ECLI:NL:RBARN:2010:BM9787

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
659502 - CV EXPL 10-563
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van algemene voorwaarden en vernietiging wegens onredelijk bezwarend karakter in contractuele relatie tussen Slagerij de Valk B.V. en Berendsen Textiel Service B.V.

In deze zaak, gewezen door de kantonrechter M.J. Blaisse op 21 juni 2010, staat de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en de vraag of een beding onredelijk bezwarend is centraal. De partijen in deze procedure zijn Slagerij de Valk B.V. en Berendsen Textiel Service B.V. De Valk heeft een overeenkomst gesloten met Berendsen voor de huur en verhuur van bedrijfskleding. Na een geschil over de beëindiging van deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen, heeft Berendsen een factuur gestuurd voor de overname van kleding. De Valk heeft deze factuur niet betaald en heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis waarin zij was veroordeeld tot betaling.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de algemene voorwaarden van Berendsen van toepassing zijn en dat De Valk niet voldoende heeft aangetoond dat het beding onredelijk bezwarend is. De Valk heeft aangevoerd dat de voorwaarden niet van toepassing zijn en dat de bepalingen onredelijk bezwarend zijn, maar de kantonrechter heeft deze argumenten verworpen. De rechter heeft vastgesteld dat De Valk op de hoogte was van de voorwaarden en dat zij daarmee heeft ingestemd bij het aangaan van de overeenkomst. Bovendien heeft de kantonrechter geoordeeld dat De Valk onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de kleding verouderd was en dat Berendsen onterecht een overnamevergoeding in rekening heeft gebracht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzet van De Valk gegrond verklaard, maar haar wel veroordeeld tot betaling van het oorspronkelijke factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure zijn voor rekening van De Valk, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van de kennisname van algemene voorwaarden en de gevolgen van contractuele verplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 659502 \ CV EXPL 10-563 \ MB\364\mb
uitspraak van 21 juni 2010
vonnis in verzet
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Slagerij de Valk B.V.
gevestigd te Voorschoten
eisende partij in verzet
gemachtigde mr. V. Holthuizen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Berendsen Textiel Service B.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij in verzet
gemachtigde Groenewegen & Partners Nijmegen
Partijen worden hierna De Valk en Berendsen genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 april 2010
- de ten behoeve van de comparitie ontvangen brief van Berendsen van 31 mei 2009
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 4 juni 2010.
2. De feiten
2.1 De Valk en Berendsen hebben op 14 maart 2000 een overeenkomst gesloten voor huur en verhuur, bruikleen en onderhoud van bedrijfskleding voor de duur van 36 maanden (hierna de “overeenkomst”). In de overeenkomst is onder meer bepaald:
Opdrachtgever geeft opdracht tot levering, en Berendsen Textiel Service B.V. verplicht zich tot levering van bovengenoemde goederen onder bovengenoemde condities en overeenkomstig de algemene voorwaarden.
2.2 In de algemene voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
2. Duur en beëindiging
2.1 De overeenkomsten zijn aangegaan voor de duur van drie jaar. De overeenkomst wordt
telkenmale van jaar tot jaar verlengd, tenzij één der partijen de overeenkomst schriftelijk (…) opzegt uiterlijk zes maanden voor afloop van het contractjaar. (…)
2.3 Indien de overeenkomst eindigt op grond van opzegging door de opdrachtgever ingevolge artikel 2.1 (…) is de opdrachtgever gehouden tot overname van de op het moment van de beëindiging aan hem op grond van overeenkomst in gebruik verstrekte goederen, zulks volgens de condities als bedoeld in artikel 11. (…).
10. Betaling
(…)
10.2 Indien niet anders schriftelijk is overeengekomen zal betaling plaatsvinden netto contant aan ons adres uiterlijk 20 dagen na verzending door ons van de factuur. (…)
11. Overnameverplichting
11.1 In alle gevallen waarin op grond van deze voorwaarden voor de opdrachtgever de verplichting bestaat van ons goederen over te nemen, zal de opdrachtgever aan ons de navolgende prijzen voor de over te nemen goederen dienen te betalen:
-100% van de op het moment dat de overnameverplichting bestaat geldende nieuwprijs, indien en voor zover op dat moment die goederen nog niet langer dan één jaar bij opdrachtgever in gebruik zijn;
- 50% van de op het moment dat de overnameverplichting bestaat geldende nieuwprijs, indien en voor zover op dat moment die goederen reeds langer dan één jaar bij opdrachtgever in gebruik zijn en ongeacht hoe lang al dan de goederen bij opdrachtgever in gebruik zijn.
