zaaknummer / rolnummer: 194222 / HA ZA 09-2336
[eiser],
wonende te [woonplaats] N.H.,
eiser,
advocaat mr. N.E. Bobbert te Amsterdam,
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK RANDMEREN U.A.,
gevestigd te Nijkerk,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 februari 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 21 april 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is cliënt van Rabobank. Vanaf 1990 houdt hij bij haar een beleggingsportefeuille aan.
2.2. De relatie tussen partijen was aanvankelijk een adviesrelatie waarin [eiser] onder meer door [Z], [A] en [Q] geadviseerd is.
2.3. De adviesrelatie is in 2003 vervangen door een relatie die is aangeduid als ‘Rabo Direct Beleggen.’ Deze relatie, waarvoor een lager tarief gold, hield onder meer in dat [eiser] zelfstandig aan- en verkooporders voor effecten doorgaf via de computer. Op deze relatie zijn de Bijzondere voorwaarden Rabo Direct Beleggen van toepassing terwijl op de website van Rabobank een toelichting, gericht aan ‘de actieve belegger’ te vinden is.
2.4. In het geval van ‘direct beleggen’ volgt het doelrisicoprofiel zoals door de bank geformuleerd wordt, de inrichting van de portefeuille. Op een effectenoverzicht d.d. 31 januari 2008 dat Rabobank voor [eiser] heeft opgemaakt, staat: ‘Het vastgestelde doelrisicoprofiel is Offensief.’
2.5. Op 31 januari 2008 behoren tot de effectenportefeuille van [eiser] – waarvan de totale waarde dan € 18.320.365,36 bedraagt – onder meer voor nominaal € 3.800.000,00 obligaties 6,5% Ned. Waterschapsbank Steep en voor nominaal € 4.400.000,00 obligaties 6% Ned. Waterschapsbank Steep.
2.6. Bij brief van 7 februari 2008 maakt Rabobank, vertegenwoordigd doo[A], [eiser] attent op ‘een interessante obligatie’:
Het betreft een obligatie die enkele maanden geleden door Fortis uitgegeven is in verband met de overname van ABN-AMRO.
De obligatie was primair bestemd voor institutionele beleggers en pensioenfondsen. Thans is de obligatie via de beurs te koop tegen een koers van ca. 97%. Het couponrendement is gebaseerd op basis van 3-maands euribor (thans 4,35%) met een opslag van 2%. Op dit moment gedraagt de obligatie zich als een normale obligatie. Zodra de koers van Fortis boven de 23,94 komt zal de obligatie zich als een aandeel gaan gedragen. (zie bijlage).
(…)
Mijn voorstel is om een deel van de Waterschapsbank obligaties om te zetten naar bovengenoemde obligaties om zodoende de afhankelijkheid van de coupon van het verschil tussen 10-jaars en 2-jaars rente te verminderen.
2.7. Het gaat hier om obligaties met een nominale waarde van € 250.000,00 per stuk.
2.8. Op 13 februari 2008 voert [eiser] naar aanleiding van deze brief een telefoongesprek met [ ] [A] van Rabobank. Daarin beantwoordt [ ] [A] een aantal vragen van [eiser], die aangeeft de informatie gelezen te hebben. In dit gesprek komt [eiser] tot de beslissing om twee van deze converteerbare obligaties Fortis te kopen, zonder obligaties Waterschapsbank te verkopen.
2.9. [eiser] koopt de converteerbare obligaties Fortis op 13 februari 2008 tegen een koers van 91%. Op 11 maart 2008 koopt hij er nog twee, tegen een koers van 89,65% en op 15 juli 2008 koopt hij er één, tegen een koers van 68,50%. Hij heeft de koopopdrachten, die hij niet rechtstreeks zelf via de computer kon uitvoeren op de beurs in Londen, doorgegeven aan bovengenoem[ ][ ] [Q].
2.10. Bij brief van 11 juli 2008 raadt Rabobank [eiser] dringend aan een deel van zijn zogenaamde steepeners – obligaties zoals de hierboven genoemde obligaties Waterschapsbank – te verkopen.
2.11. Bij brieven van 4 oktober, 10 oktober, 3 november en 5 november 2008 vraagt [eiser] inlichtingen over de gevolgen van de moeilijkheden waarin Fortis Bank terechtgekomen is, voor de converteerbare obligaties Fortis. Hij beklaagt zich over het uitblijven van mogelijkheden om de koers ervan te raadplegen. In de laatste brief geeft hij aan verkoop te overwegen van deze obligaties, waarvan de koers met tientallen procenten is gedaald.
