Parketnummer : 05/504469-09
Data zittingen : 29 juli 2009, 21 oktober 2009, 13 januari 2010, 7 april 2010 en 28 april 2010
Datum uitspraak : 12 mei 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te
Wijchen, in elk geval in de gemeente Wijchen, althans in Nederland tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit, althans opzettelijk die [slachtoffer] een groot aantal
malen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp,
in het lichaam en/of een of meer lichaamsdelen heeft/hebben gestoken en/of
gesneden (waaronder o.a. in de borst en/of buik en/of rug en/of hals en/of
armen en/of handen) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] hevig bloedend op straat
(zonder hulp in te roepen en/of hulp te verlenen) heeft/hebben achtergelaten
en/of verdachte en/of verdachtes mededader(s) daaraan voorafgaand en/of
daarbij teneinde die [slachtoffer] weerloos te maken en/of weerlozer te maken:
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
-die [slachtoffer] van de trap heeft/hebben geduwd/gegooid en/of
- die [slachtoffer] met een geactiveerd stroomstootwapen heeft/hebben gestoken en/of
geraakt en/of (vervolgens) ((tevens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag)) die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het
lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geschopt en/of
getrapt en/of (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer
(andere) lichaamsdelen heeft/hebben geslagen en/of gestompt
tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[verdachte] in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april
2009 te Wijchen, in elk geval in de gemeente Wijchen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, hierin bestaande dat [verdachte] en/of diens
mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk
die [slachtoffer] een groot aantal malen, althans eenmaal met een mes,
althans een soortgelijk scherp voorwerp, in het lichaam en/of een of meer
lichaamsdelen heeft/hebben gestoken en/of gesneden (waaronder o.a. in de borst
en/of buik en/of rug en/of hals en/of armen en/of handen) en/of (vervolgens)
die [slachtoffer] hevig bloedend op straat (zonder hulp in te roepen en/of hulp te
verlenen) heeft/hebben achtergelaten, tengevolge waarvan voornoemde persoon is
overleden
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te Wijchen, in elk geval in
de gemeente Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die
[verdachte] en/of diens mededaders met een auto naar de woning waar die
[slachtoffer] verbleef te brengen en/of te begeleiden en/of door met een
sleutel de deur van de woning te openen waar die [slachtoffer] verbleef
en/of (vervolgens) die [verdachte] en/of diens mededader(s) die woning binnen
te laten en/of door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met
kracht)(tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of het
lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen te schoppen en/of te trappen
en/of te slaan en/of te stompen en/of die die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast
te houden en/of die [slachtoffer] met een geactiveerd stroomstootwapen te steken en/of
tegen het lichaam te raken ((teneinde die [slachtoffer] weerloos of weerlozer te maken
tegen die [verdachte] en/of diens mededader(s));
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te
Wijchen, in elk geval in de gemeente Wijchen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] (tevens terwijl die [slachtoffer]
op de grond lag en/of werd vastgehouden) meermalen, althans eenmaal (met
kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere)
lichaamsdelen heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of meermalen, althans
eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer
(andere) lichaamsdelen heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer]
(met kracht) van de trap heeft/hebben geduwd en/of (met kracht) naar de grond
heeft/hebben gebracht en/of met een geactiveerd stroomstootwapen heeft/hebben
gestoken of geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (door voormelde
handelingen) niet is voltooid;
artikel 303 wetboek van strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te
Wijchen, in elk geval in de gemeente Wijchen, althans in Nederland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het vastpakken en/of
vasthouden van die [slachtoffer] en/of het duwen tegen en/of trekken aan die [slachtoffer]
en/of het achtervolgen van die [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal
(tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam
en/of een of meer (andere) lichaamsdelen slaan en/of stompen en/of schoppen
en/of trappen van die [slachtoffer] en/of het met een geactiveerd stroomstootwapen
duwen tegen en/of steken in/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of het
meermalen, althans eenmaal steken en/of snijden met een mes, althans een
soortgelijk scherp voorwerp in het lichaam en/of een of meer lichaamsdelen
van die [slachtoffer], welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (meerdere