2.3 In 2003 is alle kleding die Berendsen aan De Valk ter beschikking heeft gesteld, vervangen door nieuwe kleding. Ook zijn toen nieuwe prijzen overeengekomen.
2.4 In het najaar van 2008 zijn partijen in onderhandeling getreden over nieuwe afspraken. Deze onderhandelingen hebben niet geresulteerd in overeenstemming.
2.5. Bij e-mail van 5 januari 2009 heeft de heer [A] van “Van der Valk & Co Voorschoten” Berendsen geschreven:
Hierbij wil ik je meedelen dat wij met Kwaliteitsslagerij De Valk per direct gaan stoppen om het wasgoed te laten doen bij Berendsen Textiel.
2.6 Bij e-mail van 6 januari 2009 heeft Berendsen daarop als volgt gereageerd:
U hebt te kennen gegeven de dienstverlening van Berendsen per direct te willen beëindigen. Dit in verband met een aanbieding van een lokale wasserij. Op 14 maart 2000 zijn Berendsen en Slagerij van der Valk een verplichting aangegaan voor het leveren en reinigen van bedrijfskleding. Wij gaan ervan uit dat Van der Valk contractuele afspraken naleeft. (…)
Zoals telefonisch besproken stuur ik u hierbij desbetreffende overeenkomst toe.
2.7 Bij brief van 22 januari 2009 heeft Berendsen het volgende geschreven aan Van der Valk & Co Voorschoten:
Naar aanleiding van de correspondentie tussen u en de heer [B] van Berendsen over het beëindigen van de samenwerking tussen Kwaliteitsslagerij de Valk en Berendsen Textiel Service B.V. kunnen wij u de volgende informatie verstrekken:
Indien de samenwerking dient te [be]eindigen per 1 februari 2009 dan zullen wij de overname van het kledingpakket in rekening brengen voor een bedrag van € 4.770,02 exclusief BTW. Hieronder vindt u de specificatie van dit bedrag. (…)
Graag ontvangen wij schriftelijk bericht van u of u de samenwerking wilt stopzetten en zo ja met ingang van wanneer. (…).
2.8 Van der Valk & Co Voorschoten B.V. heeft bij brief van 28 januari 2009 laten weten de overeenkomst te willen beëindigen. Zij schrijft in die brief voorts:
Verder voelen wij er niets voor een kleding pakket over te nemen voor een bedrag van
€ 4.770,02 gezien wij geen enkele contractuele verplichting hebben met Berendsen Textiel Service B.V.
2.9 Bij factuur van 13 februari 2009 heeft Berendsen het bij brief van 28 januari 2009 aangekondigde bedrag (€ 5.675,55 inclusief btw) in rekening gebracht. De factuur vermeldt een betalingstermijn van 20 dagen.
2.10 Bij brief van haar gemachtigde van 20 april 2009 heeft Berendsen aanspraak gemaakt op betaling van het factuurbedrag vermeerderd met de inmiddels verschenen rente en op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
2.11 De Valk heeft de factuur van 13 februari 2009 onbetaald gelaten.
3. Het verstekvonnis
3.1 Bij dagvaarding van 6 mei 2009 heeft Berendsen gevorderd De Valk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.675,55 te vermeerderen met rente en kosten, buitengerechtelijke kosten ad € 768,00 en nasalaris.
3.2 Aan deze vorderingen heeft Berendsen ten grondslag gelegd de stelling dat De Valk op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden gehouden is bij beëindiging van de overeenkomst een vergoeding te betalen voor de overname van de op dat moment bij haar in gebruik zijnde kleding en dat zij het op grond van die voorwaarden gefactureerde bedrag dient te voldoen.
3.3 Bij vonnis van de deze rechtbank sector civiel van 24 juni 2009 (gewezen onder rolnummer HA ZA [nummer], hierna het “verstekvonnis”) is De Valk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.443,55 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over het niet betaalde deel van het bedrag van € 5.675,55 vanaf 6 maart 2009 en vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 768,00 vanaf 6 mei 2009, telkens tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van De Valk in de kosten, het nasalaris daaronder begrepen.
