Parketnummer : 05/800772-09
Datum zitting : 26 april 2010
Datum uitspraak : 10 mei 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/rnr : Soldaat der 2e klasse, [nummer]
ingedeeld bij : OCVIO te Ermelo
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Weert opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer]), in het gezicht heefst gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Weert opzettelijk en wederrechtelijk
aan een overhemd en/of een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan en gedragen door [slachtoffer], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft vastgepakt en er aan heeft gerukt en/of
getrokken en aldus dat goed heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
heeft gemaakt;
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Weert wederrechtelijk is binnengedrongen in
een besloten lokaal gelegen de [naam lokaal] en in gebruik bij [betrokkene],
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 26 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is daarbij niet verschenen.
De officier van justitie, mr. J.T. Pouw, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastege¬legd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank komt tot deze conclusie op grond van het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte is binnengedrongen in een op het in de dagvaarding vermelde adres gelegen “besloten lokaal”
in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht, nu niet is gebleken dat er op dat adres iets anders was gelegen dan een woning. De militaire kamer merkt daarbij op dat de wetgever in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht expliciet onderscheid heeft gemaakt tussen “woning” en “besloten lokaal”. Mede gelet op dit wettelijke onderscheid tussen beide termen en mede gezien de strekking van artikel 261 van het wetboek van strafvordering biedt de tenlastelegging onvoldoende ruimte om de in de tenlastelegging gebruikte term “besloten lokaal” aan te merken als een kennelijke verschrijving en daarvoor in de plaats laten komen “een woning”.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 21 juni 2009 te Weert opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer]), in het gezicht heeft gestompt en
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 21 juni 2009 te Weert opzettelijk en wederrechtelijk
een overhemd en een ketting, toebehorende aan en gedragen door [slachtoffer], heeft vastgepakt en er aan heeft getrokken en aldus die goederen heeft vernield
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Noodweerverweer
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de Koninklijke Marechaussee ten aanzien van feit 1 verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging, omdat hij voorafgaande aan zijn eigen optreden door [betrokkene] en [slachtoffer] werd geslagen.
De militaire kamer overweegt dat geen sprake was van een noodweersituatie. Uit niets blijkt noch is anderszins aannemelijk is geworden dat verdachte voorafgaande aan zijn eigen optreden daadwerkelijk is geslagen door [betrokkene] en/of [slachtoffer]. Deze lezing van verdachte wordt niet ondersteund door de andere betrokkenen en door de verbalisanten is bij verdachte bij diens aanhouding, vrijwel direct na het voorval, geen letsel geconstateerd. Mocht er al sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan is voorts geenszins aannemelijk geworden dat verdachte geen ander middel restte dan geweld te gebruiken. Daarbij komt ten slotte dat verdachte zelf de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht door zonder toestemming de woning van [betrokkene], alwaar [slachtoffer] verbleef, binnen te dringen.
Verdachte is daarom strafbaar voor het eerste bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van het tweede bewezenverklaarde feit is evenmin gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 maart 2010.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is naar de woning van zijn ex-vriendin (thans de vriendin van het slachtoffer) gegaan en heeft het slachtoffer in die woning gestompt. Hij heeft het slachtoffer tevens bij zijn overhemd vastgegrepen en aan dat overhemd en aan een halsketting getrokken waardoor deze zijn beschadigd. Bij het handelen van verdachte heeft kennelijk een belangrijke rol gespeeld dat hij het er niet mee eens was dat zijn ex-vriendin hem - naar eigen zeggen zonder uitleg - niet meer toestond zijn zoontje te zien, waarmee zij - opnieuw volgens verdachte - hun onderlinge afspraak over zijn bezoekrecht schond. Wat er ook zij van het schenden van die onderlingen bezoekregeling, dit kan geen rechtvaardiging zijn voor het op deze gewelddadige wijze het heft in eigen handen nemen. Dit voor het slachtoffer intimiderende en beangstigende gedrag dient derhalve te worden afgestraft.
De militaire kamer heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter voor een misdrijf is veroordeeld.
Aangezien de militaire kamer een feit minder bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie, zal zij de officier niet volgen in zijn eis. De militaire kamer zal volstaan met het opleggen van een geldboete van nader te noemen hoogte en een voorwaardelijke werkstraf. De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Straf¬recht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een betaling van een geldboete van € 300,- (driehonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 6 dagen hechtenis.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 20 (twintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechtbank stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 10 (tien) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Aldus gewezen door:
mr. A.Th.M. Vrijhoeven (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en kolonel mr. B.F.M. Klappe (militair lid),
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2010.