huidverkleuringen en/of bloeduitstortingen en/of zwellingen en/of
oppervlakkige huidbeschadigingen) voor [slachtoffer] ten gevolge heeft
gehad;
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te
Wijchen, in elk geval in de gemeente Wijchen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie II onder
5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden
heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 28 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd de nabestaanden van [slachtoffer]. Tevens is ter terechtzitting verschenen [nabestaande] één van de nabestaanden van [slachtoffer]. Hij is bijgestaan door mr. A.F. Collignon, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de gehele vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 240,37 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen bebloede schoenen en broek en een bebloed shirt zullen worden verbeurd verklaard en dat het stroomstootwapen zal worden onttrokken aan het verkeer.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 1 primair: medeplegen van moord
Anders dan door de officier van justitie is betoogd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer] met een stroomstootwapen heeft geraakt/verwond en dat hij die [slachtoffer] van de trap af heeft gewerkt. Daarna is hij hem achterna gegaan naar buiten waar hij hem heeft geschopt. Hij is hiermee gestopt toen hij zag dat [slachtoffer] bebloed was. Verdachte ontkent elk handelen dat in het kader van de moord heeft plaatsgevonden. Zijn bedoeling was [slachtoffer] een lesje te leren en hem voorgoed het huis uit te jagen, heeft hij ter terechtzitting verklaard. Het was niet zijn bedoeling dat [slachtoffer] gedood zou worden.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat diverse getuigen hebben verklaard dat op enig moment drie personen uit de woning aan de [adres] te Wijchen komen gerend, waaronder verdachte en een persoon met een mes. Door getuige [getuige1] wordt verklaard dat deze drie personen allemaal geweld toepassen op [slachtoffer]. Getuige [getuige2] ziet dat twee personen [slachtoffer] vasthouden terwijl de derde persoon een snijdende beweging langs de keel/hals van [slachtoffer] maakt. Dit wordt de auditu bevestigd door haar echtgenoot [getuige3].
De officier van justitie stelt dat deze groep personen uit dezelfde drie mensen bestond als de groep van drie personen die betrokken was bij de eerste fase van geweldpleging jegens [slachtoffer] buiten de woning. Verdachte is twee keer betrokken geweest bij het geweld en heeft een bloedende [slachtoffer] achtervolgd samen met een medeverdachte die in het bezit was van een mes. Dit terwijl [slachtoffer] daarvóór al gestoken was. Verdachte had dan ook minimaal voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] en de voorbedachte raad kan worden afgeleid uit het feit dat hij tot twee keer toe mee heeft gedaan aan het geweld; verdachte heeft hierin een keuzemoment gehad. Een en ander is gebeurd in een nauwe en bewuste samenwerking, wat maakt dat sprake is van medeplegen.
De raadsman heeft gewezen op de eveneens door de officier van justitie aangehaalde verklaring van getuige [getuige2]. De raadsman heeft onder de aandacht gebracht dat deze getuige een omschrijving geeft van twee mannen die het latere slachtoffer vasthouden en één man die een snijdende beweging maakt aan de voorzijde van het slachtoffer. Twee van deze mannen rennen volgens [getuige2] naar de auto toe en de derde man loopt in de richting van een verkeersheuvel om daar in de auto te stappen. De getuige verklaart dat zij niets kan zeggen over de mannen, niet over hun kleding en ook niet over hun uiterlijk. Vervolgens verklaart zij dat ze een Marokkaanse jongen aan ziet komen lopen die bij het slachtoffer gaat zitten en kennelijk telefonisch contact heeft met de alarmcentrale, omdat hij om een ambulance smeekt. Zij verklaart dat ze weet dat deze jongen aan het einde van de [nummer] straat woont.
De raadsman heeft betoogd dat zonder twijfel is dat de ‘Marokkaanse jongen’ waar de getuige [getuige2] over spreekt, verdachte is, nu hij is achtergebleven bij [slachtoffer] en smekend een ambulance heeft gebeld. Als verdachte ter plaatse is achtergebleven kan hij niet één van de drie personen zijn geweest die betrokken waren bij de laatste geweldshandelingen, nu deze volgens de getuige allen in een auto zijn gestapt.
Wat overblijft is dat verdachte heeft mishandeld, van meer dan dat is geen sprake geweest. Ook medeplegen kan niet worden bewezen.
Geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van (getuigen)verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de zich in het dossier bevindende verklaringen van (mede)verdachte(n) met de nodige voorzichtigheid gelezen dienen te worden, nu een ieder van deze personen er belang bij kan hebben om anders dan naar waarheid te verklaren. Hetzelfde geldt ten aanzien van de verklaringen van betrokken familieleden. Dat er door de diverse verdachten en betrokkenen wisselend is verklaard over hun eigen rol dan wel die van anderen, bevestigt dit vermoeden.