4. Het geschil
4.1 De Valk vordert ontheven te worden van de veroordeling in het verstekvonnis, met niet-ontvankelijk verklaring van Berendsen in haar vordering althans dat deze haar zal worden ontzegd, met veroordeling van Berendsen in de procedure.
4.2 De Valk legt aan die vordering ten grondslag dat (1) de algemene voorwaarden waarop Berendsen haar vordering baseert niet van toepassing zijn, althans (2) dat de betreffende bepalingen wegens het onredelijk bezwarende karakter daarvan buiten beschouwing dienen te blijven, althans (3) dat Berendsen geen beroep daarop toekomt nu zij de schijn heeft gewekt dat het De Valk vrijstond om al dan niet opnieuw met Berendsen te contracteren voor nieuwe kleding en tegen nieuwe prijzen.
4.3 Berendsen voert verweer in de verzetprocedure. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 De kantonrechter gaat uit van de tijdigheid van het verzet door De Valk, nu niet anderszins is gesteld of gebleken. De kantonrechter gaat er voorts van uit dat de mededelingen die zijn gedaan aan en door Van der Valk & Co Voorschoten toegerekend kunnen worden aan De Valk, nu beide partijen daarvan in hun processtukken zijn uitgegaan.
(1) Toepasselijkheid algemene voorwaarden en ter hand stellen
5.2 In het tussenvonnis van 18 november 2009 in het bevoegdheidsincident (r.o. 2.3) is voorshands geoordeeld dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden tussen partijen is overeengekomen. De Valk heeft daarna niets aangevoerd ter verdere onderbouwing van haar standpunt dat de voorwaarden niet van toepassing zijn, zodat de kantonrechter nu definitief tot dat oordeel komt.
5.3 In voormeld tussenvonnis is voorts voorshands geoordeeld dat De Valk een redelijke mogelijkheid is geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, waarbij is overwogen dat De Valk niet gemotiveerd heeft betwist dat die voorwaarden zijn afgedrukt op de achterzijde van de overeenkomst. De Valk heeft dat vervolgens alsnog betwist en in dat verband aangevoerd dat zij slechts een kopie van de voorkant van de overeenkomst heeft gekregen. De kantonrechter overweegt dat De Valk bij de ondertekening een originele versie van de overeenkomst ter tafel heeft gehad en toen heeft kunnen vaststellen of er voorwaarden op de achterzijde van de overeenkomst waren opgenomen. De kantonrechter acht in dit verband van belang dat De Valk niet aanvoert dat op de achterzijde van het document dat zij heeft ondertekend geen voorwaarden waren afgedrukt. Zij stelt ook niet dat zij – tevergeefs – heeft gevraagd om een origineel. De kantonrechter is van oordeel dat van Berendsen als professionele partij verwacht mag worden dat zij er voor zorgt dat zij de complete contractsdocumenten heeft en dat zij als zij meent dat er iets ontbreekt, zoals in casu de voorwaarden voor de toepasselijkheid waarvan zij wel heeft getekend, dat ontbrekende deel opvraagt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat ook met deze betwisting het beroep op vernietiging wegens het niet ter hand stellen van de voorwaarden faalt.
5.4 De Valk heeft aangevoerd dat in 2003 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen zodat aan de afspraken gemaakt in 2000, daaronder begrepen de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, geen betekenis meer toekomt. Berendsen heeft daartegen ingebracht dat weliswaar nieuwe kleding ter beschikking is gesteld en nieuwe prijzen zijn afgesproken maar dat dat is geschied onder de paraplu van de afspraken van 2000, zoals vastgelegd in de overeenkomst. De Valk heeft aangevoerd een nieuw contract ondertekend en teruggestuurd te hebben aan Berendsen. De Valk geeft echter aan dat zij dat contract niet meer in haar bezit heeft en daarvan ook geen kopie heeft bewaard. Berendsen ontkent het bestaan van dat contract en stelt daarvan ook niets te hebben kunnen terugvinden in haar administratie. De Valk heeft bewijs aangeboden van de ontvangst en het terugsturen van dat contract.