2.12. Op de per fax verzonden brief van 5 november 2008 ontvangt [eiser] op diezelfde dag per fax een antwoord. Dit houdt in dat zijn eerdere brieven ten gevolge van interne miscommunicatie bij Rabobank niet beantwoord zijn en dat hij zo snel mogelijk een reactie zal krijgen. In antwoord hierop stelt [eiser] Rabobank aansprakelijk voor een schade van € 356.750,00.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Rabobank in haar zorgplicht jegens hem is tekortgeschoten, alsmede veroordeling van Rabobank tot vergoeding van de door hem als gevolg hiervan geleden schade, nader op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en kosten. De kern van zijn betoog houdt in dat Rabobank hem onjuist geadviseerd heeft en dat zij tegenover hem haar informatieplicht heeft geschonden. Ook voert hij aan dat hij bijzonder veel last heeft ondervonden van een computerstoring bij Rabobank. Daaraan voegt hij echter toe dat hij geen schade heeft geleden als gevolg daarvan, zodat de rechtbank dit betoog verder laat rusten.
3.2. Rabobank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat [eiser] het advies zoals dat is gegeven in de brief van 7 februari 2008 in beperkte mate heeft gevolgd. Het aantal aankopen is zijn eigen keuze geweest – niet is gebleken van enig overleg met Rabobank in de tijd dat hij zijn opdrachten voor aankoop van de derde, vierde en vijfde converteerbare obligatie Fortis aan [ ] [Q] doorgaf – evenals de wijze van financiering anders dan door verkoop van obligaties Waterschapsbank.
4.2. De vraag is of Rabobank als een redelijk handelende en redelijk bekwame bank hem attent kon maken op de mogelijkheid van aankoop van een of meer converteerbare obligaties Fortis. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat bij het bestaan van de ‘direct beleggen’-constructie Rabobank niet als adviseur in de technische zin die ook de bescherming van de portefeuille kan omvatten, gezien kan worden. [eiser] zelf besliste over de samenstelling van de portefeuille.
4.3. Het advies kwam volgens [ ] [A] omdat [eiser] hem bij een etentje had gezegd: “Als je een geschikte obligatie voorbij ziet komen, geef dan een tip.” Of dit gebeurd is – [eiser] betwist dat – kan in het midden blijven. Wat gelet op alle omstandigheden vast staat is dat Rabobank een tip heeft gegeven voor een belegging waarvan zij meende dat die paste in de portefeuille en de belangstellingssfeer van [eiser]. Hiervoor geldt dus de vraag of zij dit als redelijk bekwame en redelijk handelende bank kon doen.
4.4. Dat de converteerbare obligaties Fortis binnen de portefeuille pasten is betwist met een beroep op onjuistheid van het doelrisicoprofiel, waarop de rechtbank hierna zal ingaan (4.8). Dat zij tot de belangstellingssfeer van [eiser] behoorden, staat vast.
4.5. Het meest vergaande ontkennende antwoord op de vraag of Rabobank als redelijk bekwame en redelijk handelende bank de ‘tip’ voor de converteerbare obligaties Fortis kon geven, is de stelling van [eiser] dat het na 27 januari 2008 uit een ANP-persbericht Rabobank duidelijk hoorde te zijn dat Fortis geen veilige beleggingen meer bood. Dit persbericht is overgelegd bij de dagvaarding. Het betreft een bericht dat is gepubliceerd door NRC/Handelsblad op 27 januari 2008. De kop ervan luidt “Fortis sust beleggers”, de onderkop luidt als volgt:
Brussel, 27 jan. De Belgisch-Nederlandse bankverzekeraar Fortis bevestigde zondag zijn “solide vermogenspositie” en gaf een update van de winstverwachting. Fortis kwam met het bericht “met het oog op de recente speculatie in de markten.”
4.6. Het bericht houdt in dat geruchten over winstwaarschuwingen voor een scherpe koersdaling hebben gezorgd en dat over een mogelijke claimemissie door Fortis wordt gesproken. Bovendien zou Fortis grote bedragen op haar subprime-portefeuille moeten afschrijven. De nadruk in dit bericht ligt echter op de geruststelling die daarop zijdens Fortis is gevolgd.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, de stelling dat Rabobank na kennisneming van dit bericht niet had mogen adviseren tot aankoop van de converteerbare obligaties Fortis, verworpen moet worden. Uit niets blijkt immers dat de koers van deze obligaties gevaar kon lopen of dat Fortis in zwaar weer terecht kwam. Het is eerder een geruststelling na eerdere, verontrustende geruchten.