De rechtbank hecht om die reden bij het beoordelen van de zaak meer waarde aan de verklaringen die door de diverse onafhankelijke getuigen zijn afgelegd. Deze betreffen voornamelijk buurtbewoners die allemaal een deel van het incident hebben waargenomen. Er is geen enkele getuige die het incident buiten de woning van begin tot einde heeft waargenomen. De rechtbank dient haar oordeel dan ook te baseren op getuigenverklaringen die allemaal slechts een deel beschrijven van de gepleegde geweldshandelingen.
Deze verklaringen geven op grote lijnen een eenduidig beeld. Zo zijn er drie mannen betrokken bij de eerste mishandeling, daarna klopt [slachtoffer] bij het huis aan de [adres] te Wijchen aan waar echter niemand open doet, waarna opnieuw drie mannen uit [adres] te Wijchen komen, waaronder één met een mes. Echter wanneer het aankomt op de vraag welke individuele personen buiten waren en welke handelingen zij hebben gepleegd kan de rechtbank op basis van de getuigenverklaringen niet vaststellen welke rol verdachte heeft gehad in het geheel.
Er zijn immers verklaringen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte bij dit tweede geweldsmoment buiten aanwezig is geweest, zoals de officier van justitie heeft gesteld. Er zijn echter ook verklaringen, zoals die waar de raadsman zich op beroept, waar uit kan worden afgeleid dat verdachte juist niet tot de (tweede) groep van drie vechtende personen behoorde.
Hiermee acht de rechtbank enkel wettig en overtuigend te bewijzen de geweldshandelingen die verdachte heeft gepleegd binnen in de woning en het eerste geweldsmoment buiten, waarbij is geschopt door verdachte. Uit dit handelen kan geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van [slachtoffer] worden afgeleid. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank voorbedachte raad niet bewezen. Niet bewezen kan worden dat verdachte weet had van het feit dat zijn vader messen bij zich had. Ook de redenering van de officier van justitie dat sprake is geweest van een keuzemoment door het tot twee maal toe achtervolgen gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, nu niet bewezen kan worden dat verdachte ook daadwerkelijk heeft meegedaan aan de tweede fase van geweldhandelingen buiten. En zo al bewezen zou kunnen worden dat hij achter zijn vader aan rende, terwijl die een mes in de hand had zegt dat nog niets over de bedoeling die verdachte op dat moment had.
Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van het opzettelijk en met voorbedachte raad in nauwe en bewuste samenwerking met anderen van het leven beroven van [slachtoffer]. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan moord
Verdachte heeft erkend dat hij met zijn sleutels zichzelf en zijn medeverdachten de toegang tot de woning aan de [adres] te Wijchen heeft verschaft. In huis heeft hij zijn stroomstootwapen gepakt en ook gebruikt op [slachtoffer]. Daarna heeft hij bijgedragen aan het van de trap af werken van [slachtoffer] en heeft hij hem buiten geschopt. Dit heeft verdachte gedaan om [slachtoffer] ‘een lesje te leren’ en om hem voorgoed uit huis weg te jagen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor genoemde en te bewijzen handelingen aan te merken als het opzettelijk behulpzaam zijn bij en het opzettelijk gelegenheid verschaffen tot het plegen van een misdrijf.
Voor bewezenverklaring ter zake van medeplichtigheid is het zogenaamde dubbel opzet vereist. Dat wil zeggen dat bewezen moet worden verklaard dat sprake is van opzet op de eigen hulpverlening en opzet op het misdrijf ten aanzien waarvan de hulp wordt verricht.
Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij opzet had ten aanzien van het plegen van enige geweldshandeling, hij wilde [slachtoffer] een ‘lesje leren’.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte geloofwaardig, mede in het licht van zijn gedragingen ná het steken van [slachtoffer] door zijn vader. In tegenstelling tot zijn medeverdachten is verdachte niet gevlucht. Hij heeft 112 gebeld en volgens getuigen heeft hij gesmeekt om een spoedige komst van een ambulance omdat er iemand dood bloedde. Dit getuigt niet van (voorwaardelijk) opzet op de dood.