5.5 De kantonrechter overweegt ter zake daarvan het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat in 2003 nieuwe afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter leidt uit hetgeen De Valk daarover naar voren heeft gebracht echter niet af dat deze nieuwe afspraken meebrachten dat de algemene voorwaarden niet langer van toepassing zouden zijn. In zoverre is deze grondslag van De Valk onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering komt de kantonrechter dan ook niet toe.
(2) “Onredelijk bezwarend”
5.6 De kantonrechter verstaat het gebruik van de kwalificatie “onredelijk bezwarend” als een beroep op artikel 6:233a BW en een beroep op vernietiging van het betreffende beding. De Valk motiveert het gestelde onredelijke karakter met twee argumenten; (1) bij het voeren van de onderhandelingen in 2008 heeft Berendsen niet gemeld dat bij het niet slagen van de onderhandelingen en het beëindigen van de overeenkomst nog een vergoeding verschuldigd zou zijn en (2) de kleding was verouderd en vertegenwoordigt geen waarde meer.
5.7 Bij de vraag of sprake is van een onredelijk bezwarend beding komt het aan op een beoordeling van de eventuele onredelijk bezwarende gevolgen waaraan het beding, bij gebondenheid daaraan de wederpartij van de aanvang af (cursivering – ktr) blootstelt (NJ 1991, 214). De Valk stelt echter niets over de mogelijke bezwarende gevolgen bij de aanvang af en gaat slechts in op de feitelijke omstandigheden ten tijde van en direct voorafgaand aan de beëindiging van de overeenkomst. In zoverre is haar stelling op dit punt niet voldoende onderbouwd.
5.8 Voor zover het betoog van De Valk verstaan moet worden als een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW en dat zij stelt dat een beroep op de overnamevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, stelt de kantonrechter het volgende voorop. De rechter past terughoudendheid bij een dergelijke toetsing, hij toetst slechts marginaal. De Valk voert aan dat de kleding verouderd is en dat Berendsen daarop ruim heeft verdiend omdat de gebruikelijke gebruiksperiode al ruimschoots was verstreken. In die omstandigheden gaat het niet aan vast te houden aan de overnamevergoeding, aldus De Valk. Berendsen heeft erkend dat de afschrijfperiode voor de kleding 3 jaar bedraagt. Zij heeft er echter op gewezen dat de algemene voorwaarden waartegen De Valk zich nu verweert, De Valk bekend waren en dat zij daarmee heeft ingestemd. Zij wist dus, althans had moeten weten, bij het aangaan van de overeenkomst en bij de beoordeling van de door Berendsen geoffreerde prijzen, dat zij bij beëindiging een overnamevergoeding moest betalen, ook na ommekomst van de boekhoudkundige levensduur van de kleding. Zij kan zich dus nu niet aan die afspraken onttrekken.
5.9 De kantonrechter is van oordeel dat een beroep op de overnameverplichting gelet op de ouderdom van de kleding, weliswaar een voordeel oplevert voor Berendsen maar dat daaruit niet zonder meer kan worden afgeleid dat een beroep op dit artikel onaanvaardbaar is. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de bedrijfsvoering en de kostenstructuur die Berendsen hanteert, ook jegens haar klanten, (mede) gebaseerd is op een dergelijk voordeel. Of dat zo is, kan in het midden blijven nu De Valk onvoldoende heeft aangevoerd om te kunnen komen tot conclusie dat een beroep op de overnameverplichting onaanvaardbaar is. Dat wordt ook niet anders indien de onderhandelingen die partijen hebben gevoerd in 2008 in aanmerking worden genomen. Het ligt immers op de weg van De Valk om zich rekenschap te geven van haar eigen contractuele positie. Zij kan Berendsen niet verwijten dat de laatste haar niet tijdig heeft gewezen op die contractuele positie en de consequenties bij beëindiging, Uit de briefwisseling zoals hierboven geciteerd (r.o. 2.6 en 2.7) kan overigens afgeleid worden dat Berendsen De Valk wel degelijk de mogelijkheid heeft geboden om op haar beslissing terug te komen.
