ECLI:NL:RBARN:2010:BM9312
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontslag van instantie in faillissementsprocedure
In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij [eiseres] en [gedaagde] betrokken zijn. De procedure is ontstaan na het faillissement van [eiseres], dat op 30 januari 2004 door de rechtbank is uitgesproken. De curator heeft in een brief van 7 april 2004 aangegeven het geding niet over te nemen, wat aanleiding gaf tot de vordering van [gedaagde] tot ontslag van instantie in de conventie. De rechtbank overweegt dat de vordering tot ontslag van instantie in beginsel toewijsbaar is op grond van artikel 27 lid 2 van de Faillissementswet (Fw), tenzij er feiten of omstandigheden zijn die een toewijzing in strijd met de goede procesorde zouden maken. De rechtbank stelt vast dat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar zijn verweven, aangezien [eiseres] in opdracht van [gedaagde] een motorjacht heeft gebouwd en betaling van de koopsom en meerwerk vordert. [gedaagde] heeft de vordering bestreden en stelt dat er fouten zijn gemaakt bij de bouw van het jacht, wat leidt tot schade die hij wil verrekenen. De rechtbank concludeert dat de processuele band tussen de vorderingen niet zonder meer mag worden verbroken en wijst de vordering tot ontslag van instantie af. De procedure kan worden voortgezet, maar zal worden aangehouden totdat ook in de reconventie kan worden doorgeprocedeerd. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vordering tot ontslag van instantie wordt afgewezen en dat de zaak naar de parkeerrol wordt verwezen.