ECLI:NL:RBARN:2010:BM9312

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
55214
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontslag van instantie in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij [eiseres] en [gedaagde] betrokken zijn. De procedure is ontstaan na het faillissement van [eiseres], dat op 30 januari 2004 door de rechtbank is uitgesproken. De curator heeft in een brief van 7 april 2004 aangegeven het geding niet over te nemen, wat aanleiding gaf tot de vordering van [gedaagde] tot ontslag van instantie in de conventie. De rechtbank overweegt dat de vordering tot ontslag van instantie in beginsel toewijsbaar is op grond van artikel 27 lid 2 van de Faillissementswet (Fw), tenzij er feiten of omstandigheden zijn die een toewijzing in strijd met de goede procesorde zouden maken. De rechtbank stelt vast dat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar zijn verweven, aangezien [eiseres] in opdracht van [gedaagde] een motorjacht heeft gebouwd en betaling van de koopsom en meerwerk vordert. [gedaagde] heeft de vordering bestreden en stelt dat er fouten zijn gemaakt bij de bouw van het jacht, wat leidt tot schade die hij wil verrekenen. De rechtbank concludeert dat de processuele band tussen de vorderingen niet zonder meer mag worden verbroken en wijst de vordering tot ontslag van instantie af. De procedure kan worden voortgezet, maar zal worden aangehouden totdat ook in de reconventie kan worden doorgeprocedeerd. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vordering tot ontslag van instantie wordt afgewezen en dat de zaak naar de parkeerrol wordt verwezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 55214 / HA ZA 99-1840
Vonnis van 2 juni 2010
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat aanvankelijk mr. P.A.M. de Jong te Huissen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 29 oktober 2003. Daarna heeft [eiseres] een conclusie na deskundigenbericht genomen. Op 18 april 2004 is de zaak naar de parkeerrol verwezen in verband met het faillissement van [eiseres]. Op 7 april 2010 heeft de advocaat van [eiseres] zich onttrokken, waarna de zaak naar de rol is verwezen voor voortprocederen. Voor [eiseres] heeft zich geen andere advocaat gesteld. [gedaagde] heeft een akte uitlating voortprocederen genomen. Vervolgens is vonnis bepaald.
De (verdere) beoordeling van het geschil
In conventie
1. [eiseres] is bij beschikking van deze rechtbank van 30 januari 2004 failliet verklaard, waarna de procedure op de voet van artikel 27 van de Faillissementswet (Fw) is geschorst om [gedaagde] de gelegenheid te geven de curator tot overneming van het geding op te roepen.
2. Bij brief aan de rechtbank van 7 april 2004 heeft de curator van [eiseres], mr. C.G. Klomp, geschreven dat hij het geding niet overneemt.
3. [gedaagde] heeft thans, voor het geval de curator mocht aangeven dat hij de procedure niet overneemt, ontslag van instantie van de procedure in conventie gevraagd.
4. Uit de brief van de curator van 7 april 2004 volgt dat de curator het geding niet overneemt. De vordering tot ontslag van instantie in conventie van [gedaagde] is dan ook in beginsel op grond van artikel 27 lid 2 Fw toewijsbaar. Dit is alleen anders, als er feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat toewijzing van de vordering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Daarvan kan sprake zijn als de vorderingen in conventie en in reconventie zodanig met elkaar zijn verweven dat de band tussen die beide vorderingen niet zonder noodzaak dient te worden verbroken (zie HR 22 november 1991, NJ 1992, 765 en HR 11 januari 2002, NJ 2003, 311).
5. De vorderingen in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen.
[eiseres], die in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een motorjacht heeft gebouwd, heeft in de conventie betaling van de (restant) koopsom gevorderd en betaling van een bedrag wegens meerwerk. [gedaagde] heeft bestreden dat sprake is geweest van meerwerk. Volgens hem is een vaste prijs overeengekomen. Daarnaast heeft [gedaagde] het verweer gevoerd dat het jacht niet aan de overeenkomst voldeed en dat bij de bouw fouten zijn gemaakt waardoor hij schade heeft geleden die hij wil verrekenen met de vorderingen van [eiseres]. De vraag die zowel in conventie als in reconventie beantwoord moet worden is wat tussen de partijen is overeengekomen en of zij hun verplichtingen op grond van die overeenkomst al dan niet behoorlijk zijn nagekomen, welke vraag ook na het laatste tussenvonnis (deels) onbeantwoord is. Deze samenhang van de conventie en de reconventie leidt ertoe dat de processuele band tussen de beide vorderingen niet zonder meer mag worden verbroken. Toewijzing van het gevorderde ontslag van instantie zou tot die verbreking leiden. Daarom zal de vordering worden afgewezen. De procedure kan in beginsel worden voortgezet buiten bezwaar van de boedel, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 lid 2 Fw. Gelet op de verwevenheid met de procedure in reconventie zal de procedure in conventie evenwel worden aangehouden totdat ook in de reconventie kan worden doorgeprocedeerd.
In reconventie
6. Het door [gedaagde] in reconventie gevorderde heeft ten doel de voldoening van een verbintenis uit de boedel. Gelet op het bepaalde in artikel 29 Fw is de procedure in reconventie van rechtswege geschorst om slechts dan te worden voortgezet, indien de curator de verificatie van de vordering betwist.
In conventie en in reconventie
7. Met inachtneming van het voorgaande kan de meest gerede partij de zaak, die naar de parkeerrol zal worden verwezen, weer op de rol brengen.
8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst de vordering tot ontslag van instantie af,
in reconventie
verstaat dat het geding van rechtswege is geschorst,
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 6 oktober 2010,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2010.
Coll.: ED