4.8. Het betoog van [eiser] dat zijn beleggingsportefeuille niet offensief, maar defensief als doelrisicoprofiel behoort te hebben, passeert de rechtbank om de volgende redenen. In de eerste plaats staat vast dat hij zelf zijn aankopen en verkopen deed sinds er sprake was van ‘direct beleggen’ en is in dat verband niet weersproken dat de aanduiding de opbouw van de portefeuille – zoals dus door hem zelf werd bepaald – volgde. In de tweede plaats staan er weliswaar veel obligaties op het overzicht waarop de portefeuille als offensief staat aangeduid, maar niet is weersproken dat deze voorraad gekenmerkt werd door de aanwezigheid van ‘steepeners’, die niet als een defensieve vorm van beleggen gezien kunnen worden. In de derde en laatste plaats is geen enkel verband gesteld of gebleken tussen het doelrisicoprofiel en de ‘tip’ in de brief van 7 februari 2008.
4.9. De rechtbank wijst er ten overvloede op dat Rabobank onweersproken heeft aangevoerd dat zij het advies te kopen mede heeft gegeven omdat de relatief grote hoeveelheid ‘steepeners’ in de portefeuille deze te offensief maakte voor wat Rabobank verstandig achtte en gebruikelijk voor [eiser].
4.10. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat Rabobank als redelijk bekwame en redelijk handelende bankrelatie van [eiser] met wie een ‘direct beleggen’- en geen adviesrelatie bestond, niet te verwijten valt dat zij aankoop van de obligaties Fortis heeft aangeraden.
4.11. De volgende vraag is of Rabobank, zoals [eiser] stelt, te verwijten valt dat zij “later niets heeft ondernomen om [eiser] te waarschuwen voor de ongeschiktheid van het beleggingsproduct voor hem en voor de ongunstige ontwikkelingen bij Fortis”.
4.12. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, moet worden vastgesteld dat Rabobank geen verplichting had om [eiser] te waarschuwen voor mogelijke ongeschiktheid van het product voor hem. Hij bepaalde zelf wat geschikt voor hem was, het doelrisicoprofiel sloot daarbij aan en daarbinnen viel dit type obligatie. De rechtbank wijst erop dat niet is komen vast te staan dat de converteerbare obligaties Fortis niet geschikt waren als beleggingsobject voor [eiser]; noch zijn belangstellingssfeer noch het doelrisicoprofiel wijst in die richting.
4.13. Rest de vraag of Rabobank als redelijk bekwame en redelijk handelende bank [eiser] diende te waarschuwen voor de ongunstige ontwikkelingen bij Fortis.
4.14. Aangenomen moet worden, nu niet anders gesteld of gebleken is, dat Rabobank en [eiser] tegelijkertijd overvallen werden door de berichten over deze ongunstige ontwikkelingen.
4.15. Door [eiser] is niet weersproken dat Rabobank de informatie die zij kon verschaffen, aan [eiser] verschaft heeft. [eiser] stelt echter dat toen hij voor het eerst om informatie vroeg, op 4 oktober 2008, de koers van de obligaties 53,97% was en toen hij voor het eerst antwoord kreeg, op 5 november 2008, 25,43%.
4.16. Dit leidt tot de vraag of het uitblijven van antwoord verwijtbaar is én of [eiser] daardoor schade geleden kan hebben. Verwijtbaar is het zeker in die zin dat een fatsoenlijk handelende bank haar cliënten snel behoort te antwoorden, maar dát heeft Rabobank zelf ook al aangegeven.
4.17. Van relevante onzorgvuldigheid bij een verwijtbaar te laat antwoorden kan sprake zijn als een adequate reactie van Rabobank in de periode tussen 4 oktober en 5 november 2008 schade van [eiser] had kunnen voorkomen. Ter zitting is aan de orde geweest dat de koers van de converteerbare obligaties Fortis inmiddels tot boven de 60% is gestegen, zodat mag worden aangenomen dat een verkoop in de periode waarin de koers haar minimum bereikte, in ieder geval in de periode tussen 4 oktober en 5 november 2008, [eiser] voor wat het bezit van deze effecten betreft, meer schade had berokkend dan stilzitten en afwachten zoals hij nu kennelijk – naar zijn zeggen noodgedwongen – heeft gedaan.
4.18. Dit sluit niet geheel uit dat [eiser] door verkoop zijn verlies had willen en kunnen beperken. Het is niet duidelijk of hij zich daarover tot Rabobank heeft gewend in de betreffende periode en wat dit eventueel, gelet op het ‘direct beleggen’ zou betekenen voor de zorg- c.q. informatieplicht van Rabobank. De rechtbank zal [eiser] de gelegenheid geven zich op dit punt bij akte uit te laten. Rabobank zal daarop bij akte kunnen reageren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 juni 2010 voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.18,
5.2. verstaat dat Rabobank hierop bij akte, eveneens op een termijn van twee weken, zal kunnen reageren,
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2010.