In dit geval is de pleger van het feit, verdachtes vader, verder gegaan dan datgene waarop de opzet van verdachte was gericht. In een dergelijk geval wordt een uitzondering gemaakt op het opzetvereiste, zo volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad. Opzet op het misdrijf ten aanzien waarvan de hulp wordt verricht is dan niet meer vereist voor een bewezenverklaring ter zake van medeplichtigheid. Als zo’n situatie zich voordoet sluit de kwalificatie van medeplichtigheid echter wel aan bij het misdrijf van de pleger, ook al was het opzet van de medeplichtige daar niet geheel op gericht. Bij het kwalificeren wordt dus geen rekening gehouden met de bedoeling van verdachte. Dit is echter anders waar het de strafoplegging betreft, gelet op hetgeen in artikel 49 lid 4 Wetboek van Strafrecht is bepaald. De rechtbank komt hier in punt 6 van dit vonnis nog op terug.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[verdachte] in de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te Wijchen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachto[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat [verdachte] en/of diens
mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg
die [slachto[slachtoffer] een groot aantal malen, met een mes,
in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden (waaronder o.a. in de borst
en/of buik en/of rug en/of hals en/of armen en/of hand) tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te Wijchen, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door die [verdachte] en diens mededaders met een auto naar de woning waar die
[slachtoffer] verbleef te brengen en te begeleiden en door met een sleutel de deur van de woning te openen waar die [slachtoffer] verbleef en (vervolgens) die [verdachte] en diens mededaders die woning binnen te laten en door die [slachtoffer] meermalen, (met
kracht)(tevens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en het lichaam te schoppen en/of te trappen en die [slachtoffer] vast te en die [slachtoffer] met een geactiveerd stroomstootwapen tegen het lichaam te raken
hij in de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te
Wijchen, alleen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan medeplegen van moord
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 april 2010;
• een adviesrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 17 juni 2009, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 2 juli 2009, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage van drs. [naam], psycholoog, gedateerd 8 juli 2009, betreffende verdachte.
De rechtbank houdt rekening met hetgeen door drs. [naam], psycholoog in het pro justitia rapport naar voren is gebracht, waaraan het volgende wordt ontleend:
‘Wel kan bij hem gesproken worden van acculturatieproblematiek, in die zin dat betrokkene balanceert tussen de normen en waarden van twee culturen (de Afghaanse en Nederlandse) waardoor zijn inschattingen, verwachtingen en handelingen niet altijd consistent en consequent zullen zijn. In die zin kan gesproken worden over een zwakke identiteit van betrokkene, waarbij hij al snel door complexe en heftige situaties overvallen zal worden en de neiging zal hebben zich aan de situatie van het moment aan te passen, in plaats van actief controle op die situaties te kunnen uitoefenen. (…) Gezien de onrijpe persoonlijkheid van betrokkene en de voor hem, door zijn culturele ambivalentie, onverwachte en moeilijk in te schatten situatie, acht ik betrokkene, mocht (een gedeelte van) het ten laste gelegde bewezen worden geacht, enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. (…) Na de uitspraak van de rechtbank en wederom na terugkeer in de maatschappij zal betrokkene zich in een zeer complexe en voor hem bedreigende situatie terugvinden. Hij zal zich moeten verhouden met de hem eventueel aangerekende verantwoordelijkheid voor het lot van het slachtoffer, hij zal de feitelijke consequenties (eventuele detentie, gevolgen voor zijn opleiding, huisvesting, de relatie tot zijn ouders) van de gebeurtenissen onder ogen dienen te zien, en hij zal mogelijk te maken krijgen met verdere agressie naar moeder en/of zichzelf. Betrokkene zal ondersteuning nodig hebben om, bij gebrek aan eigen stevigheid, eenduidig inschattingsvermogen en copingvaardigheden, zijn leefsituatie adequaat te kunnen ordenen, interpreteren en hanteren. Mogelijk dat er binnen de familiebetrekkingen cultuurspecifieke interventies/bemiddelingspogingen gedaan moeten worden, die zijn eigen vaardigheden te boven gaan. Een cultuurspecifiek hulpverleningsaanbod zou een belangrijke ondersteuning kunnen betekenen voor betrokkene, om er voor te zorgen dat hij niet weer strategieën toepast waarvan hij de strekking niet kan inschatten, voor het oplossen van probleemsituaties. Betrokkene zal moeten leren omgaan met zijn twee referentiekaders (de Afghaanse en Nederlandse) en van daaruit een eigen volwassen identiteit ontwikkelen. (…) Mogelijk dat hierbij een in cultuurspecifieke aspecten gespecialiseerde adviseur, zoals dr. [naam], de reclassering hierin kan adviseren en een bemiddelende rol kan spelen.’
