Parketnummer : 05/504472-09
Data zittingen : 29 juli 2009, 21 oktober 2009, 18 november 2009, 13 januari 2010, 7 april
2010 en 28 april 2010
Datum uitspraak : 12 mei 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. HvB Grave (Unit A + B), Muntlaan 1
Grave.
Raadsman : mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te
Wijchen, in elk geval in de gemeente Wijchen, althans in Nederland tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit, althans opzettelijk die [slachto[slachtoffer] een groot aantal
malen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp,
in het lichaam en/of een of meer lichaamsdelen heeft/hebben gestoken en/of
gesneden (waaronder o.a. in de borst en/of buik en/of rug en/of hals en/of
armen en/of handen) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] hevig bloedend op straat
(zonder hulp in te roepen en/of hulp te verlenen) heeft/hebben achtergelaten
en/of verdachte en/of verdachtes mededader(s) daaraan voorafgaand en/of
daarbij teneinde die [slachtoffer] weerloos te maken en/of weerlozer te maken:
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
-die [slachtoffer] van de trap heeft/hebben geduwd/gegooid en/of
- die [slachtoffer] met een geactiveerd stroomstootwapen heeft/hebben gestoken en/of
geraakt en/of (vervolgens) ((tevens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag)) die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het
lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geschopt en/of
getrapt en/of (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer
(andere) lichaamsdelen heeft/hebben geslagen en/of gestompt
tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 28 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen.
Als benadeelde partij hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd de nabestaanden van [slachtoffer]. Tevens is ter terechtzitting verschenen [nabestaande], één van de nabestaanden van [slachtoffer]. Hij is bijgestaan door mr. A.F. Collignon, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de gehele vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 240,37 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een bebloed voetbed van de sandaal en een shirt met bloed worden verbeurd verklaard.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Door de verdediging is betoogd dat geen sprake is van voorbedachte raad. Verdachtes handelen is veroorzaakt door hevige emoties die door de situatie ter plaatse zijn ontstaan en niet door een tevoren genomen besluit aan de zijde van verdachte. Dit maakt dat geen sprake kan zijn van moord, maar uitsluitend van doodslag.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft het slachtoffer weliswaar neergestoken, maar hij heeft daarbij vanuit een eenmansactie gehandeld. Het feit dat meerdere personen achter elkaar aan renden in de richting van het latere slachtoffer is niet aan te merken als nauwe en bewuste samenwerking. In elk geval had verdachte geen opzet op een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer van de medeverdachten.
Bij de vraag naar de voorbedachte raad acht de rechtbank de volgende aspecten van belang.
Messen
Verdachte heeft verklaard dat hij geen messen bij zich had toen hij de woning aan de [adres] te Wijchen betrad. Eenmaal in de woning zou hij naar boven zijn gelopen, zich daar bedacht hebben en toen beneden in de keuken een mes gepakt hebben om zichzelf te beschermen. Daarna zou hij weer naar boven zijn gelopen. Nadat hij de slaapkamerdeur had ingetrapt zag hij [slachtoffer] met een mes in zijn hand staan, dat hij vervolgens heeft afgepakt. Op deze wijze is hij aan twee messen gekomen.
Deze lezing van verdachte wordt niet ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten die ook ter plaatse waren. Door hen, [medeverdachte1], verdachtes zoon, en [medeverdachte2], de broer van verdachtes ex-vrouw [medeverdachte3], wordt niet verklaard dat verdachte van boven weer naar beneden is gegaan alvorens boven de slaapkamerdeur in te trappen. Ook wordt door hen niet verklaard dat [slachtoffer] een mes in zijn handen had dat door verdachte is afgepakt.
Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de herkomst van de messen ongeloofwaardig. De rechtbank verbindt hieraan de conclusie dat verdachte al vóór binnenkomst in de woning in het bezit van een tweetal messen moet zijn geweest.
