewe-zen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de teruggave aan de veroordeelde van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: zegels van een meterkast.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer1] en [moeder slachtoffer1], wonende aan de [adres] te Oss.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten zegels van een meterkast, aan de veroordeelde.
mrs. J.P. Bordes (voorzitter), M.M.L.A.T. Doll en F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van
mrs. S.P.H. Brinkman en M.B. Wichman, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2010.