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord. Hij is zijn vader behulpzaam geweest bij het plegen van de moord op [slachtoffer] door onder meer met zijn auto naar de woning te gaan waar deze [slachtoffer] verbleef en de toegang tot de woning te verschaffen door gebruik te maken van zijn sleutel. [slachtoffer] is uiteindelijk op brute en meedogenloze wijze op straat vermoord door verdachtes vader. Voorts heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad.
Verdachte heeft zoals hiervoor reeds is overwogen verklaard dat hij [slachtoffer] slechts een lesje wilde leren, en niet dat hij wilde dat [slachtoffer] vermoord zou worden. Zijn opzet is niet gericht geweest op de dood van [slachtoffer]. De rechtbank heeft onder punt 3 van dit vonnis overwogen dat ten aanzien van de kwalificatie niet van belang is dat het opzet van verdachte minder ver ging dan het opzet van zijn vader, maar dat dit wel relevant is waar het betreft de strafoplegging. Uitgangspunt bij het bepalen van de straf is het feit waar het opzet van verdachte op was gericht. Hierbij wijst de rechtbank op het bepaalde in artikel 49 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft zoals reeds onder punt 3 van het vonnis is overwogen geen reden om op grond van verklaringen van anderen of andere feiten en omstandigheden te twijfelen aan deze door verdachte afgelegde verklaring, die ook op zichzelf niet onaannemelijk of ongeloofwaardig te achten is.
Een en ander brengt met zich dat de rechtbank bij het bepalen van de straf niet uitgaat van (een derde van) de maximumstraf die is gesteld op het strafbare feit moord maar van het delict waarop verdachtes opzet gericht was, waarbij de rechtbank uit gaat van poging tot zware mishandeling.
Dit in samenhang met het feit dat de rechtbank, anders dan waar de officier van justitie van uit is gegaan bij het bepalen van zijn strafeis, verdachte vrijspreekt voor het primair tenlastegelegde, maakt dat de rechtbank komt tot een fors lagere straf dan geëist.
In het licht van hetgeen door de psycholoog in het rapport naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel in deze aangewezen is, zodat verdachte in het kader van een gedwongen strafrechtelijk kader hulp krijgt bij de (cultureel bepaalde) problemen waar hij mee te kampen heeft. Voorts dient het voorwaardelijke strafdeel als waarschuwing voor verdachte zich in de toekomst niet meer bezig te houden met plegen van (dergelijke) strafbare feiten.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen betreffen een linker en rechter schoen met bloed en een shirt en broek met bloed. Dit zijn voorwerpen met behulp waarvan een deel van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen, voor zover zij daarover nog een beslissing dient te nemen, verbeurd verklaren.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp betreft een stroomstootwapen. Dit is een voorwerp met betrekking tot waarvan het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp, voor zover zij daarover nog een beslissing dient te nemen, onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting een bedrag gevorderd van € 240,37, bestaande uit de kosten van een treinkaartje en hotelovernachting.
De vordering van de nabestaanden van [slachto[slachtoffer] is niet betwist door de verdediging en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 48, 49, 91 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde alsmede het onder feit 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht
- Veroordeelde dient mee te werken aan begeleiding/het voeren van gesprekken in verband met de cultuurspecifieke kanten van zijn leefsituatie, al dan niet met dr. [naam], of een andere door de reclassering aan te wijzen deskundige, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een stroomstootwapen.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Linker en rechterschoen met bloed en shirt en broek met bloed.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij nabestaanden van[slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader(s) beta(a)l(en)t ook veroordeelde daardoor tegenover de nabestaanden van [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan de nabestaanden van [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 240,37 (zegge tweehonderdveertig euro en zevenendertig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 240,37, subsidiair 4 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 240,37, (zegge tweehonderdveertig euro en zevenendertig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mrs. H.P.M. Kester-Bik, als voorzitter, I.D. Jacobs en A.M.P.T. Blokhuis, in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2010.