Ad (3) Opgewekte schijn
5.10 Met wat is overwogen in de vorige alinea is ook dit argument weerlegd. Of er sprake is geweest van opgewekt schijn kan in het midden blijven nu het op de weg ligt van De Valk om zich rekenschap te geven van haar contractuele positie, terwijl Berendsen De Valk bovendien heeft gewezen op haar verplichtingen en haar de gelegenheid heeft geboden haar standpunt te herzien. De Valk heeft echter ervoor gekozen om vast te houden aan de opzegging. Dan kan dus niet gezegd worden, zoals De Valk doet, dat Berendsen De Valk de gelegenheid heeft ontnomen om haar schade te beperken.
Ten aanzien van de factuur van Berendsen
5.11 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Berendsen gerechtigd was een overnamevergoeding in rekening te brengen. Zij heeft desgevraagd het gefactureerde bedrag nader gespecificeerd waartegen De Valk geen verweer meer heeft gevoerd. Daarmee staat vast dat het gefactureerde bedrag verschuldigd is.
5.12 De Valk heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde rente met het argument dat geen betalingstermijn is overeengekomen, zodat geen sprake is van een fatale termijn en een ingebrekestelling vereist is. Dat argument gaat niet op. In de algemene voorwaarden is voor de facturen van Berendsen een betalingstermijn opgenomen van 20 dagen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen facturen voor het ter beschikking stellen van kleding en facturen met een andere reden zoals de beëindigingsvergoeding. De kantonrechter neemt daarom aan dat ook voor de beëindigingfactuur een betalingstermijn geldt van 20 dagen. Dat is een fatale termijn zodat een ingebrekestelling niet nodig is. Er is dus rente verschuldigd met ingang van 6 maart 2009, 20 dagen na de factuurdatum. Gelet op het karakter van de overeenkomst tussen partijen is de verschuldigde rente de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW.
5.13 De Valk heeft verweer gevoerd tegen de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. De gestelde incassowerkzaamheden van Berendsen zelf rechtvaardigen geen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten terwijl de incassowerkzaamheden van haar gemachtigde mede gelet op het tijdstip waarop deze hebben plaatsgevonden, te weten kort voorafgaand aan het uitbrengen van de
dagvaarding, werkzaamheden betreft waarop de vergoeding op grond van artikel 237 Rv. geacht wordt betrekking te hebben. Op dit onderdeel van de vordering kan het verstekvonnis dus niet in stand blijven.
5.14 Berendsen heeft in haar inleidende dagvaarding tevens gevraagd om de vergoeding van nakosten waarvoor zij een bedrag heeft gevorderd. In een procedure bij de kantonrechter worden, anders dan bij de sector civiel, geen nakosten begroot. Het vonnis biedt wel een titel voor de nakosten (HR 19 maart 2010, LJN BL 1116). Ook op dit onderdeel van het oorspronkelijk gevorderde kan het verstekvonnis dus ook niet in stand blijven.
5.15 Nu De Valk grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank sector civiel heeft aan beide partijen een vastrecht in rekening gebracht van € 313,00. Nu Berendsen de procedure ten onrechte bij de sector civiel heeft aangebracht en daarmee een hoger vastrecht verschuldigd is geworden dan zij verschuldigd zou zijn indien zij de procedure aanhangig zou hebben gemaakt bij de sector kanton, wordt De Valk ter zake van het vastrecht veroordeeld in het vastrecht dat Berendsen bij kanton verschuldigd zou zijn geweest, te weten € 208,00. Het door de sector civiel bij De Valk in rekening gebrachte vastrecht ad € 313,00 dient door Berendsen vergoed te worden nu zij De Valk ten onrechte bij deze sector heeft gedagvaard.
6. De beslissing
De kantonrechter
6.1 verklaart gegrond het verzet van De Valk tegen het tegen haar gewezen verstekvonnis van de rechtbank Arnhem sector civiel van 24 juni 2009 (gewezen onder rolnummer HA ZA [nummer]) en ontheft haar van de veroordelingen zoals die voortvloeien uit dat verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
6.2 veroordeelt De Valk tot betaling van een bedrag van € 5.675,55 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 6 maart 2009 tot aan de dag van volledige betaling;
6.3 veroordeelt De Valk in de proceskosten aan de zijde van Berendsen tot op heden begroot op € 72,25 aan exploitkosten, € 208,00 aan vastrecht en € 750,00 aan salarisgemachtigde, een en ander onder aftrek van een bedrag van € 313,00 ter zake van het vast recht bij de sector civiel;
6.4 verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
6.5 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2010.