Tijdsverloop
Door de ex-vrouw van verdachte, [medeverdachte3] en medeverdachte [medeverdachte2] is verklaard dat [slachtoffer] door verdachte mee naar buiten is genomen. Diverse buurtbewoners hebben verklaard dat zij zien dat een man buiten op het grasveld door drie andere personen wordt geschopt en geslagen. Even later gaan deze drie personen weer de woning aan de [adres] in. Zij zien het latere slachtoffer wankelend opstaan en naar de woning aan de [adres] lopen voor hulp. Op dat adres doet echter niemand open. Op dat moment zien zij dat de lichtgekleurde bovenkleding van [slachtoffer] rood kleurt. Even later zien buurtbewoners weer drie personen uit de woning aan de [adres] komen en achter de gewonde man, [slachtoffer], aan gaan. Eén van deze personen had een mes bij zich. Deze lezing komt overeen met de verklaringen van [medeverdachte1] en medeverdachte [medeverdachte2], inhoudende dat verdachte op enig moment weer terug is gekeerd in de woning alvorens deze definitief te verlaten.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte tot twee keer toe achter [slachtoffer] aan is gegaan. Na het eerste moment van geweld buiten bloedde het slachtoffer, hetgeen kan worden afgeleid uit het feit dat zijn bovenkleding rood kleurde. Na dit eerste moment is verdachte een korte tijd in de woning aan de [adres] geweest. Volgens twee van zijn medeverdachten, zijn zoon en [medeverdachte2], was hij daar met de bedoeling zijn ex-vrouw te doden. Hiervan hebben beide voornoemde medeverdachten hem kunnen weerhouden. Vervolgens heeft verdachte opnieuw de woning verlaten en is hij weer achter het slachtoffer aan gegaan, kennelijk met de bedoeling zijn ‘karwei af te maken’.
Voor bewezenverklaring van voorbedachte raad dient vast te komen staan of verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is, anders dan door de raadsman is bepleit, van oordeel dat daarvoor niet vastgesteld hoeft te worden wanneer ‘het besluit’ exact is genomen. Dit zal ook niet altijd mogelijk zijn nu dit een proces is dat zich afspeelt in iemands hoofd en gedachten. Soms zal een dergelijk besluit waar te nemen zijn door uiterlijke verschijningsvormen, maar dit zal niet altijd het geval zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het tijdsverloop dat heeft plaatsgevonden tussen de diverse geweldshandelingen, verdachte op meerdere momenten de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bovendien was verdachte naar de woning van zijn ex-vrouw toe gegaan en daar binnen gekomen met twee messen. Hij is in de woning de trap op gegaan, heeft de slaapkamerdeur open getrapt en heeft [slachtoffer] de slaapkamer uitgesleurd. Vervolgens is die [slachtoffer] de trap af geduwd en buiten de woning geschopt en geslagen. Daarbij is het slachtoffer waarschijnlijk ook al gestoken, gelet op het waargenomen bloedverlies bij het slachtoffer door getuigen. Verdachte is daarna weer de woning in gegaan, alvorens opnieuw achter die [slachtoffer] aan te gaan en de laatste steekverwondingen toe te brengen.
Hiermee acht de rechtbank, anders dan door de verdediging is betoogd, moord bewezen.
Voor bewezenverklaring van medeplegen dient sprake te zijn van nauwe en bewuste samenwerking.
Door meerdere buurtbewoners is verklaard dat tot twee keer toe het latere slachtoffer [slachtoffer] door drie mannen is belaagd. Gelet op hetgeen onder het kopje ‘Tijdsverloop’ is overwogen gaat de rechtbank er van uit dat verdachte beide keren één van die drie mannen is geweest.
Dit houdt in dat verdachte twee maal mét anderen naar buiten is gegaan om vervolgens [slachtoffer] te verwonden. Als het gaat over het tweede moment waarop het slachtoffer buiten wordt achterna gezeten verklaart getuige [getuige1] zelfs dat twee personen het latere slachtoffer vasthielden terwijl een derde persoon een snijdende beweging maakt aan de voorzijde van het slachtoffer. Gelet op de gelijktijdigheid van de gedragingen en het zich niet distantiëren van de geweldshandelingen door welke medeverdachte dan ook, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en zijn mededaders.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 april 2009 tot en met 12 april 2009 te Wijchen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachto[slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededaders
opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachto[slachtoffer] een groot aantal
malen, met een mes, in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of
gesneden (waaronder o.a. in de borst en/of buik en/of rug en/of hals en/of
armen en/of hand) entengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 april 2010;
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 20 oktober 2009, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapport van drs. [naam], psychiater, gedateerd 12 oktober 2009, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapport van drs. [naam], psycholoog, gedateerd 16 oktober 2009, betreffende verdachte;
• een aanvullende brief op voornoemd psychologisch pro justitia rapport, door drs. [naam], psycholoog, gedateerd 30 maart 2010, betreffende verdachte;
• een brief van dr. [naam], neuroloog, inhoudende een verslag van een neurologisch onderzoek van verdachte, gedateerd 9 februari 2010, betreffende verdachte.
Door drs. [naam], psycholoog en drs. [naam], psychiater is in hun rapport naar voren gebracht, kort gezegd dat geen uitspraak gedaan kan worden over de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid en naar het recidiverisico. De rechtbank kan hiermee dan ook geen rekening houden bij het bepalen van de straf.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer], de partner van zijn ex-vrouw. Hij is samen met zijn oudste zoon en twee broers van zijn ex-vrouw in de late avond naar de woning gegaan waar zijn ex-vrouw en haar partner op dat moment in bed lagen. Eenmaal in de woning heeft verdachte de deur van de slaapkamer opengetrapt. Hij is daar onmiddellijk in gevecht geraakt met [slachtoffer], die vervolgens de trap af is geduwd waarna verdachte en twee mededaders, waaronder zijn zoon, hem achterna zijn gegaan.
Nadat het slachtoffer buiten in elkaar is geschopt en geslagen zijn verdachte en zijn mededaders terug gegaan naar de woning. Het slachtoffer heeft toen kans gezien zich naar de woning van de buren te begeven en heeft daar tevergeefs op de deur gebonsd voor hulp. Korte tijd later is verdachte opnieuw samen met anderen naar buiten gekomen en hebben zij de achtervolging op [slachtoffer] ingezet die volgens getuigen rende voor zijn leven. Getuigen hebben verdachte het slachtoffer zien steken. In totaal zijn aan het slachtoffer 22 steekverwondingen toegebracht. Hij is buiten op straat aan zijn verwondingen overleden, terwijl verdachte per auto van de plaats delict is weg gegaan, zijn zoon daar bij het slachtoffer achterlatend.
Moord is het zwaarste misdrijf dat het Nederlandse Wetboek van Strafrecht kent.
Dit op zichzelf al buitengewoon ernstige feit heeft groot en onherstelbaar leed aan de nabestaanden van het slachtoffer toegebracht, zoals ook is gebleken uit het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht door de zoon van het slachtoffer. Daarnaast moet worden aangenomen dat de moord tevens heeft geleid tot geschokte reacties bij degenen die getuigen zijn geweest van het uiterst gewelddadige tafereel dat zich in die bewuste nacht voor een groot deel op de openbare weg heeft afgespeeld.
Het slachtoffer is volkomen kansloos door verdachte op een brute en meedogenloze wijze om het leven gebracht, waarbij hij als opgejaagd wild, rennend voor zijn leven, op straat is vermoord, welhaast afgeslacht.
Door dit handelen heeft verdachte blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Moord, zoals in het onderhavige geval bewezen is verklaard, is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende uitdrukking geeft aan de ernst van het feit, gelet op de gruwelijke manier waarop verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. De rechtbank zal dan ook een gevangenisstraf opleggen die uitgaat boven de eis van de officier van justitie.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen betreffen een bebloed voetbed van een sandaal en een shirt met bloed. Dit zijn voorwerpen met behulp waarvan een deel van het onder 1 ten laste gelegde feit is begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen, voor zover zij daarover nog een beslissing dient te nemen, verbeurd verklaren.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting een bedrag gevorderd van € 240,37, bestaande uit de kosten van een treinkaartje en hotelovernachting.
De vordering van de nabestaanden van [slachtoffer] is niet betwist door de verdediging en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een voetbed van een sandaal en een shirt met bloed.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij, de nabestaanden van [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader(s) beta(a)l(en)t ook veroordeelde daardoor tegenover de nabestaanden van [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan de nabestaanden van [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen
€ 240,37 (zegge tweehonderdveertig euro en zevenendertig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 240,37, subsidiair 4 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 240,37, (zegge tweehonderdveertig euro en zevenendertig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mrs. H.P.M. Kester-Bik, als voorzitter, I.D. Jacobs en A.M.P.T. Blokhuis, in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2010.